8 research outputs found

    Breda Schoolstraat Prinsenbeek: Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

    No full text
    In opdracht van de directie economische zaken en grondbedrijf afdeling vastgoed (voorheen ODB/VGEP/vastgoed) van de Gemeente Breda is op 19, 20, 23, 26, 27, 28 juli en op 18 en 19 oktober 2010 een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd op het terrein aan de Schoolstraat 2a t/m c in Prinsenbeek. Het plangebied ligt in het centrum van Prinsenbeek in de gemeente Breda en wordt omgrensd door Gertrudislaan (W) , Schoolstraat (Z), Markt (O) en de begraafplaats (N). Het plangebied maakt deel uit van de bebouwde kom van Prinsenbeek en was gedeeltelijk bebouwd en gedeeltelijk in gebruik als schoolplein en parkeerterrein. Aanleiding voor het onderzoek is de geplande nieuwbouw van een woonzorgcentrum op het terrein. Het inventariserend veldonderzoek heeft een greppelsysteem uit de late-middeleeuwen, een structuur van een (bij)gebouw, muurwerk en uitbraaksporen van de 19e eeuwse O.L.V. ten Hemelopnemingkerk aan het licht gebracht. Het onderzoek heeft 4 greppels opgeleverd die waarschijnlijk één of twee greppelsystemen hebben gevormd. Twee greppels (S 002 en S 008) zijn noord-zuid georiënteerd en liggen haaks op de huidige Schoolstraat. Een van deze greppels oversnijdt de oost-west georiënteerde greppel (S 006) en is dus jonger. Een derde greppel was meer noordoost-zuidwest georiënteerd (S 005) en ligt niet helemaal parallel aan de hierboven genoemde greppels. Deze greppel wordt oversneden door S 006. En is waarschijnlijk het oudste van de vier. De vierde greppel is oost-west georiënteerd (S 006) en maakt een flauwe bocht. Hoewel er verschillende oversnijdingen van de greppels zijn aangetroffen worden deze greppels, aan de hand van het vondstmateriaal, wel alle vier in de late-middeleeuwen gedateerd. Wanneer we de ligging en oriëntatie van de greppels vergelijken met de perceelsgrenzen zoals aangegeven op het kadastrale minuutplan blijkt dat deze verschillen. Drie greppels behorende tot de laat-middeleeuwse greppelsystemen liggen haaks op de huidige Schoolstraat. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de ontginning van dit gebied heeft plaatsgevonden vanaf de voormalige Slikstraat. In het zuidoosten van het plangebied, dicht tegen de huidige Schoolstraat aan, is een structuur gevonden (structuur 1) die bestaat uit meerdere paalsporen. Helaas kon de volledige structuur tijdens dit onderzoek niet worden opgegraven, waardoor het onduidelijk blijft wat voor gebouw hier gestaan heeft. De grote en diepte van de paalgaten wijzen erop dat er palen hebben gestaan behorende tot een dragende constructie. Of er in dit gebouw is gewoond of dat het als bijgebouw op een erf heeft gestaan blijft onduidelijk. In het zuidoosten zijn resten gevonden van fundamenten. De bakstenen, het metselwerk en de vondsten dateren dit muurwerk in de 19e eeuw. Helaas konden ook hier niet de hele oppervlakte van de fundamenten worden onderzocht. Op de topografische kaarten uit de 19e eeuw en later is er geen gebouw te zien op de locatie waar het muurwerk is aangetroffen. Op het midden van het schoolplein heeft wel een waterpomp gestaan. Mogelijk heeft het muurwerk gediend als fundament voor een soort pomphuisje. Behalve een aantal uitbraaksleuven en uitbraakkuilen gevuld met puin zijn er tijdens dit onderzoek geen sporen of resten van de O.L.V. ten Hemelopnemingkerk kerk aangetroffen. De uitbraaksleuven van de 19e eeuwse kerk zijn niet tot in de natuurlijke bodem gegraven. De bouw en sloop van de kerk heeft de natuurlijke bodem niet verstoord. Onder deze kerk zijn geen resten aangetroffen van een voorganger en ook werden er geen begravingen aangetroffen binnen het plangebied

    Breda Teteringen St Josephstraat 63: Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

