27 research outputs found

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2015

    No full text
    Dutch manure policy tries to limit the harmful environmental impact of agriculture. This is in line with international agreements on fertilizer use. The European Nitrates Directive prescribes Member States to limit the use of animal manure to 170 kg nitrogen per hectare. Farms with at least 80 percent of grassland may, under certain conditions, use more manure from grazing animals such as cows and sheep (derogation). Over the last 10 years, nitrate leaching from the manure to the upper groundwater has decreased or remained the same for these farms. By 2015, on average, the concentration is in all regions below the EU standard of 50 milligrams of nitrate per liter. This is according to the annual report by RIVM and Wageningen Economic Research. They follow agricultural practices and the effects on water quality at 300 derogation farms and report their results to the EU annually. This report describes the situation in 2015 and the development between 2006 and 2016 (trend). Management. The permissible amount of nitrogen from grazing manure is, depending on the soil and region, 250 kilograms per hectare (in the Clay region. Peat region and northern part of the Sand region) or 230 kg/ha (in the Loess region and the rest of the Sand region). On average, derogation companies have used 238 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2015. The amount of nitrogen that can leached as nitrate to groundwater is determined, among others, by the so-called nitrogen soil surplus. This is the difference between the input of nitrogen (such as fertilizers) and their output (including through grass and maize). The average nitrogen surplus over the regions has decreased over the period considered. Groundwater quality. By 2015, the average nitrate concentration in the groundwater in Sand 250 was 26 milligrams per liter (mg/l). The highest concentration is measured in the Loess region (42 mg/l) and in Sand 230 (45 mg/l). On the average, farms in the Clay region and the Peat region had lower nitrate concentrations in leaching water (22 and 13 mg/l respectively). The difference between the regions can be explained by the proportion of soils prone to nitrate leaching. Especially in Sand 230 and in the Loess region there are grounds for which nitrate is reduced in a lesser extent, and therefore can leach more to groundwater.Het Nederlandse mestbeleid probeert de schadelijke milieueffecten van de landbouw te beperken. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik, die onder meer zijn vastgelegd in de Europese Nitraatrichtlijn. Die schrijft lidstaten voor om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Bedrijven met ten minste 80 procent grasland mogen onder bepaalde voorwaarden meer mest gebruiken, afkomstig van graasdieren zoals koeien en schapen (derogatie). Op deze bedrijven is in de periode 2006 tot en met 2016 de uitspoeling van nitraat uit de mest naar het grondwater gedaald of gelijk gebleven. In 2015 ligt op derogatiebedrijven de concentratie gemiddeld in alle regio's onder de EU-norm van 50 milligram nitraat per liter. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage van het RIVM en Wageningen Economic Research. Zij volgen op 300 derogatiebedrijven de bedrijfsvoering en de effecten op de waterkwaliteit en zij rapporteren de resultaten hiervan jaarlijks aan de EU. In deze rapportage is de situatie in 2015 beschreven en de ontwikkeling tussen 2006 en 2016 (trend). Bedrijfsvoering. De toegestane hoeveelheid stikstof uit graasdiermest is, afhankelijk van de bodemsoort en regio, 250 kilogram per hectare (in de Kleiregio, Veenregio en het noordelijke deel van de Zandregio) of 230 kg/ha (in de Lössregio en het overige deel van de Zandregio). Gemiddeld hebben derogatiebedrijven in 2015 238 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het zogenoemde stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Het stikstofbodemoverschot is gemiddeld over de regio's tijdens de onderzochte periode gedaald met 16%. Grondwaterkwaliteit. In 2015 was de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater 26 milligram per liter (mg/l) in Zand 250. De hoogste concentratie wordt gemeten in de Lössregio (42 mg/l) en in Zand 230 (45 mg/l). Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 22 en 13 mg/l). Het verschil tussen de regio's kan verklaard worden door het aandeel uitspoelingsgevoelige gronden. Vooral in Zand 230 en in de Lössregio komen gronden voor waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.Ministerie van Economische Zake

    WaterSNIP Measurement Campaign: Nitrate sensors. A comparison of eight different sensors that can measure nitrate in surface water high-frequent

