15 research outputs found
Physical therapy plus general practitionersâ care versus general practitionersâ care alone for sciatica: a randomised clinical trial with a 12-month follow-up
A randomised clinical trial in primary care with a 12-months follow-up period. About 135 patients with acute sciatica (recruited from May 2003 to November 2004) were randomised in two groups: (1) the intervention group received physical therapy (PT) added to the general practitionersâ care, and (2) the control group with general practitionersâ care only. To assess the effectiveness of PT additional to general practitionersâ care compared to general practitionersâ care alone, in patients with acute sciatica. There is a lack of knowledge concerning the effectiveness of PT in patients with sciatica. The primary outcome was patientsâ global perceived effect (GPE). Secondary outcomes were severity of leg and back pain, severity of disability, general health and absence from work. The outcomes were measured at 3, 6, 12 and 52Â weeks after randomisation. At 3Â months follow-up, 70% of the intervention group and 62% of the control group reported improvement (RR 1.1; 95% CI 0.9â1.5). At 12Â months follow-up, 79% of the intervention group and 56% of the control group reported improvement (RR 1.4; 95% CI 1.1; 1.8). No significant differences regarding leg pain, functional status, fear of movement and health status were found at short-term or long-term follow-up. At 12Â months follow-up, evidence was found that PT added to general practitionersâ care is only more effective regarding GPE, and not more cost-effective in the treatment of patients with acute sciatica than general practitionersâ care alone. There are indications that PT is especially effective regarding GPE in patients reporting severe disability at presentation
Diet and ADHD
Het is op dit moment onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd of er een verband is tussen voeding en ADHD. Daardoor kunnen er geen concrete voedingsadviezen worden gegeven om symptomen van ADHD te verminderen. Deze conclusie is gebaseerd op enkele onderzoeksactiviteiten die het RIVM in opdracht van het Ministerie van VWS in de afgelopen vier jaar heeft uitgevoerd op dit terrein. Het RIVM beveelt gedegen wetenschappelijk onderzoek aan dat antwoord kan geven op de vraag of met voeding daadwerkelijk ADHDsymptomen te beïnvloeden zijn. Hiervoor worden suggesties gedaan. Deze onderzoeksactiviteiten zijn uitgevoerd vanwege aanwijzingen uit het veld dat er een relatie zou zijn tussen ADHD en voeding, vooral bij diëten waarin bepaalde voedingsmiddelen worden vermeden. Mocht dit verband er daadwerkelijk zijn, dan kunnen voedingsadviezen eraan bijdragen dat kinderen minder ADHD-medicatie hoeven te gebruiken. Aanbevelingen vervolgonderzoek In vervolgonderzoek is het van belang dat kinderen en hun ouders niet mogen weten of ze een ADHD-dieet volgen of een placebo-dieet. Hiermee wordt voorkomen dat ouders van kinderen met een ADHD-dieet het gedrag van hun kinderen positiever beoordelen dan ouders van kinderen uit een controlegroep. Daarnaast moet uitgesloten worden dat een eventueel effect wordt veroorzaakt door andere veranderingen dan die in voeding die tijdens het onderzoek plaatsvinden. Zo kunnen kinderen gedurende het onderzoek meer structuur in hun eetgedrag of meer aandacht krijgen. Ook is het belangrijk om te weten in hoeverre de groep kinderen met ADHD die deelneemt aan het onderzoek een representatieve afspiegeling is van alle kinderen met ADHD.To date, scientific research has not shown whether or not there is a link between nutrition and ADHD. Therefore, no clear dietary advice can be given to reduce the severity of ADHD symptoms. This conclusion is based on several research activities carried out during the last four years on this subject by the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) at the request of the Dutch Ministry of Health Welfare and Sport (VWS).The RIVM recommends robust scientific research that can provide an answer to the question of whether or not nutrition can actually have an effect on symptoms of ADHD. To this end, suggestions are made. These research activities have been done because of indications from literature that there could be a link between ADHD and diet; this is particularly the case for diets in which