    No full text
    In opdracht van de Gemeente Breda is een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd op het erf/grasland gelegen op St. Josephstraat 63 in Teteringen, ten noordoosten van het centrum van Breda. Het plangebied ligt aan de Donkerstraat (z), Zuringpad (o), Zuringveld (n) en St. Josephstraat (w). Aanleiding voor het onderzoek is de renovatie van de bestaande boerderij en geplande nieuwbouw. Het inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven op het terrein rond de St. Josephstraat 63 te Teteringen heeft voornamelijk sporen en vondsten uit de nieuwe tijd opgeleverd. Een groot deel van de bovengrond in werkputten 1 en 2 was verstoord door sloopwerkzaamheden op het terrein. In het vlak van het oostelijke deel van werkput 1 en het noordelijke deel van werkput 2 lagen eveneens grote verstoringen. In werkput 1 zijn twee greppels aangetroffen die op de kadastrale minuutplan van 1824 te zien zijn. Het gaat om twee slootjes langs weerszijden van een haag. Een van de greppels is bovendien in een eerder archeologisch onderzoek aan de St. Josephstraat 43 gedocumenteerd, waar het geïnterpreteerd werd als een bermsloot langs de (voorganger van de huidige) St. Josephstraat. Een ander greppeltje (S 058) in deze werkput zou onderdeel geweest kunnen zijn van een oude kadastrale perceelgrens. Het spoor werd echter doorsneden door een grote zandwinningskuil, waardoor deze interpretatie niet zeker is. In het westelijke gedeelte van de put zijn twee diergraven van runderen aangetroffen, die waarschijnlijk dateren in de nieuwe tijd B. Verder zijn er in deze put een aantal kuilen en paalsporen aangetroffen, die waarschijnlijk dateren in de nieuwe tijd B. Twee paalsporen lijken tot eenzelfde structuur te behoren. In werkput 2 lagen twee oost-west georiënteerde greppels met daarin materiaal uit de nieuwe tijd B. Op een luchtfoto uit 2003 ligt tussen de aangetroffen greppels een strook bomen, waarlangs waarschijnlijk de twee greppels of slootjes hebben gelopen. Tot slot is ten hoogte van een voormalig bakhuis behorend bij de boerderij werkput 3 aangelegd. Tijdens een bouwhistorische opname in 2004 stond het huis nog overeind, en is toen gedocumenteerd. Tijdens het veldonderzoek zijn er in het muurwerk, dat nog deels overeind stond, drie verschillende bouwfases herkend. Waarbij binnen iedere bouwfase nog verbouwings of vervangingsfases aanwezig waren. In de eerste fase was het bakhuis smaller en korter en lag de bakoven in het zuidwesten van het gebouw. Ten tweede wordt het bakhuis richting het zuiden ruim een meter verbreed. Ten derde wordt het reeds verbrede bakhuis aan de oostkant ongeveer drie meter verlengd en blijft de oostelijk buitenmuur gehandhaafd als binnenmuur. Na de bouw van de derde fase verschuift de ovenfunctie naar het nieuwe oostelijke gedeelte. En zal mogelijk aan de zuidoostkant van het gebouw hebben gelegen

    Breda Oosterhoutseweg naast 129: Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

    No full text
    In opdracht van de directie Ruimtelijke Ontwikkeling afdeling Juridische Plannen van de Gemeente Breda is 29 juli 2010 een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd op het terrein ten noorden van Oosterhoutseweg 129. Het plangebied ligt ten noordoosten van het centrum van de gemeente Breda, en wordt begrensd door de Oosterhoutseweg in het oosten en de Heistraat in het westen. De noord- en zuidgrenzen worden gevormd door perceelgrenzen. Het betreft een braakliggend terrein. Aanleiding voor het onderzoek is de nieuwbouw van een bedrijf met woning. Het inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven op het terrein ten noorden van de Oosterhoutseweg 129 te Teteringen heeft alleen sporen en vondsten uit de nieuwe tijd opgeleverd. In werkput 1 zijn twee greppels aangetroffen, die vermoedelijk oude perceelsgrenzen markeren. Een van de greppels (S 004) is in een eerder archeologisch onderzoek op percelen direct ten zuiden van het plangebied aangetroffen, waar het gedateerd werd in de 16de - 17de eeuw. De greppel S 001 is te herkennen op de kadastrale minuutplan 1824 als perceelsgrens. Mogelijk geven beide greppels de begrenzing aan van een akkerwalletje dat de oostelijke akker heeft omheind. Verder zijn er een aantal kuiltjes en een paalspoor aangetroffen, die waarschijnlijk recent van aard zijn