    No full text
    This report contains an erratum d.d. 25 februari 2022 on page 52 A comparison of eight different sensors that can measure nitrate in surface water high-frequent Nitrate sensors make it possible to determine the concentration of nitrate in surface water very frequently. It is currently measured once a month at the most. With frequent measurements, the average nitrate concentration in surface water can be determined much more accurately. How the nitrate concentration changes over time can also be determined by using sensors. This provides important information on the way in which nitrate leaches into ditches around farms. The sensors must be checked regularly if they are to produce the best possible results. This became apparent from an RIVM study in which eight different sensors were tested and compared. These sensors were used to determine the nitrate concentration of the water in the Maas in Eijsden for a period of two months. This was the first time that measurements have been performed with so many different sensors at the same time. The sensors were tested via RIVM’s WaterSNIP or Water Sensors Nutrients Innovation Programme. In this programme, RIVM investigates whether sensors can produce better measurements of the quantities of fertilisers that leach from agricultural land into groundwater and surface water. In the WaterSNIP, RIVM works together with other research institutes, water boards and suppliers of sensors in what is known as a ‘participant group’. The objective of this cooperation is to share knowledge, to set up pilot projects and, ultimately, to develop a single measuring method using sensors. This would mean that measurements performed by RIVM and, for example, water boards would, in future, be compatible with one another and the results could be compared more easily. To achieve a reliable picture of how fertilisers leach out of soil, substances other than nitrate must also be measured. One such other substance is ammonium; the standard for ammonium in surface water is often exceeded. In late 2021, RIVM and the participant group will jointly look at which sensors are suitable for measuring ammonium in surface water.Dit rapport bevat een erratum d.d. 25 februari 2022 op pagina 52 Nitraatsensoren maken het mogelijk om heel vaak de concentratie nitraat in oppervlaktewater te bepalen. Op dit moment wordt de concentratie maximaal één keer per maand gemeten. Door heel veel metingen te doen kan de gemiddelde nitraatconcentratie in oppervlaktewater veel preciezer worden bepaald. Met sensoren kan ook worden bepaald hoe de nitraatconcentratie door de tijd heen verandert. Dat geeft informatie over de manier waarop nitraat rond landbouwbedrijven naar het slootwater wegspoelt. Om de sensoren zo goed mogelijk te kunnen gebruiken, moeten ze regelmatig worden gecontroleerd. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, waarin acht verschillende sensoren zijn getest en vergeleken. Met deze sensoren is in Eijsden twee maanden lang de nitraatconcentratie van het water in de Maas bepaald. Het is voor het eerst dat met zoveel verschillende sensoren tegelijk is gemeten. De sensoren zijn getest vanuit WaterSNIP (het Water Sensoren Nutriënten Innovatieprogramma van het RIVM). Hierin onderzoekt het RIVM of sensoren beter kunnen meten hoeveel meststoffen uit de landbouw wegspoelen naar grond- en oppervlaktewater. In het WaterSNIP werkt het RIVM samen met andere onderzoeksinstituten, waterschappen en leveranciers van sensoren in een zogenoemde Deelnemersgroep. Het doel van deze samenwerking is kennis delen, proefprojecten opzetten en uiteindelijk één meetmethode met sensoren ontwikkelen. Hierdoor kunnen de metingen van het RIVM en van bijvoorbeeld de waterschappen in de toekomst op elkaar aansluiten en de resultaten beter worden vergeleken. Om goed in beeld te krijgen hoe meststoffen wegspoelen, is het nodig ook andere stoffen dan nitraat te meten. Een daarvan is ammonium, waarvan de norm in oppervlaktewater vaak wordt overschreden. Eind 2021 gaat het RIVM samen met de Deelnemersgroep onderzoeken welke sensoren geschikt zijn om ammonium in oppervlaktewater te meten.Ministerie van LN

