5 research outputs found

    Solleveld : een opgraving naar een Merovingisch grafveld aan de rand van Den Haag

    No full text
    Met lit. op

    Inventariserend veldonderzoek-boringen Veenwegzone Noord en Zuid, gemeente Den Haag

    No full text
    Projectcode: VNW06b

    Rapport 0610

    No full text
    Het Inventariserend Veldonderzoek-boringen in de plangebieden Veenwegzone-Noord en -Zuid was er specifiek op gericht terreinen in kaart te brengen waar de huidige hoogte hoog en de betreffende veenlaag dik genoeg was om de kans op bewoningssporen mogelijk te maken. In die zin heeft dit onderzoek volledig aan zijn doel beantwoord. Op alle onderzochte terreinen is de maaiveldhoogte een stuk lager dan de Veenweg zelf. Ook is duidelijk geworden dat het veen op alle onderzochte percelen voor een heel groot deel is afgegraven. Meestal gaat het om een laag waarvan de dikte schommelt tussen de 20 en 80 cm. Een eerder uitgevoerde boring ter hoogte van de Veenweg laat zien hoe dik daar het veen nog is: 2,5 m. Dat geeft meteen een goede indicatie voor wat er overal is weggegraven. Er zijn enkele uitzonderingen. In het plangebied Veenwegzone-Noord is aan de noordwestzijde, ter hoogte van de daar aanwezige dijk, het veen op zijn dikst: daar is sprake van een 1,5 meter dik pakket. Het is echter de uitzondering die de regel bevestigt, terwijl het hier naar alle waarschijnlijkheid om een strook van slechts enkele meters breed gaat. Overal is het ongestoorde veen ook diep onder het huidige maaiveld gesitueerd. Boven het veen zijn verrommelde lagen aangetroffen, die als ophogingslagen kunnen worden geïnterpreteerd. Deze zijn waarschijnlijk niet oud en dus archeologisch niet interessant. Nergens zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Het booronderzoek toont daarmee, conform eerder uitgevoerd onderzoek, een negatief resultaat aangaande de tot nu toe voor het gebied geldende hoge archeologische verwachting. Zowel de gebieden van de Veenwegzone-Noord als -Zuid lijken op basis van de uitkomsten van de boringen archeologisch gezien niet interessant. De momenteel zichtbare verhogingen van de percelen lijken vooralsnog geen verband te hebben met het begin van de ontginningsgeschiedenis van het gebied. De Veenweg zelf heeft uiteraard wel een landschappelijke cultuur-historische waarde

    Rapport 0616

    No full text
    De geologische ondergrond van het plangebied is een totaal andere dan kon worden verwacht op grond van de Archeologische-geologische kaart van Den Haag. Waar een drassige ondergrond met een opeenvolging van klei- en veenlagen verwacht werd bleek een grote zandkop aanwezig te zijn. Ook de sporen van een geul bleken op een andere locatie aanwezig te zijn dan op de kaart staat afgebeeld. Zandkopjes en kreekruggen zijn in de prehistorie en de Romeinse tijd plekken geweest waar men zich bij voorkeur vestigde. Alle Romeinse vindplaatsen, die tot nu toe in Den Haag Zuidwest zijn ontdekt, liggen op of bij een dergelijke kreekrug. De kans dat binnen het plangebied in vroeger tijden mensen gewoond of gewerkt hebben is daarom aanzienlijk, zeker gezien het voorkomen van Romeinse sporen pal naast het plangebied. Het booronderzoek heeft geen duidelijke archeologische niveaus kunnen aantonen. Dat kan echter verklaard worden vanuit het idee dat deze niveaus altijd aan het oppervlak zijn blijven liggen en later in de bouwvoor zijn opgenomen. Daar zijn in het kustgebied talloze voorbeelden van. Het booronderzoek heeft tenslotte ook duidelijk gemaakt dat in het overgrote deel van het terrein de oorspronkelijke bodemopbouw nog goed geconserveerd aanwezig is. Dat betekent dat, indien er inderdaad bewoning geweest is, de grondsporen daarvan - greppels, kuilen, putten - redelijk goed bewaard gebleven moeten zijn. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat aan het plangebied Loevesteinlaan een hoge archeologische verwachting moet worden toegekend. Aanbevolen wordt daarom op zo kort mogelijke termijn een Inventariserend Veldonderzoek met proefsleuven (IVO-p) te laten uitvoeren. Het gaat daarbij om een onderzoek waarbij in één of meerdere lange sleuven van enkele meters breed de ongestoorde bodem wordt blootgelegd en bestudeerd wordt op de aanwezigheid van grondsporen en verkleuringen. Op die manier kan definitief bepaald worden of het terrein archeologische waarden rijk is en zo ja wat de precieze aard is en uit welke periode deze stammen