    Breda Teteringen Waterakkers Bouverijen: Opgraving

    No full text
    In opdracht van de dienst Programmamanagement en Projecten van de gemeente Breda heeft het Bureau Cultureel Erfgoed een opgraving uitgevoerd op de locatie Waterakkers Bouverijen in ten westen van Teteringen. Het terrein is deels in gebruik als landbouwgrond en ligt deels braak. Aanleiding voor het onderzoek is de wijziging van het bestemmingsplan en de toekomstige bouw van woningen en ontgraving ten behoeve van een waterpartij waarbij bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden. De bodem in het plangebied bestaat uit dekzand (C-horizont) dat is afgedekt door opgebrachte grond (A-horizont). In het noordelijk deel van het plangebied is deels nog een, al dan niet verrommelde, oude akkerlaag aanwezig. In werkput 7 is een deel van het dal van de Boeverije waargenomen. In een deel van de werkput is op het dekzand een kleilaag aanwezig. De C-horizont ligt in dit beekdal dan ook lager dan in het noordelijk deel van het plangebied. Tevens loopt het dekzand naar het westen toe af, hoewel ook in het oosten de C-horizont iets lager is gelegen (werkput 3). Het plangebied ligt op de overgang van de lage dekzandrug van Teteringen naar de lage zandgronden waar de Vughtpolder is gelegen. Het onderzoek heeft een greppel (S 038) uit de Spaanse periode opgeleverd. Het is een vrij ondiepe greppel met aan de westzijde een sterk onregelmatig verloop. De greppel lijkt vrij snel weer te zijn dichtgegooid door de brokkige vulling. Het is zeer waarschijnlijk dat de greppel deel uitmaakt van de contravallatielinie die Spinola rondom Breda heeft laten aanleggen tijdens de belegeringen in 1624/25. Het is echter niet duidelijk of het de tijdelijke of definitieve contravallatielinie betreft. De overige greppels zijn recent van aard. De paalsporen die twee of vier mogelijke structuren vormen, diverse kuilen, een mogelijke waterput en de tonput zijn waarschijnlijk te dateren in de Tachtigjarige Oorlog. Op basis van de overeenkomstige aard van de vullingen (donkergrijs tot zwart humeus zand) worden deze sporen eveneens aan de belegeringen in 1624/25 gekoppeld. Het aangetroffen aardewerk is niet voldoende om betrouwbare uitspraken te doen over een meer exacte datering, maar is niet in tegenspraak met een datering in de Tachtigjarige Oorlog. In de overige werkputten zijn geen sporen aangetroffen die wijzen op bewoning van het gebied in de prehistorie of latere perioden. Er zijn voornamelijk losliggende paalsporen aangetroffen en enkele kuilen. Werkput 6 is in zijn geheel verstoord met kuilen en greppels voor het opkuilen van kuilmest. Wel heeft hier een noord zuid georiënteerde greppel gelegen die nog niet op het kadastrale minuutplan van 1824 staat aangegeven. Wellicht is hier sprake van een oudere perceelgreppel. In werkput 7 is het beekdal van de Boeverije aangesneden. In dit deel van het plangebied zijn geen aanwijzingen van menselijke activiteiten in de prehistorie aangetroffen

    'Tot behoef van de siecken ende armen'. Archeologisch onderzoek naar het Bredase Gasthuis, 1958-2006: Erfgoedrapport Breda 95