    The impact of climate change on groundwater quality in the Netherlands

    No full text
    Het is mogelijk dat klimaatverandering van invloed is op de kwaliteit van het grondwater omdat veel processen die de grondwaterkwaliteit beïnvloeden afhangen van temperatuur en vochtigheid. Of de grondwaterkwaliteit zal veranderen bij een veranderend klimaat en in welke mate is onduidelijk omdat eenduidig wetenschappelijk bewijs hierover ontbreekt. Dit blijkt uit een literatuurstudie van het RIVM, waarin een overzicht is gemaakt van de beschikbare wetenschappelijke literatuur over de invloed van klimaatverandering op de grondwaterkwaliteit. Grondwater is belangrijk voor de drinkwatervoorziening en de ecologie. Het is daarom van belang invloeden van klimaatverandering in een vroeg stadium te signaleren, zodat maatregelen kunnen worden genomen om deze invloeden tegen te gaan, indien deze veranderingen een verslechtering betekenen. In het literatuuronderzoek is ook de invloed van klimaatverandering op de bodemkwaliteit, de grondwateraanvulling en de oppervlaktewaterkwaliteit meegenomen. Er zijn op dit moment namelijk nog te weinig artikelen verschenen die specifiek de invloed van klimaatverandering op de grondwaterkwaliteit beschrijven. Aan de hand hiervan is onderzocht wat de klimaateffecten zijn op verzilting, nutriënten, pesticiden en zware metalen. De beschikbare wetenschappelijke artikelen over de effecten van klimaatverandering op de bodem en de grondwaterkwaliteit spreken elkaar tegen. Zo zou een hogere temperatuur bijvoorbeeld volgens sommige onderzoeken tot een lagere grondwaterstand leiden, omdat er meer water verdampt. Volgens anderen zullen planten door de toegenomen concentratie CO2 juist minder water verdampen waardoor de grondwaterstand zal toenemen. Uit het onderzoek blijkt ook dat modellen die de verandering van grondwaterkwaliteit als gevolg van klimaatverandering simuleren nog niet aanwezig of niet nauwkeurig genoeg zijn. Het RIVM beveelt daarom aan meer onderzoek te doen en de bestaande modellen te verbeteren.There is a possibility that climate change will affect the quality of groundwater because many processes that influence the groundwater quality depend on temperature and humidity. If the groundwater quality will be affected by a changing climate, and to what extent is unclear because unequivocal scientific evidence is lacking on this. This is the result of a literature review of the RIVM, which contains a list of available scientific knowledge on the impact of climate change on groundwater quality. Groundwater is important for water supply and for the environment. It is therefore important to know the impacts of climate change in an early stage so that measures can be taken to counteract these influences, if these changes represent a worsening. In the literature review, the impact of climate change on soil quality, groundwater recharge and surface water quality are included. There are currently still too few articles that describe specifically the impact of climate change on groundwater quality. On the basis of this three aspects the impacts on salinity, nutrients, pesticides and heavy metals is examined. The available scientific articles on climate change impacts on soil and groundwater are conflicting. For example, according to some studies, a higher temperature can lower water table, because the evaporation is higher. According, due to elevated CO2 concentrations, plants will evaporate less water so that the groundwater will increase. The study also shows that models that simulate the change of groundwater quality due to climate change are not available or not accurate enough. RIVM recommends to extend the research and to improve the existing models.VROMMinisterie van Infrastructuur en Milie

    Water quality on farmlands. Evaluation of the Fertilizers Act 2007

    No full text
    Onder landbouwbedrijven in de zandregio wordt in het bovenste grondwater de norm van de Europese Nitraatrichtlijn (50 mg/l) gemiddeld gezien overschreden. Als gevolg van het mestbeleid is de nitraatconcentratie tot het jaar 2002 gedaald, waarna de concentratie zich stabiliseert. Op bedrijven in de klei- en veenregio wordt de norm gemiddeld gehaald, al is hier geen duidelijke relatie tussen de nitraatconcentratie en het mestbeleid te zien. Een daling van de nitraatconcentratie in het grondwater en slootwater op landbouwbedrijven heeft als gevolg dat het milieu minder belast wordt. De nitraatconcentratie in het bovenste grondwater verschilt per bedrijfstype. Het bovenste grondwater op melkveebedrijven bevat gemiddeld het minste nitraat, 50 procent van de melkveebedrijven in de zandregio voldoet aan de norm. Akkerbouwbedrijven hebben gemiddeld een hogere nitraatconcentratie in het bovenste grondwater, in de zandregio voldoet hiervan 30 procent aan de norm. Van de hokdierbedrijven, zoals varkenshouders, voldoet 20 procent van de bedrijven in de zandregio aan de norm. Deze bedrijven hebben gemiddeld de hoogste nitraatconcentratie in het grondwater. Op de landbouwbedrijven in de klei- en veenregio is ook het slootwater bemonsterd. De stikstoftotaalconcentratie (onder andere nitraat) in het slootwater ligt gemiddeld boven de toetswaarde die ecologische risico's aanduidt (Maximaal Toelaatbaar Risico).The nitrate concentration of the upper groundwater on farmlands in sand regions exceeds the standard of the European Nitrate Directive (50 mg/l). The implementation of the minerals policy has resulted in a gradual decrease in the nitrate content until 2002, following which time, the nitrate content has stabilized. The nitrate standard is generally not exceeded on farms in clay and peat areas, although there is no clear relation between the minerals policy and nitrate content. A decrease in the nitrate content of groundwater and ditch water on agricultural enterprises reduces the nitrate load on the environment. The average nitrate content differs for different types of farms. The upper groundwater on dairy farms has generally the lowest nitrate content, with 50% of all dairy farms in sand regions meeting the European standard. In contrast, crop farms fall below this level, with only 30% of crop farms in sand regions meeting the standard in groundwater. Only 20% of all industrial-scale animal farms, such a pig farms, meet the standard; these farms have, on average, the highest nitrate content. Ditchwater is also monitored on farms in clay and peat areas. The total nitrogen content (including nitrate) of ditch water is above the standard established for ecological risks (Maximum Permissible Concentration).LN