certain foodstuffs are avoided. Should this link turn out to be true, then dietary advice could help in the treatment of children with ADHD so that less drugs are needed. Recommendations for further research In further studies it is important that children and their parents do not know if they are following an ADHD diet or a placebo diet. This prevents the parents of children following an ADHD diet from assessing their child's behavior as more positive than the parents of children in a control group. In addition, the research has to exclude the possibility that an effect has been caused by changes during the study other than in the diet. During a study children could gain more structure in their eating behavior and receive more attention. It is also important to know the degree to which the children in the ADHD group participating in the study are representative of children with ADHD in general.VW
Visualization of the nutritional situation in the Netherlands: an instrument
Het rapport beschrijft een instrument waarmee de beoordeling van voeding en lichamelijke activiteit aan de hand van de Richtlijnen Goede Voeding (RGV) gevisualiseerd wordt in een figuur, zodat in een oogopslag inzicht kan worden verkregen in de voedingssituatie van de bevolking of de betreffende bevolkingsgroep. De figuur betreft een cirkel verdeeld in segmenten. Elk segment beschrijft de situatie van een bepaalde voedingsfactor of van de mate van activiteit. De kleur van het segment geeft aan of er reden tot bezorgdheid is, en de grootte geeft aan in welke mate gezondheidswinst te behalen is. Binnen elk segment wordt tevens gevisualiseerd in welke mate het percentage dat voldoet aan de richtlijn toegenomen of afgenomen is vergeleken met voorgaande peilingen. In het rapport is het instrument toegepast op recente Nederlandse voedselconsumptiepeilingen (VCP's) bij jongvolwassenen van 19-30 jaar en bij kinderen van 2-6 jaar. Tevens zijn enkele fictieve voorbeelden opgenomen om de toepassingsmogelijkheden van het instrument volledig tot hun recht te laten komen. Bij gebleken bruikbaarheid voor het voedingsbeleid (en/of andere toepassingsgebieden) zou het instrument opgenomen kunnen worden in rapportages van voedselconsumptiepeilingen.In the report an instrument is described that visualizes the assessment of nutrition and physical activity against the Guidelines for a Healthy Diet of the Health Council of the Netherlands into one single figure, in order to provide an overall view of the nutritional situation of the population or subgroup of the population. The instrument consists of a circle divided into a number of parts. Each part describes the situation with respect to a specific nutritional factor (vegetables, fruit, fibre, fish, saturated fat, trans-saturated fat, salt, alcohol) or level of physical activity. The colour of each part indicates whether there is reason for concern and the size points at the level of health gain that might be obtained by complying with the Guidelines. Within each part there is a small circle indicating in percentage points to what level the percentage complying with the Guidelines has increased or decreased in comparison with previous surveys on the nutritional situation. In the report the instrument has been applied to data from recent Dutch food consumption surveys (VCPs) with adults in the age of 19-30 years (VCP Young Adults, 2003) and with children aged 2-6 years (VCP Young Children, 2006). The instrument could not be fully applied to these two subgroups because of lacking data and therefore it was necessary to use fictitious examples to be able to demonstrate all aspects of the instrument. As soon as the instrument has proven to be valuable to nutrition policy (or perhaps to other application fields such as nutrition information and education) the instrument might get a permanent position in the reports on food consumption and nutrition surveys.VW
Het Vinkje : Inventarisatie van de ontwikkeling in de criteria voor toekenning
