151 research outputs found

    Computational tibial bone remodeling over a population after total knee arthroplasty:A comparative study

    Get PDF
    Periprosthetic bone loss is an important factor in tibial implant failure mechanisms in total knee arthroplasty (TKA). The purpose of this study was to validate computational postoperative bone response using longitudinal clinical DEXA densities. Computational remodeling outcome over a population was obtained by incorporating the strain‐adaptive remodeling theory in finite element (FE) simulations of 26 different tibiae. Physiological loading conditions were applied, and bone mineral density (BMD) in three different regions of interest (ROIs) was considered over a postoperative time of 15 years. BMD outcome was compared directly to previously reported clinical BMD data of a comparable TKA cohort. Similar trends between computational and clinical bone remodeling over time were observed in the two proximal ROIs, with most rapid bone loss taking place in the initial months after TKA and BMD starting to level in the following years. The extent of absolute proximal BMD change was underestimated in the FE population compared with the clinical subject group, which might be the result of significantly higher initial clinical baseline BMD values. Large differences in remodeling response were found in the distal ROI, in which resorption was measured clinically, but a large BMD increase was predicted by the FE models. Multiple computational limitations, related to the FE mesh, loading conditions, and strain‐adaptive algorithm, likely contributed to the extensive local bone formation. Further research incorporating subject‐specific comparisons using follow‐up CT scans and more extensive physiological knee loading is recommended to optimize bone remodeling more distal to the tibial baseplate

    Sample size justifications in Gait & Posture

    Get PDF
    BACKGROUND: Context regarding how researchers determine the sample size of their experiments is important for interpreting the results and determining their value and meaning. Between 2018 and 2019, the journal Gait & Posture introduced a requirement for sample size justification in their author guidelines. RESEARCH QUESTION: How frequently and in what ways are sample sizes justified in Gait & Posture research articles and was the inclusion of a guideline requiring sample size justification associated with a change in practice? METHODS: The guideline was not in place prior to May 2018 and was in place from 25th July 2019. All articles in the three most recent volumes of the journal (84-86) and the three most recent, pre-guideline volumes (60-62) at time of preregistration were included in this analysis. This provided an initial sample of 324 articles (176 pre-guideline and 148 post-guideline). Articles were screened by two authors to extract author data, article metadata and sample size justification data. Specifically, screeners identified if (yes or no) and how sample sizes were justified. Six potential justification types (Measure Entire Population, Resource Constraints, Accuracy, A priori Power Analysis, Heuristics, No Justification) and an additional option of Other/Unsure/Unclear were used. RESULTS: In most cases, authors of Gait & Posture articles did not provide a justification for their study's sample size. The inclusion of the guideline was associated with a modest increase in the percentage of articles providing a justification (16.6-28.1%). A priori power calculations were the dominant type of justification, but many were not reported in enough detail to allow replication. SIGNIFICANCE: Gait & Posture researchers should be more transparent in how they determine their sample sizes and carefully consider if they are suitable. Editors and journals may consider adding a similar guideline as a low-resource way to improve sample size justification reporting

    Assessing the impact of peripheral mega retail centres on traditional urban shopping centres

    Get PDF
    Recently, retail planning policy in the Netherlands has become much more liberal, probably stimulating the development of new (types of) out-of-town retail centres. This raises the question whether these new out-of-town retail centres will threaten existing retail centres. The purpose of this paper is to present a method to assess the likely effects of new peripheral retail centres on existing retail structures.The method is based on the stated choice approach. Different realizations of an imaginary peripheral mega shopping centre are presented to respondents. The respondents have to estimate the number of times each existing shopping centre and the new imaginary peripheral centre would have been visited if the imaginary centre had existed. The following variables were used to define the imaginary peripheral retail centre: supply of six branches, distance from home to the peripheral centre, price-product quality ratio, design and ambiance, and entertainment. The results show that depending on its characteristics, a peripheral mega centre can have severe impact on existing shopping centres.Onlangs is het Nederlandse beleid ten aanzien van het ontwikkelen van perifere winkelcentra aanzienlijk versoepeld. Men maakt zich zorgen over de mogelijke gevolgen hiervan voor de bestaande winkelcentra. Het doel van deze studie is een methode te presenteren waarmee de gevolgen van nieuwe perifere winkelcentra ingeschat kunnen worden.De methode is gebaseerd op de “stated choice” benadering. Respondenten krijgen verschillende realisaties van denkbeeldige perifere winkelcentra voorgelegd. Voor elk denkbeeldig perifeer winkelcentrum dienen ze aan te geven hoe vaak ze dit centrum en elk bestaand centrum zouden bezoeken indien het denkbeeldige centrum zou bestaan. De kenmerken van de denkbeeldige centra zijn bepaald aan de hand van de volgende variabelen : aanbod (zes branches), afstand van woning tot centrum, prijs-kwaliteit verhouding, ontwerp en sfeer, vermaak. De resultaten geven aan dat, afhankelijk van de kenmerken, het perifere winkelcentrum aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de bestaande winkelcentra

    Autism and Inclusive Education: Recommendations for improvement during and after COVID-19