    Water quality in the Netherlands; status (2012-2015) and trend (1992-2015) : Addendum to report 2017-0076

    No full text
    Stikstof en fosfaat zijn essentiële stoffen in mest die landbouwbedrijven gebruiken om de productie van gewassen te bevorderen. Te veel stikstof en fosfaat is echter schadelijk omdat het teveel kan uitspoelen waardoor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater slechter wordt. Te hoge concentraties in het oppervlaktewater kunnen bijvoorbeeld algenbloei veroorzaken. De concentraties van stikstof en fosfaat in het grond- en oppervlaktewater in 2015 zijn vergelijkbaar met die in de jaren 2012-2014. Dit blijkt uit een inventarisatie van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in 2015. De inventarisatie is een aanvulling op de inventarisatie die in 2016 is gerapporteerd. In 2016 is gekeken naar de concentraties in 2012-2014 en de ontwikkeling in de periode 1992-2014. Door de cijfers over 2015 toe te voegen, ontstaan geen andere conclusies. De aanvullende inventarisatie is uitgevoerd door het RIVM met Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS/WVL) en Deltares. Deze aanvulling op het eerdere rapport is toegezegd aan de Europese Commissie. Dit addendum dient mede voor de onderhandelingen over het zesde Nederlandse Nitraatrichtlijnactieprogramma en een derogatie voor de periode 2018-2021.Nitrogen and phosphorus are essential substances in manure used at farms to improve production. Nevertheless, too much nitrogen or phosphorus is harmful because the surplus can leach as a result of which the quality of ground and surface waters deteriorates. Too high concentrations in surface waters may cause, for example, algal blooms. The concentrations of nitrogen and phosphorus in ground and surface waters in 2015 are comparable with those in 2012-2014. This overview is a supplement to the overview published in 2016. In 2016, the concentrations in 2012-2014 and the trend in the period 1992-2014 were considered. The conclusions drawn in 2016 do not change when adding the 2015 data. The research is carried out by RIVM in co-operation with Rijkswaterstaat Water, Traffic and Environment (RWS/WVL) and the knowledge institute Deltares. This addendum has been pledged to the European Union. This addendum will also be used for the negotiations about the sixth Nitrate Directive Action Programme and the prolongation of the derogation for the period 2018-2021.Ministerie van I&M, Ministerie van E

    Waterkwaliteit in Nederland; toestand (2012-2015) en trend (1992-2015) : Addendum bij rapport 2016-0019