    Haagse Oudheidkundige Publicaties 10

    No full text
    In het najaar van 2004 is door de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag archeologisch onderzoek uitgevoerd in het in de jaren vijftig ontdekte Merovingische grafveld van Solleveld. Daarbij zijn veel nieuwe gegevens aan het licht gekomen. Allereerst is duidelijk geworden dat grote delen van dit grafveld, dat gedateerd wordt tussen 550 en 650, zijn vernietigd door latere graafwerkzaamheden aan de ene kant en natuurlijke erosie aan de andere kant. Niettemin bleken er ook delen van bewaard gebleven. Tijdens het onderzoek is een aantal nieuwe graven ontdekt. Het ging daarbij enerzijds om de van dit grafveld al bekende in een urn verpakte crematiegraven, acht stuks in totaal, anderzijds om een viertal inhumatiegraven. Dergelijke graven waren tijdens eerder onderzoek niet herkend. Op zich is het voorkomen van dergelijke graven voor deze periode niet bijzonder: alle in Nederland onderzochte grafvelden uit deze periode zijn zowel crematies als inhumaties rijk. Hier ging het echter onder andere om een wapengraf met een uitgebreide wapenset en een bootvormig graf. Wapengraven zijn vrij zeldzaam, al komen ze in bijna alle grafvelden wel voor. Hoewel de precieze betekenis ervan niet geheel duidelijk is, wordt er wel van uit gegaan dat het vooral leden van de elite waren die op die manier werden bijgezet. Daarbij hoeft het niet noodzakelijkerwijs om echte krijgers te gaan, hoewel martialiteit in de vroegmiddeleeuwse samenleving in hoog aanzien stond. Het bootvormige graf is voor Nederlandse begrippen uniek. Tot nu toe is deze begravingswijze alleen in het buitenland geconstateerd, maar aangenomen mag worden dat dit ritueel in ons land niet op zichzelf heeft gestaan. Ook bij dit graf wordt uitgegaan van een begraving van iemand uit de plaatselijke elite. Het graf heeft een grafkamer gehad, waarvan de wanden met scheepshout waren bekleed. De in groten getale aangetroffen klinknagels zijn daarvan het bewijs. Waarschijnlijk is er een grafheuvel over opgeworpen. Later is er een secundaire bijzetting in uitgevoerd, waardoor de houten grafkamer flink beschadigd is geraakt. In de directe omgeving van het grafveld is een nederzettingsterrein uit dezelfde periode bekend: Ockenburgh. Het is aannemelijk dat de bij de opgraving gevonden resten afkomstig zijn van mensen die in die nederzetting woonachtig waren. Die nederzetting lag in een gebied dat tot aan het eind van de 7de eeuw deel uitmaakte van ‘Frisia’, een conglomeraat van kerngewesten dat zich vooral langs de kust uitstrekte van de Scheldemonding in het zuiden tot in Denemarken in het noorden. Het is het gebied ook waar een duidelijke Angelsaksische invloed merkbaar is. Scheepsbegravingen behoorden daartoe. Zoals het er nu naar uitziet raakte het grafveld in het midden van de 7de eeuw in onbruik. Waarschijnlijk heeft wind-erosie toen al vat gekregen op het terrein, en wel zodanig dat toen het terrein enkele eeuwen later als akkergrond dienst ging doen, de uiterlijke kenmerken volledig verdwenen waren en het oppervlak ook minimaal enkele decimeters lager was geworden. Duidelijk is al met al dat het grafveld van Solleveld buitengewoon belangrijk is voor ons begrip van de samenleving ter plekke in de 6de en 7de eeuw. Dat houdt in dat met het nog resterende deel van het grafveld uiterst voorzichtig zal moeten worden omgegaan. Dat kan het best worden gewaarborgd indien het de status van beschermd monument zou krijgen. De provincie heeft daar al een stap in gezet: op de nieuwe Archeologische monumentenkaart van Zuid-Holland staat het gebied aangemerkt als terrein van hoge archeologische waarde. Een bescherming op gemeentelijk of Rijksniveau moet zeker echter ook worden overwogen
    corecore