4 research outputs found

    Risico's op systemische effecten na huidblootstelling : Deel C: N-methylpyrrolidon als voorbeeld casus

    No full text
    Uit dit rapport blijkt dat een nieuw ontwikkelde werkwijze toepasbaar is om een gezondheidskundige risico beoordeling uit te voeren. Deze werkwijze schat het risico in van systemische gezondheidseffecten voor werknemers als gevolg van huidblootstelling aan chemische stoffen. N-methylpyrrolidon (NMP), als ingrediënt in verf afbijtmiddelen, is gekozen om de ontwikkelde werkwijze te testen. Hiervoor is informatie nodig over de fysischchemische en toxicologische eigenschappen van NMP. De beschikbaarheid van informatiebronnen kan in drie verschillende niveaus worden ingedeeld (werknemer, branche organisatie en professionals). Voor elk informatieniveau is de werkwijze toegepast. Met NMP als voorbeeld, kan de werkwijze zonder problemen toegepast worden wanneer er voldoende informatiebronnen beschikbaar zijn. In het geval dat er alleen toegang is tot het veiligheidsinformatieblad (VSB), is de beschikbare informatie te beperkt om tot een bruikbare risicoschatting te komen met de voorgestelde werkwijze.A newly developed methodology was found to be applicable to perform a health risk assessment. This methodology estimates the risk of systemic effects after occupational dermal exposure to chemical substances. N-methylpyrrolidone (NMP), as constituent in paint removing agents, was chosen to evaluate the proposed methodology. The applied methodology requires information on the physico-chemical and toxicological characteristics of NMP. Three different levels of information availability (worker, branch organization and professionals) were identified and for each level the methodology was applied. Using NMP as example, the methodology can be applied without problems if sufficient information sources are available. When only the (extended) Safety Data Sheet ((e)SDS) is available, information is too limited to be of use in the proposed methodology.Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenhei

    Prioritering en risicomanagement van sensibiliserende stoffen in REACH wetgeving

    No full text
    Sensibiliserende stoffen (stoffen die allergie kunnen veroorzaken) kunnen worden aangemerkt als zeer ernstige zorgstoffen (stoffen met hoog risico), volgens de REACH wetgeving (artikel 57f). Als gevolg hiervan kan een procedure, waarbij toestemming voor het gebruik van de stof moet worden aangevraagd, worden gestart. Op deze wijze kunnen de risico's van sensibiliserende stoffen worden beperkt. In dit rapport zijn voor drie stoffen de mogelijkheden die artikel 57(f) biedt en andere risicomaatregelen verkend. Op dit moment wordt in de huidige wetgeving onvoldoende rekening gehouden met risico's van allergene stoffen. De drie stoffen zijn geselecteerd op basis van een prioriteringsstrategie die in dit rapport is opgesteld. Prioriteit wordt gegeven aan stoffen die zowel via de luchtwegen als via de huid allergene reacties kunnen geven, die worden gebruikt in grote hoeveelheden, vele verschillende toepassingen kennen en niet al worden gereguleerd door andere wetgeving dan REACH.A proper risk management option for sensitizers (substances that can cause allergy) is to qualify sensitizers as substances of very high (SVHC) concern, under REACH legislation (article 57f). Then an authorization process can be started. The authorization route in REACH aims at ensuring that the risks resulting from the use of SVHCs are controlled and that the substance is replaced where possible. In three case studies, several risk management options to control the possible risks of sensitizers were explored. Currently, possible risks of these sensitizing substances are not adequately controlled in existing legislation. The substances selected for the case studies are based on a priority setting strategy for sensitizers set up in this report. Criteria are whether a substance can induce respiratory and/or skin sensitization or both, is used in high amounts leading to widespread use, and not already covered in other legislationsMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenhei

    Onderzoek naar de noodzaak voor een uitzonderingsclausule voor het gebruik van dichloormethaan (DCM)

    Get PDF
    In Europa is het chemische stoffenbeleid geregeld in REACH Verordening (EG) 1907/2006. Onderdeel van REACH is Bijlage XVII waarin stoffen worden opgenomen waarvoor restricties gelden. In Bijlage XVII is de stof dichloormethaan of methyleenchloride (DCM) opgenomen waarvoor voor het overgrote deel een verbod geldt voor het verhandelen en gebruik van deze stof in verfafbijtmiddelen. Bijlage XVII schrijft ook voor dat EU lidstaten via een uitzonderingsclausule onder strikte voorwaarden het gebruik van DCM-houdende verfafbijtmiddelen langer mogen toestaan. Dit onderzoek had als doel de noodzaak na te gaan of Nederland gebruik zou willen maken van deze uitzonderingsclausule op basis van argumenten die door de Nederlandse ondernemersorganisatie voor de schilders-, onderhouds-, metaalconserveringsen glasbranche (FOSAG) naar voren zijn gebracht. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er voor de FOSAG aangevoerde toepassingen alternatieve verfverwijderingsmethoden beschikbaar zijn. Deze alternatieve methoden maken gebruik van DCM-vrije verfafbijtmiddelen al dan niet in combinatie met een reinigingsmiddel. Het gebruik van deze alternatieven vergt echter wel een andere benadering waarvan een andere logistiek de voornaamste is.SZ

    The Seventeenth Century

    No full text
    corecore