Het Vinkje-logo geeft consumenten informatie over de samenstelling van een voedingsmiddel. Het Vinkje is een particulier initiatief, dat wordt gesteund door het ministerie van VWS. Het doel is tweeledig: producenten stimuleren om gezondere producten te maken en consumenten stimuleren om voor deze gezondere producten te kiezen. Producten kunnen een Vinkje krijgen als de producent lid is van de Stichting Ik Kies Bewust en het product aan bepaalde criteria voldoet. Uit een inventarisatie van het RIVM blijkt dat deze criteria overeenkomen met de Richtlijnen Voedselkeuze van het Voedingscentrum. Ook blijkt dat de criteria de afgelopen jaren zijn aangescherpt. Het Vinkje is enkele jaren geleden ingevoerd na een oproep van de Wereldgezondheidsorganisatie om producten gezonder te maken. Er zijn twee soorten Vinkjes. Het Vinkje met een groene cirkel geldt voor producten met een gezondere samenstelling uit een productgroep uit basisvoedingsmiddelen zoals volkorenbrood, magere en halfvolle zuivel, en verse groenten en fruit. Het Vinkje met een blauwe cirkel betreft producten uit voedingsmiddelengroepen die niet in de schijf van vijf staan, zoals oplossoep, hagelslag, jam, vruchtensap, frisdrank en pastasauzen. Momenteel zijn circa honderd bedrijven lid van de Stichting en hebben meer dan 7000 producten een Vinkje: 5000 een groene cirkel, en 2000 een blauwe cirkel.The front of pack logo 'Vinkje' provides consumers information on the composition of a food. The logo is a private initiative that is endorsed by the Minister of Health, Welfare and Sport. Its purpose is twofold: to stimulate producers to make more healthy products and to stimulate consumers to choose for these healthier products. Foods can get the logo if the producer is a member of the Foundation 'Ik Kies Bewust' and the food conforms to a set of criteria. RIVM has identified that these criteria coincide with the criteria of the Netherlands Nutrition Centre. Over the years, the criteria have been tightened. The logo was introduced after a call by the World Health Organisation to make foods healthier. There are two types of the logo. The logo with the green circle is for basic foods with a healthier composition, such as whole grain bread, skimmed and semi skimmed dairy, and fresh fruit and vegetables. The logo with the blue circle comprises foods from categories that are not in the Dutch dietary guidelines, such as powdered soup, chocolate sprinkles, bread toppings, jam, fruit juice, soda and pasta sauces. To date ca 100 producers are a member of the Foundation and more than 7000 foods carry the logo: 5000 have the logo with the green circle and 2000 have the logo with the blue circle.Ministerie van VW
Functional analysis of cell lines derived from SMAD3-related Loeys-Dietz syndrome patients provides insights into genotype-phenotype relation
RationalePathogenic (P)/likely pathogenic (LP) SMAD3 variants cause Loeys-Dietz syndrome type 3 (LDS3), which is characterized by arterial aneurysms, dissections and tortuosity throughout the vascular system combined with osteoarthritis.ObjectivesInvestigate the impact of P/LP SMAD3 variants with functional tests on patient-derived fibroblasts and vascular smooth muscle cells (VSMCs), to optimize interpretation of SMAD3 variants.MethodsA retrospective analysis on clinical data from individuals with a P/LP SMAD3 variant and functional analyses on SMAD3 patient-derived VSMCs and SMAD3 patient-derived fibroblasts, differentiated into myofibroblasts.ResultsIndividuals with dominant negative (DN) SMAD3 variant in the MH2 domain exhibited more major events (66.7% vs. 44.0%, P =â0.054), occurring at a younger age compared to those with haploinsufficient (HI) variants. The age at first major event was 35.0 years [IQR 29.0â47.0] in individuals with DN variants in MH2, compared to 46.0 years [IQR 40.0â54.0] in those with HI variants (Pâ=â0.065). Fibroblasts carrying DN SMAD3 variants displayed reduced differentiation potential, contrasting with increased differentiation potential in HI SMAD3 variant fibroblasts. HI SMAD3 variant VSMCs showed elevated SMA expression and altered expression of alternative MYH11 isoforms. DN SMAD3 variant myofibroblasts demonstrated reduced extracellular matrix formation compared to control cell lines.ConclusionDistinguishing between P/LP HI and DN SMAD3 variants can be achieved by assessing differentiation potential, and SMA and MYH11 expression. The differences between DN and HI SMAD3 variant fibroblasts and VSMCs potentially contribute to the differences in disease manifestation. Notably, myofibroblast differentiation seems a suitable alternative in vitro test system compared to VSMCs