31 research outputs found

    Archeologische evaluatie en waardering van de Spaanse citadel (Zoutleeuw, provincie Vlaams Brabant)

    Get PDF
    De kleine stad Zoutleeuw in het oosten van de provincie Vlaams-Brabant, op de grens van het Hageland, Vochtig-Haspengouw en Haspengouw, kent een lange en bewogen geschiedenis en heeft een grote erfgoedwaarde. In opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed voerde Antea Group in het voorjaar en de zomer van 2013 een evaluerende en waarderende studie uit naar de Spaanse Citadel te Zoutleeuw. Naast een gedetailleerd onderzoek, bestaande uit zowel een bureau- als veldonderzoek, van het kernstudiegebied werd eveneens een bureauonderzoek uitgevoerd naar de ruimere stad en met name de verdedigingselementen. De resultaten daarvan vindt u in dit rapport. Doelstelling van de gevoerde studie was eveneens om na te gaan of deze site beschermingswaardig is. Op de meeste criteria scoort de site matig tot goed. Op basis van deze analyse adviseren de auteurs om de site in aanmerking te nemen voor een bescherming als archeologisch monument. Er worden eveneens suggesties geformuleerd naar ontsluiting en beheer

    Archeologische evaluatie en waardering van de site Keizersberg (Leuven, provincie Vlaams-Brabant)

    Get PDF
    De Keizersberg maakt deel uit van de zuidelijke heuvels van het Hageland die de stad Leuven in het noorden omringen en gekenmerkt worden door steile hellingen en plateauvormige heuveltoppen. Voordat de mens op grote schaal op de Keizersberg ingreep, moeten deze hellingen heel wat minder steil geweest zijn. De dominante positie van de Keizersberg de stad overschouwend en prominent zichtbaar vanuit de benedenstad heeft de mens steeds aangetrokken. Omwille van de topografische kenmerken van de Keizersberg is niet uit te sluiten dat op deze plaats een versterking heeft gestaan in de ijzertijd, de Romeinse periode of de vroege middeleeuwen. Tot nu toe ontbrak hiervoor echter elke aanwijzing. Ook deze studie van de gekende archeologische waarnemingen en vondsten heeft geen bewijzen kunnen aanleveren van menselijke activiteit op de Keizersberg van vóór einde 12de/begin 13de eeuw. Het booronderzoek geeft echter aan waarom dergelijke vondsten (nog) niet aangetroffen werden. Grote delen van het plateau van de Keizersberg zijn vanaf de 13de eeuw immers verschillende meters opgehoogd. Een bevestiging van deze hypothese wordt geleverd door de vondst van enkele aardewerkfragmenten in een proefsleuf die uit de ijzertijd, de Romeinse periode of de vroege middeleeuwen dateren. Dit verklaart ook het feit dat het geofysisch onderzoek in deze zone geen anomalieën aangaf die konden verbonden worden met in de ondergond aanwezige muren en funderingen. De veelvuldige aanwezigheid van stortlagen op grote delen van de Keizersberg en haar hellingen zijn getuigen van de eeuwenlange menselijke bouwijver en de daarmee samenhangende ingrepen in de bodem. Hiervan zijn de middeleeuwse hertogelijke burcht, de commanderij van de tempeliers (opgevolgd door de hospitaalridders), en de 2de stadsomwalling de exponenten op de Keizersberg. De burcht werd waarschijnlijk opgericht in het begin van de 13de eeuw door hertog Hendrik I van Brabant. Het archeologisch onderzoek heeft dit niet kunnen bevestigen noch weerleggen. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat de burcht één of meerdere voorlopers kende. Indien op de Keizersberg een neerhof als onderdeel van een motte aanwezig was, is het denkbaar dat er, als voorloper van de burcht en misschien zelfs op dezelfde locatie gelegen, ook een opperhof heeft gelegen. Indien het opperhof op de plaats van de burcht lag, zal hiervan waarschijnlijk elk spoor uitgewist zijn door de bouw van de burcht en het graven van de gracht er omheen. De expansie- en defensiepolitiek van de hertogen van Brabant ging immers gepaard met de uitbouw van een administratie en de oprichting van burchten. Qua architectuur is de hertogelijke burcht van de Keizersberg een typevoorbeeld van de ronde hoogteburchten. De burcht was aan de west-, noord- en oostzijde omgeven door een brede en diepe (droge) gracht. In de 13de eeuw was Leuven nog de onbetwiste hoofdstad van het hertogdom Brabant, al zou het tij snel keren. Na de opname van het hertogdom van Brabant door achtereenvolgens het Bourgondische (1430) en Habsburgse rijk (1482) en na het insluiten van de site binnen een nieuwe stadsomwalling vanaf 1357, verbleven machthebbers als Keizer Karel (1ste helft 16de eeuw) en de aartshertogen Albrecht en Isabella (eind 16de begin 17de eeuw) slechts kort en sporadisch in de burcht, die werd beheerd door lokale kasteelheren. Door de verminderde status van de burcht, was er ook minder aandacht (en geld) voor onderhouds- en herstellingswerken. De burcht had immers stabiliteitsproblemen en bleef niet gespaard van branden. Hierdoor trad vanaf het midden van de 17de eeuw een fase van verval in, met sloopactiviteiten en ruiming van ingestorte delen. In het oostelijk deel van de Keizersberg bevond zich de commanderij. Deze zou opgericht zijn door de tempeliers tussen 1184 en 1220, dus nog voor de bouw van de burcht. De kapel van de commanderij was aan Sint-Niklaas gewijd, maar vanaf het midden van de 15de eeuw werd ze meestal Sint-Janskerk(je) genoemd gezien de kerk toen herbouwd werd. In die periode was de kerk een drukbezocht pelgrimsoord. Van de commanderij is op zich niet veel bewaard gebleven. Naast de schapenstal en een waterput, bevinden zich nog een aantal (keer)muren en dagzomende funderingen op het terrein van de commanderij. Verspreid over het terrein bevinden zich ook nog bouwelementen die hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn van de gebouwen van de commanderij. In de ondergrond zitten echter heel wat meer resten van de commanderij bewaard. Het proefsleuvenonderzoek binnen deze zone heeft aangetoond dat er inderdaad resten van bebouwing van de 13de tot de 20ste eeuw in de ondergrond aanwezig zijn. Deze resten bevinden zich onmiddelijk onder het maaiveld en zijn dus zeer kwetsbaar voor nieuwe bodemingrepen. De vondst van twee menselijke skeletten uit de periode 13de tot 18de eeuw bewijzen dat er binnen deze zone ook een begraafplaats was, waarschijnlijk rondom de Sint-Niklaas/Sint-Janskerk. Ook het geofysisch onderzoek gaf tal van aanwijzingen naar funderingen, wegen,... in de bodem die in verband kunnen gebracht worden met de commanderij én de bebouwde zone van die commanderij mee kunnen helpen afbakenen. Bij de bouw van de 2de stadsomwalling rond Leuven (14de eeuw) kwam de Keizersberg binnen de stad te liggen (intra muros). Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat een deel van de 2de stadsomwalling binnen de site van de Keizersberg was gelegen. Deze wal was al grotendeels weg gegraven vóór de aanleg van de Ludenscheidsingel in 1972. Er zijn echter aanwijzingen dat er nog funderingen in de bodem aanwezig kunnen zijn. Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat van de 12de tot de 20ste eeuw nog op andere plaatsen (resten van) bebouwing stond op de Keizersberg. De visuele terreinopname en het booronderzoek heeft verder ook aangetoond dat de grondstoffen van de Keizersberg ook door de mens ontgonnen werden en een grondige bodemkundige studie reveleerde de aanwezigheid van uitzonderlijk goed bewaarde hortizolen, bodems die zich ontwikkeld hebben onder grond die lange tijd (> 500 jaar) in gebruik was als moestuin. Ook zones op de Keizersberg waar geen bebouwing is geweest kunnen dus toch een hoge erfgoedwaarde hebben. Op basis van deze en nog meer resultaten en van een waardering op basis van de criteria besluit het rapport dat deze archeologische site een hoge inhoudelijke, vormelijke en belevingswaarde heeft en het areaal van de Keizersberg in aanmerking komt voor bescherming. De synthesekaarten opgesteld op basis van de resultaten van dit onderzoek, kunnen dienen voor het opstellen van een erfgoedbeheersplan voor deze site