    No full text
    Het voormalige Gasthuiscomplex van Breda ligt net buiten de middeleeuwse stadskern die in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw was omgeven door een stadsmuur en stadsgracht. Aan de zuidzijde van de uitvalsweg die uiteindelijk richting ’s Hertogenbosch voert en daarom Boschstraat genoemd. Oorspronkelijk was de benaming van deze weg “Bij het Gasthuis” of “Buiten de Gasthuispoort”. De bebouwing aan de Boschstraat, oostelijk van het Gasthuis, ontwikkelde zich in die tijd zodanig dat de straat in 1526 werd aangeduid als het Gasthuiseinde, waarbij de term ‘einde’ duidt op een voorstad met aaneengesloten lintbebouwing. Ook aan de zuidelijke en westelijke uitvalswegen waren dergelijke voorsteden in de late middeleeuwen ontstaan. Deze werden ook opgenomen in de nieuwe vestingwerken die vanaf 1531 werden aangelegd. Daarmee kwam ook het Gasthuis binnen de vesting te liggen. De exacte stichtingsdatum van het Gasthuis van Breda is onbekend, evenmin door wie het gesticht is. De oudste vermelding ervan dateert uit 1246. Het gaat daarbij om het testament van Godfried IV van Schoten, heer van Breda, waarin hij een klein legaat aan het ‘hospitale de Breda’ nalaat. Aangenomen wordt dat hiermee het Gasthuis bedoeld wordt. Gezien het feit dat de vermelding ervan nog van voor de stadsrechten in 1252 dateert, wordt aangenomen dat het Gasthuis dan nog niet lang bestaat en niet verder teruggaat dan het eerste of tweede kwart van de 13de eeuw. Deze aanname is in overeenstemming met het feit dat de meeste gasthuisstichtingen in Brabant en elders uit deze periode dateren. In de periode 1958-2006 zijn er op het terrein van het Gasthuis diverse opgravingen uitgevoerd. Daarmee is ca. tweederde van het terrein onderzocht. Het niet onderzochte gedeelte bevindt zich onder het huidige museum of is niet opgegraven tijdens het onderzoek van 1985. In januari 2010 presenteerden Erfgoed Nederland en NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek de tweede fase van het Odysseeprogramma, dat zich richt op de ontsluiting van onuitgewerkt archeologisch onderzoek uit de twintigste eeuw. Kortlopend onderzoek, van maximaal een jaar, zou kunnen worden gefaciliteerd met een NWO-subsidie. De gemeente Breda heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een plek in het Odysseeprogramma en wel voor het Gasthuiscomplex van Breda. Op 14 juli 2010 deelde de Stuurgroep Odyssee, namens NWO en Erfgoed Nederland mee dat was besloten het ingediende voorstel te willen subsidiëren. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het rapport "'Tot behoef van de siecken ende armen' Archeologisch onderzoek naar het Bredase Gasthuis, 1958-2006". Met dit rapport zijn we er in geslaagd om verbindingen te leggen tussen de diverse opgravingsprojecten en het complex nauwkeuriger te duiden. Ruimtelijke ontwikkelingen op en om het complex worden aan de hand van de opgravingsdata en historisch onderzoek verhelderd. De vroegste ontwikkeling blijft echter in nevelen gehuld. Doordat het Gasthuis in of bij een reeds bestaande (agrarische) nederzetting wordt werd gebouwd en het ontbreken van goed gedateerde sporen uit deze tijd is het niet goed mogelijk om de aard en begrenzing van het oudste complex vast te stellen. In de 14e -16e eeuw is er echter sprake van een volwaardig gasthuiscomplex met een gasthuis, kapel, begraafplaats, een beijerd en een agrarische component. Met betrekking tot het consumptiepatroon en de materiële cultuur kunnen er voor deze periode belangrijke uitspraken gedaan worden. Aan de hand van uitgebreid archiefonderzoek kon voor de postmiddeleeuwse periode nauwkeurig de inkrimping van het complex, ruimtelijk èn functioneel, worden vastgesteld. In het voormalige Oudemannenhuis, heden ten dage een relict in een modern stedelijk bouwblok, is nu het “Museum of the Image” (MOTI) gevestigd. We hopen dat we met het onderzoeksrapport de bijzondere geschiedenis van dit complex hebben kunnen visualiseren