    No full text
    Nitrogen and phosphorus are essential substances in manure used at farms to improve production. Nevertheless, too much nitrogen or phosphorus is harmful because the surplus can leach as a result of which the quality of ground and surface waters deteriorates. Too high concentrations in surface waters may cause, for example, algal blooms. The concentrations of nitrogen and phosphorus in ground and surface waters in 2015 are comparable with those in 2012-2014. This overview is a supplement to the overview published in 2016. In 2016, the concentrations in 2012-2014 and the trend in the period 1992-2014 were considered. The conclusions drawn in 2016 do not change when adding the 2015 data. The research is carried out by RIVM in co-operation with Rijkswaterstaat Water, Traffic and Environment (RWS/WVL) and the knowledge institute Deltares. This addendum has been pledged to the European Union. This addendum will also be used for the negotiations about the sixth Nitrate Directive Action Programme and the prolongation of the derogation for the period 2018-2021.Stikstof en fosfaat zijn essentiële stoffen in mest die landbouwbedrijven gebruiken om de productie van gewassen te bevorderen. Te veel stikstof en fosfaat is echter schadelijk omdat het teveel kan uitspoelen waardoor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater slechter wordt. Te hoge concentraties in het oppervlaktewater kunnen bijvoorbeeld algenbloei veroorzaken. De concentraties van stikstof en fosfaat in het grond- en oppervlaktewater in 2015 zijn vergelijkbaar met die in de jaren 2012-2014. Dit blijkt uit een inventarisatie van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in 2015. De inventarisatie is een aanvulling op de inventarisatie die in 2016 is gerapporteerd. In 2016 is gekeken naar de concentraties in 2012-2014 en de ontwikkeling in de periode 1992-2014. Door de cijfers over 2015 toe te voegen, ontstaan geen andere conclusies. De aanvullende inventarisatie is uitgevoerd door het RIVM met Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving (RWS/WVL) en Deltares. Deze aanvulling op het eerdere rapport is toegezegd aan de Europese Commissie. Dit addendum dient mede voor de onderhandelingen over het zesde Nederlandse Nitraatrichtlijnactieprogramma en een derogatie voor de periode 2018-2021.Ministerie van I&M ; Ministerie van E

    Scouting Open field vegetables on sandy soils (2007-2010), an exploratory research

    No full text
    Het verkennend onderzoek Scouting Vollegrondsgroenten op zand (SVz) bevestigt het bestaande beeld dat de nitraatconcentraties in het grondwater bij vollegrondsgroentenbedrijven op zandgrond hoger zijn dan de norm. Dit onderzoek is uitgevoerd door het RIVM en LEI Wageningen UR, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken. Gezien de kleine schaal van het onderzoek gelden deze bevindingen nadrukkelijk alleen voor de onderzochte SVz-bedrijven en kunnen ze niet vertaald worden naar de gehele vollegrondsgroentensector op zandgrond. In het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) worden geen vollegrondsgroentenbedrijven bemonsterd vanwege het beperkte aandeel (ongeveer 1%) in het totale landbouwareaal in Nederland. Hierdoor zijn vollegrondsgroentenbedrijven relatief onderbelicht wat betreft mestgebruik en nitraatuitspoeling. In het verleden zijn echter hoge nitraatconcentraties gemeten in het bovenste grondwater van dit type bedrijven. Dit onderzoek is opgezet om een actueel inzicht te krijgen in de nitraatproblematiek van vollegrondsgroentenbedrijven op zand.\ Het onderzoek omvat twaalf bedrijven die asperges, aardbeien, prei of bladgewassen (zoals sla) verbouwen, voornamelijk gelegen in de zandgebieden van Limburg en Noord-Brabant (Zand Zuid). Alle bedrijven blijken een hoge nitraatconcentratie in het grondwater te hebben (meer dan 80 milligram per liter). De hoge nitraatconcentratie valt deels te verklaren door de droge zandgrond waarop de bedrijven liggen. In dit type grond wordt weinig nitraat afgebroken en spoelt er relatief veel uit naar het grondwater. Maar ook het type bedrijf is mogelijk van invloed op de nitraatconcentratie in het grondwater. Akkerbouwbedrijven die in dezelfde regio op uitspoelingsgevoelige grond liggen, gebruiken ongeveer evenveel mest maar hebben veel lagere nitraatconcentraties. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat vollegrondsgroenten de meststoffen minder efficiënt gebruiken. In vergelijking met akkerbouwbedrijven wordt een groter gedeelte van de meststoffen niet door de planten gebruikt en blijft dit in de bodem achter. Het stikstofbodemoverschot (het verschil tussen aanvoer en afvoer van stikstof in de bodem) is hierdoor op de bedrijven uit het SVz-onderzoek twee keer zo hoog dan op de akkerbouwbedrijven. Dit overschot kan als nitraat uitspoelen naar het grondwater.The exploratory research Scouting Open field vegetables on sandy soils (SVs) confirms the existing image that nitrate concentrations in groundwater at open field vegetable farms on sandy soil are higher than the standard. This study was conducted by the RIVM and LEI Wageningen UR, commissioned by the Ministry of Infrastructure and Environment and the Ministry of Economic Affairs. Given the small scale of the study these findings apply only to the surveyed SVscompanies and they cannot be translated to the entire field vegetables sector on sandy soil. In the Minerals Policy Monitoring Programme, no vegetable production companies are incorporated because of the limited proportion (about 1%) in the total agricultural area in the Netherlands. Therefore these open field vegetable farms are relatively unexplored in terms of fertilizer use and nitrate leaching. In the past, however, high nitrate concentrations were measured in the upper groundwater of these types of farms. This study was performed to create a current view on the nitrate problem of field vegetables on sand. The study includes twelve farms that grow asparagus, strawberries, leeks or leafy vegetables (such as lettuce), mainly located in the sandy areas of Limburg and North Brabant (Sand South). All farms have high (more than 80 milligrams per liter) nitrate concentrations in their upper groundwater. The high nitrate concentration is partly explained by the dry sandy soil in which the plants are grown. In this type of soil very little nitrate is reduced and a relatively large part leaches to groundwater. The type of farm may affect the nitrate concentration in groundwater as well. Arable farms located in the same region on comparable soils, use about the same amount of manure and fertilizer but have much lower nitrate concentrations. This difference can be explained by the inefficient use of nutrients by the vegetables. In comparison with arable farms, a larger portion of the fertilizer is not used by the plant and remains in the soil. The soil nitrogen surplus (the difference between input and output of nitrogen in the soil) is therefore on open field vegetable farms two times higher than on arable farms. This surplus can leach into groundwater as nitrate