    Archeologische evaluatie en waardering van een site uit de bandkeramiek (Riemst, provincie Limburg)

    Get PDF
    Archeologisch onderzoek op de paddock aan de Toekomststraat in Riemst toonde in 2009 aan dat op een vlakker deel van de uitloper van dit leemplateau resten van een vroege bandkeramische nederzetting bewaard bleven in de vorm van aardewerk, lithische artefacten en verbrand bot. Bovendien werd toen het grondplan van een bandkeramische boerderij opgetekend en voor een deel ook een tweede boerderij. Op basis van deze waarnemingen ging het om één van de eerste en weinige getuigen van de vroegste kolonisatie van onze gewesten in het vroegneolithicum. In de loop van 2011 voerde het onderzoeks- en adviesbureau Triharch een bijkomende studie uit in functie van een eventuele bescherming van deze site. Dit rapport presenteert de resultaten hiervan. Uitgebreid magnetometer-onderzoek gaf duidelijke aanwijzingen over de aanwezigheid van verschillende plattegronden van LBK-boerderijen binnen de site. De archeologische boringen, gericht op de geofysische anomalieën lieten toe de minimale omvang van de site te bepalen (minstens 1,7 ha), maar vermoedelijk strekt ze zich nog uit in verschillende richtingen. De bewaringstoestand werd vooral bepaald door de historische erosie in kaart te brengen. Hieruit bleek ze goed tot vrij goed bewaard binnen haar minimale afbakening en hoogstwaarschijnlijk ook nauwelijks gecontamineerd door recentere archeologische sporen. Daarvan werden er alleszins nauwelijks gevonden. De grootste recente verstoorder was vermoedelijk de ruilverkaveling uit 1956. Er volgen enkele aanbevelingen voor toekomstig beheer. Op basis van het waarderingsonderzoek besluit het rapport dat de site zeker binnen haar minimale omvang beschermenswaardig is

    Dynamics of Lamin-A Processing Following Precursor Accumulation

    Get PDF
    Lamin A (LaA) is a component of the nuclear lamina, an intermediate filament meshwork that underlies the inner nuclear membrane (INM) of the nuclear envelope (NE). Newly synthesized prelamin A (PreA) undergoes extensive processing involving C-terminal farnesylation followed by proteolysis yielding non-farnesylated mature lamin A. Different inhibitors of these processing events are currently used therapeutically. Hutchinson-Gilford Progeria Syndrome (HGPS) is most commonly caused by mutations leading to an accumulation of a farnesylated LaA isoform, prompting a clinical trial using farnesyltransferase inhibitors (FTI) to reduce this modification. At therapeutic levels, HIV protease inhibitors (PI) can unexpectedly inhibit the final processing step in PreA maturation. We have examined the dynamics of LaA processing and associated cellular effects during PI or FTI treatment and following inhibitor washout. While PI reversibility was rapid, with respect to both LaA maturation and associated cellular phenotype, recovery from FTI treatment was more gradual. FTI reversibility is influenced by both cell type and rate of proliferation. These results suggest a less static lamin network than has previously been observed
    corecore