    Uitwerking gasthuiscomplex de Beijerd te Breda

    No full text
    Het voormalige Gasthuiscomplex van Breda ligt net buiten de middeleeuwse stadskern die in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw was omgeven door een stadsmuur en stadsgracht. Aan de zuidzijde van de uitvalsweg die uiteindelijk richting ’s Hertogenbosch voert en daarom Boschstraat genoemd. Oorspronkelijk was de benaming van deze weg “Bij het Gasthuis” of “Buiten de Gasthuispoort”. De bebouwing aan de Boschstraat, oostelijk van het Gasthuis, ontwikkelde zich in die tijd zodanig dat de straat in 1526 werd aangeduid als het Gasthuiseinde, waarbij de term ‘einde’ duidt op een voorstad met aaneengesloten lintbebouwing. Ook aan de zuidelijke en westelijke uitvalswegen waren dergelijke voorsteden in de late middeleeuwen ontstaan. Deze werden ook opgenomen in de nieuwe vestingwerken die vanaf 1531 werden aangelegd. Daarmee kwam ook het Gasthuis binnen de vesting te liggen. De exacte stichtingsdatum van het Gasthuis van Breda is onbekend, evenmin door wie het gesticht is. De oudste vermelding ervan dateert uit 1246. Het gaat daarbij om het testament van Godfried IV van Schoten, heer van Breda, waarin hij een klein legaat aan het ‘hospitale de Breda’ nalaat. Aangenomen wordt dat hiermee het Gasthuis bedoeld wordt. Gezien het feit dat de vermelding ervan nog van voor de stadsrechten in 1252 dateert, wordt aangenomen dat het Gasthuis dan nog niet lang bestaat en niet verder teruggaat dan het eerste of tweede kwart van de 13de eeuw. Deze aanname is in overeenstemming met het feit dat de meeste gasthuisstichtingen in Brabant en elders uit deze periode dateren. In de periode 1958-2006 zijn er op het terrein van het Gasthuis diverse opgravingen uitgevoerd. Daarmee is ca. tweederde van het terrein onderzocht. Het niet onderzochte gedeelte bevindt zich onder het huidige museum of is niet opgegraven tijdens het onderzoek van 1985. In januari 2010 presenteerden Erfgoed Nederland en NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek de tweede fase van het Odysseeprogramma, dat zich richt op de ontsluiting van onuitgewerkt archeologisch onderzoek uit de twintigste eeuw. Kortlopend onderzoek, van maximaal een jaar, zou kunnen worden gefaciliteerd met een NWO-subsidie. De gemeente Breda heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een plek in het Odysseeprogramma en wel voor het Gasthuiscomplex van Breda. Op 14 juli 2010 deelde de Stuurgroep Odyssee, namens NWO en Erfgoed Nederland mee dat was besloten het ingediende voorstel te willen subsidiëren. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het rapport "'Tot behoef van de siecken ende armen' Archeologisch onderzoek naar het Bredase Gasthuis, 1958-2006". Met dit rapport zijn we er in geslaagd om verbindingen te leggen tussen de diverse opgravingsprojecten en het complex nauwkeuriger te duiden. Ruimtelijke ontwikkelingen op en om het complex worden aan de hand van de opgravingsdata en historisch onderzoek verhelderd. De vroegste ontwikkeling blijft echter in nevelen gehuld. Doordat het Gasthuis in of bij een reeds bestaande (agrarische) nederzetting wordt werd gebouwd en het ontbreken van goed gedateerde sporen uit deze tijd is het niet goed mogelijk om de aard en begrenzing van het oudste complex vast te stellen. In de 14e -16e eeuw is er echter sprake van een volwaardig gasthuiscomplex met een gasthuis, kapel, begraafplaats, een beijerd en een agrarische component. Met betrekking tot het consumptiepatroon en de materiële cultuur kunnen er voor deze periode belangrijke uitspraken gedaan worden. Aan de hand van uitgebreid archiefonderzoek kon voor de postmiddeleeuwse periode nauwkeurig de inkrimping van het complex, ruimtelijk èn functioneel, worden vastgesteld. In het voormalige Oudemannenhuis, heden ten dage een relict in een modern stedelijk bouwblok, is nu het “Museum of the Image” (MOTI) gevestigd. We hopen dat we met het onderzoeksrapport de bijzondere geschiedenis van dit complex hebben kunnen visualiseren
    corecore