    Environmental quality and nutrient surplus : Background report on the environmental quality of the Evaluation of the Fertilizers Act 2007

    No full text
    Door het mestbeleid zijn de stikstof- en fosfaatoverschotten op landbouwbedrijven in Nederland tot 2001 afgenomen. Vanaf 2001 stabiliseren de overschotten. De kwaliteit van de bodem is gelijk gebleven of verslechterd. De kwaliteit van het grondwater is tot 2002 verbeterd, daarna globaal gelijk gebleven. De kwaliteit van oppervlaktewater is verbeterd, al is het voor de periode na 2001 niet duidelijk wat hiervan de reden is. Doordat meer meststoffen (stikstof en fosfaat) worden toegediend dan voor gewasgroei nodig is, ontstaan overschotten. Hierdoor wordt het milieu belast. Het RIVM heeft de invloed van deze overschotten op de kwaliteit van bodem, grond- en oppervlaktewater nabij landbouwbedrijven onderzocht. In het mestbeleid is tot op heden sprake van een fosfaatoverschot op de bodem. Hierdoor is de fosfaatverzadingsgraad van landbouwgronden de afgelopen jaren verder toegenomen. Inmiddels is meer dan 56 procent van de landbouwgronden verzadigd met fosfaat. De Europese norm voor nitraat in het grondwater op landbouwbedrijven wordt nog niet overal gehaald. In klei- en veengebieden is de gemiddelde nitraatconcentratie lager dan de Europese norm. In zand- en lossgebieden wordt deze norm gemiddeld nog overschreden. De concentraties stikstof en fosfaat in het oppervlaktewater blijven dalen, al neemt de daling ten opzichte van eerdere jaren wel af. Meer dan de helft van de locaties (57 procent) in regionale wateren voldoet aan de norm (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor fosfaat. Circa 34 procent van de locaties voldoet aan deze norm voor stikstof.The manure policy has led to a reduction in the surplus amounts of nitrogen and phosphate on farms in the Netherlands occurring up to 2001. Surplus amounts have stabilised since 2001. The quality of the soil has either remained the same or has deteriorated. The quality of groundwater improved up to 2002 and has remained roughly the same since then. The quality of surface water has improved although it is not clear what has caused this improvement to occur after 2001. A surplus arises when more nitrogen and phosphate based fertilizers are used than is necessary for crop cultivation. This puts a strain on the environment. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has investigated the effects of these surpluses on the quality of the soil, ground and surface water on and in the direct vicinity of farms. The current manure policy still results in surplus levels of phosphate in the soil. This has led to further increases in the phosphate saturation rate on farmland. Currently, more than 56 percent of farmland areas are saturated with phosphate. The European standard for nitrate levels in groundwater on farms is not always achieved. In clay and peat areas, the average nitrate concentration is lower than the European standard. In sandy and loessy soil areas, the average concentration exceeds this standard. The concentrations of nitrogen and phosphate in surface water remain on the decrease, although this decrease is less than it has been in previous years. More than half of the locations (57 percent) in regional waters do meet the standard (maximum permissible risk) for phosphate levels. For nitrogen levels, approximately 34 percent of the locations meet this standard.LN