    Get PDF
    Context: COVID-19 has disproportionately affected the autism community yet also provided an opportunity to improve education delivery. There are several policies to ensure education for autistic children, but there are still gaps that need to be filled.  Policy Options: This policy brief analyses several interventions designed to create a more inclusive education environment for autistic children. The four policy options described and analyzed are: Teacher assistants focussing on children with special education needs, Peer Mentoring Interventions (PMI), Digitalization of Education, and Gamification. Recommendations: The analysis concludes that PMI and Gamification would be the most feasible to implement. PMI can improve the dynamic between autistic children and their neurotypical peers. Gamification enables personalization to educational needs and fluid transition to at-home education. Subsequently, the European Union already invests in gamification, making the step smaller to invest in gamification for inclusive education. &nbsp

    Effectief bewegingsonderwijs op de basisschool:een didactisch kader ten behoeve van landelijk peilingonderzoek Een literatuurstudie naar de effecten van bewegingsonderwijs in het primair onderwijs

    Get PDF
    Onder de naam Peil.onderwijs voert de Inspectie van het Onderwijs de regie over periodieke peilingsonderzoeken in het primair onderwijs. Peil.onderwijs is de opvolger van PPON, uitgevoerd door Cito. In deze peilingen wordt gerapporteerd over de inrichting van het onderwijs en de kennis, attitude en vaardigheden die leerlingen hebben op de gepeilde inhoudsgebieden. In de nieuwe opzet van de peilingen is een belangrijke doelstelling meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen kenmerken van het onderwijs, zoals aanbod, instructie en differentiatie en de competenties. In het voorjaar van 2024 is een nieuwe peiling gepland naar de kenmerken van bewegingsonderwijs en de bewegingscompetenties van leerlingen aan het einde van het basisonderwijs. Ter voorbereiding op deze peiling wordt een literatuurstudie uitgevoerd naar wat uit onderzoek bekend is over de relatie tussen de kenmerken van bewegingsonderwijs en de bewegingscompetenties. De centrale vraagstelling van dit literatuuronderzoek luidt als volgt: “Welke kenmerken van bewegingsonderwijs in het basisonderwijs dragen bij aan het behalen van de beoogde bewegingscompetenties?" Het doel van de literatuurstudie is inzicht geven in de factoren die bijdragen aan de bewegingscompetenties van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Het inzicht van de beïnvloedende factoren dient een kader te vormen voor de ontwikkeling van onderzoeksinstrumenten waarmee het bewegingsonderwijs in het geplande peilingsonderzoek in kaart gebracht kan worden. Als eerste stap is echter nodig om te kijken naar de inhoud van de bewegingscompetenties. Op dit moment bestaan de bewegingscompetenties uit grondvormen van bewegen (o.a. gooien en vangen) en reguleringsvaardigheden (o.a. hulpverlenen). Onder invloed van de verwachte verandering in het kader van curriculum.nu zullen de bewegingscompetenties waarschijnlijk verbreed worden. In deze studie gaan we uit van onderstaande bewegingscompetenties: •Leren bewegen •Gezond bewegen •Bewegen regelen •Bewegen betekenis geven •Samen bewegen •Beweegcontexten verbinden In de literatuurstudie wordt een schets gegeven van de doelen van het bewegingsonderwijs (bewegingscompetenties) en de kenmerken die hierop van invloed zijn. Op basis van een (internationale) literatuurstudie wordt per bewegingscompetentie aangegeven wat de werkzame elementen zijn. Op basis van deze informatie worden meer generieke werkzame elementen gedestilleerd. Hieruit volgen dan de aanbevelingen voor het bewegingsonderwijs en het peilingsonderzoek

    Effectief bewegingsonderwijs op de basisschool::een didactisch kader ten behoeve van landelijk peilingonderzoek

    Get PDF
    De centrale vraagstelling van dit literatuuronderzoek luidt als volgt: “Welke kenmerken van bewegingsonderwijs in het basisonderwijs dragen bij aan het behalen van de beoogde bewegingscompetenties? Het doel van de literatuurstudie is inzicht geven in de factoren die bijdragen aan de bewegingscompetenties van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Het inzicht van de beïnvloedende factoren dient een kader te vormen voor de ontwikkeling van onderzoeksinstrumenten waarmee het bewegingsonderwijs in het geplande peilingsonderzoek in kaart gebracht kan worden. Als eerste stap is echter nodig om te kijken naar de inhoud van de bewegingscompetenties. Op dit moment bestaan de bewegingscompetenties uit grondvormen van bewegen (o.a. gooien en vangen) en reguleringsvaardigheden (o.a. hulpverlenen). Onder invloed van de verwachte verandering in het kader van curriculum.nu zullen de bewegingscompetenties waarschijnlijk verbreed worden. In deze studie gaan we uit van onderstaande bewegingscompetenties: • Leren bewegen • Gezond bewegen • Bewegen regelen • Bewegen betekenis geven • Samen bewegen • Beweegcontexten verbinden Deze overzichtsstudie werd mogelijk gemaakt met financiële steun van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (405-21-922
    • …
    corecore