    Agricultural practices and water quality on farms registered for derogation in 2015

    No full text
    Het Nederlandse mestbeleid probeert de schadelijke milieueffecten van de landbouw te beperken. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik, die onder meer zijn vastgelegd in de Europese Nitraatrichtlijn. Die schrijft lidstaten voor om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Bedrijven met ten minste 80 procent grasland mogen onder bepaalde voorwaarden meer mest gebruiken, afkomstig van graasdieren zoals koeien en schapen (derogatie). Op deze bedrijven is in de periode 2006 tot en met 2016 de uitspoeling van nitraat uit de mest naar het grondwater gedaald of gelijk gebleven. In 2015 ligt op derogatiebedrijven de concentratie gemiddeld in alle regio's onder de EU-norm van 50 milligram nitraat per liter. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage van het RIVM en Wageningen Economic Research. Zij volgen op 300 derogatiebedrijven de bedrijfsvoering en de effecten op de waterkwaliteit en zij rapporteren de resultaten hiervan jaarlijks aan de EU. In deze rapportage is de situatie in 2015 beschreven en de ontwikkeling tussen 2006 en 2016 (trend). Bedrijfsvoering . De toegestane hoeveelheid stikstof uit graasdiermest is, afhankelijk van de bodemsoort en regio, 250 kilogram per hectare (in de Kleiregio, Veenregio en het noordelijke deel van de Zandregio) of 230 kg/ha (in de Lössregio en het overige deel van de Zandregio). Gemiddeld hebben derogatiebedrijven in 2015 238 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het zogenoemde stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Het stikstofbodemoverschot is gemiddeld over de regio's tijdens de onderzochte periode gedaald met 16%. Grondwaterkwaliteit. In 2015 was de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater 26 milligram per liter (mg/l) in Zand 250. De hoogste concentratie wordt gemeten in de Lössregio (42 mg/l) en in Zand 230 (45 mg/l). Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 22 en 13 mg/l). Het verschil tussen de regio's kan verklaard worden door het aandeel uitspoelingsgevoelige gronden. Vooral in Zand 230 en in de Lössregio komen gronden voor waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.Dutch manure policy tries to limit the harmful environmental impact of agriculture. This is in line with international agreements on fertilizer use. The European Nitrates Directive prescribes Member States to limit the use of animal manure to 170 kg nitrogen per hectare. Farms with at least 80 percent of grassland may, under certain conditions, use more manure from grazing animals such as cows and sheep (derogation). Over the last 10 years, nitrate leaching from the manure to the upper groundwater has decreased or remained the same for these farms. By 2015, on average, the concentration is in all regions below the EU standard of 50 milligrams of nitrate per liter. This is according to the annual report by RIVM and Wageningen Economic Research. They follow agricultural practices and the effects on water quality at 300 derogation farms and report their results to the EU annually. This report describes the situation in 2015 and the development between 2006 and 2016 (trend). Management. The permissible amount of nitrogen from grazing manure is, depending on the soil and region, 250 kilograms per hectare (in the Clay region. Peat region and northern part of the Sand region) or 230 kg/ha (in the Loess region and the rest of the Sand region). On average, derogation companies have used 238 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2015. The amount of nitrogen that can leached as nitrate to groundwater is determined, among others, by the so-called nitrogen soil surplus. This is the difference between the input of nitrogen (such as fertilizers) and their output (including through grass and maize). The average nitrogen surplus over the regions has decreased over the period considered. Groundwater quality. By 2015, the average nitrate concentration in the groundwater in Sand 250 was 26 milligrams per liter (mg/l). The highest concentration is measured in the Loess region (42 mg/l) and in Sand 230 (45 mg/l). On the average, farms in the Clay region and the Peat region had lower nitrate concentrations in leaching water (22 and 13 mg/l respectively). The difference between the regions can be explained by the proportion of soils prone to nitrate leaching. Especially in Sand 230 and in the Loess region there are grounds for which nitrate is reduced in a lesser extent, and therefore can leach more to groundwater.Ministerie van Economische Zake

    Agricultural practice and water quality at grassland farms registered for derogation in 2013 : Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2013

    No full text
    De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Landbouwbedrijven in Nederland met ten minste 70 procent grasland mochten onder bepaalde voorwaarden van deze norm afwijken en in 2013 250 kilogram per hectare gebruiken (derogatie). Nederland is verplicht om op 300 bedrijven die derogatie inzetten de bedrijfsvoering en waterkwaliteit te meten en deze resultaten jaarlijks aan de EU te rapporteren. LEI Wageningen UR en het RIVM stellen jaarlijks deze rapportage op. Dit rapport beschrijft de situatie in 2013 en de trends voor de periode tussen 2006 en 2014. Uit de resultaten blijkt dat de nitraatconcentratie in het grondwater in deze periode, afhankelijk van de regio, is gedaald of gelijk is gebleven. Bedrijfsvoering Ook blijkt dat het stikstofgebruik uit dierlijke mest op de derogatiebedrijven in 2013 gemiddeld circa 4 kilogram per hectare lager was dan de maximaal toegestane 250 kilogram stikstof per hectare. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via melk). Het gemiddelde Nederlandse stikstofbodemoverschot is gedurende de onderzochte periode niet significant veranderd. Grondwaterkwaliteit In 2013 lag de nitraatconcentratie in het grondwater in de Zandregio (gemiddeld 37 milligram per liter (mg/l)) onder de nitraatnorm van 50 mg/l. Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 11 en 6 mg/l). Alleen de derogatiebedrijven in de Lössregio lagen gemiddeld boven de norm (56 mg/l). Het verschil tussen de regio's wordt vooral veroorzaakt door een hoger percentage uitspoelingsgevoelige gronden in de Zand- en Lössregio; dit zijn gronden waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.Pursuant to the EU Nitrates Directive, the member states are required to limit the use of livestock manure to a maximum of 170 kg of nitrogen per hectare per year. Dutch farms growing grass on at least 70 per cent of their total agricultural area were allowed to deviate from this requirement under certain conditions, and apply up to 250 kg of nitrogen per hectare in the form of livestock manure (this partial exemption is referred to as 'derogation'). The Netherlands are required to monitor agricultural practices and water quality at 300 farms which have been granted derogation, and to submit an annual report of the results to the EU. LEI Wageningen UR and RIVM will compile this annual report. This study examines farms that registered for derogation in 2013 and shows trends between 2006 and 2014. The report concludes that the average nitrate concentration in groundwater on these farms has stabilized or decreased in this period. Agricultural practice This report also shows that, in 2013, derogation farms used on average approximately 4 kg less nitrogen per hectare in the form of livestock manure than the permitted maximum of 250 kg nitrogen per hectare. The quantity of nitrogen that can potentially leach into groundwater as nitrate is partly determined by the nitrogen soil surplus. This surplus is defined as the difference between nitrogen input (e.g. in the form of fertilizers) and output (e.g. via milk). On average, the nitrogen soil surplus has not changed substantially during the period studied. Groundwater quality In 2013, the average nitrate concentration in groundwater on derogation farms in the Sand Region amounted to 37 milligrams per liter (mg/l) and was therefore below the standard of 50 mg/l. On average, farms in the Clay and Peat Regions had even lower nitrate concentrations (11 and 6 mg/l, respectively). Farms in the Loess Region, showing an average nitrate concentration in groundwater of 56 mg/l, however, exceeded the standard. The difference between the regions is mainly caused by a greater share of soils prone to nitrogen leaching in the Sand and Loess Regions. Less denitrification occurs on these soils, and more nitrate can therefore leach into the groundwater.Ministerie van Economische Zake
    corecore