44 research outputs found
Public Health Foresight Report 2018 - A healthy prospect
Het gaat goed met de volksgezondheid in Nederland. We worden steeds ouder, en de meeste mensen voelen zich gezond en niet beperkt. Toch staan we voor een paar grote toekomstige opgaven. In deze synthese van de zevende Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) staat beschreven wat er op ons afkomt en hoe we daarmee om kunnen gaan. De VTV-2018 laat zien hoe onze volksgezondheid en zorg zich de komende 25 jaar ontwikkelen als we als maatschappij niets extra's zouden doen. Door de vergrijzing neemt het aantal ouderen toe. Ook wonen zij vaker alleen en zelfstandig. Er zijn straks meer mensen met chronische aandoeningen als dementie, kanker en hart- en vaatziekten, en deze aandoeningen komen vaker tegelijkertijd voor. Daardoor wordt de zorg complexer. De zorg verandert ook door technologische ontwikkelingen en omdat patiënten steeds meer zelf doen. Er komt meer druk op mantelzorgers. Daarnaast hebben we last van de drukke stad en flexibel werk. Jongeren ervaren steeds meer prestatiedruk. Dit zijn een aantal van de belangrijke opgaven waar we voor staan. Deze opgaven vragen om een nieuwe manier van werken. We zullen meer moeten samenwerken: beleidsmakers, burgers, patiënten, zorgverleners, onderzoekers én maatschappelijke organisaties. Daarbij staat de persoonlijke situatie van mensen centraal. Dit betekent ook over de grenzen van volksgezondheid en zorg heen kijken: voor een gezonde toekomst zijn een gezonde omgeving, school en werkplek van groot belang. Er gebeurt al veel in de maatschappij voor de volksgezondheid en zorg om beter voorbereid te zijn op de toekomst. Hier kunnen we van leren en verder op bouwen. De VTV verschijnt elke vier jaar, in opdracht van het ministerie van VWS. Hiermee draagt het RIVM bij aan het volksgezondheidsbeleid in Nederland. De volledige VTV-2018 is te vinden op www.vtv2018.nl.The prospects for future public health in the Netherlands are good. Our life expectancy is steadily increasing, and most people feel healthy and do not experience activity limitations. Nevertheless, we face some major future challenges. The seventh Public Health Foresight study describes the societal challenges we will be facing and how we can deal with them. The Public Health Foresight study 2018 shows how our public health and health care sector will develop over the coming 25 years if we, as a society, do not take any extra measures. Our ageing population results in an increase in the number of older persons. These persons also live alone and independently more frequently. More people will suffer from chronic diseases such as dementia, cancer, and cardiovascular diseases, and these diseases will also occur more often in combination with each other. As a result, health care will become more complex. Care is also changing as a result of technological developments and because patients are increasingly doing more themselves. More pressure is being put on informal caregivers. In addition, we are faced with increasingly busy cities and flexible contracts, and young people are feeling increasing levels of pressure to perform. The above are some of the major challenges we are facing. These challenges demand a new way of working. We will have to collaborate more; this applies to policymakers, citizens, patients, caregivers, researchers, and social organisations. While doing so, the focus should be on the personal situation of each individual. This also means that we need to look beyond the scope of the public health sector and care sector as such. A healthy environment, school, and workplace are essential for a healthy future. Much is already being done within society in relation to public health and care to be better prepared for the future. We can learn from this and use it as a base to build on further. The Public Health Foresight study is published once every four years at the request of the Ministry of Health, Welfare and Sport. Through this study, RIVM contributes to public health policy in the Netherlands. The complete Public Health Foresight study 2018 can be accessed at www.vtv2018.nl
Formulation of the Comfort Women Discourse in International Society
Cystic fibrosis (CF) causes a relatively high medical consumption. A large part of the treatment takes place at home. Because data regarding nonhospital care are lacking, we wished to determine the costs of care of patients with CF outside the hospital. A questionnaire was sent to 73 patients with CF from two Dutch hospitals (response rate 64%, 14 children and 33 adults). Average consumption and average costs per patient per year were calculated for children and adults for six categories: non-hospital medical care; domestic help; diet; travelling because of CF; medication; and devices and special facilities at home, work or school. The average non-hospital costs of care amounted to £4,641 per child per year (range £712-13,269) and £10,242 per adult (range £1,653-26,571). Nonhospital medical care for children and adults accounted for, respectively, 8 and 5% of these costs, domestic help for 15 and 9%, diet for 10 and 7%, travelling because of CF for 4 and 8%, medication for 63 and 67%, and devices and special facilities at home, work or school for 1 and 4%. Nonhospital costs of care of cystic fibrosis are very high and amount to 50% of the total (medical and nonmedical) lifetime costs of cystic fibrosis
Bevolking en Scenario's: werelden te winnen?
Demographic developments have played an important role in the structure and functioning of the Earth's system. The exponential population growth of the last century has led to high pressures on the environmental system, with the issue of hunger as representative of harmful effects. Despite the fact that the population growth is currently negative in some of the world's regions, the world population is expected to increase, at least in the next couple of decades. Looking at the three basis components of the demographic changes, fertility, mortality and migration, one can better understand the dynamics and changes in size and structure of future populations. De simultaneous developments of these components are known as the demographic transition theory. There are several institutions involved in developing and publishing population projections. The Population Division of the United Nations is possibly the best known institution, responsible for population projections up to 2050 for the majority of countries in the world. In addition to the UN projections, other projections are made on the national (e.g. the Netherlands) and regional scales (e.g. European). However, with different institutions developing projections at different aggregation levels, inconsistencies over the various geographical scales are almost inevitable. Furthermore, rock-solid sets of assumptions are often lacking, and uncertainties are only included by the definition of high, medium and low variants. One of the ways to deal with uncertainties may be application of a scenario. Instead of covering up uncertainties with rather meaningless variants, a scenario methodology allows one or more consistent images of the future to be created. The IPCC has applied this methodology to gain better insights into future emission paths, resulting in an advanced and useful set of scenarios. In this approach, the two most relevant trends to cover most of the future uncertainties have been distinguished. These trends are globalization versus regionalization, and individualism/market orientation versus collectivity. Their combination will result in four scenarios.The scenario approach has been applied to three aggregation levels, the Netherlands, Europe and the 17 major world regions. In these applications the assumptions on fertility, mortality and migration are, to the furthest extent, based on the underlying socio-economic and environmental determinants. By using the same methodology in all applications, a set of scenarios is created that is consistent for the various geographical scales. The associated simulation results show an assorted set of images of the future population.Bevolkingsontwikkelingen hebben een zeer belangrijke rol gespeeld bij het functioneren van het natuurlijk systeem. De hoge bevolkingsgroei in de afgelopen eeuw heeft geleid tot een hoge druk op het milieu, waarvan de voedselproblematiek een van de voorbeelden is waarin deze druk zichtbaar wordt. Alhoewel de bevolking in bepaalde regio's aan het afnemen is, zal de wereldbevolking nog verder stijgen, in ieder geval de komende decennia. Door te kijken naar de drie basiscomponenten van de demografische veranderingen d.w.z. fertiliteit, mortaliteit en migratie, kan de dynamiek van veranderingen in omvang maar ook in structuur van de toekomstige bevolking, beter begrepen worden. De samenhang en verandering van deze componenten wordt beschreven in de theorie van de demografische transitie. Er zijn diverse instellingen die bevolkingsprojecties maken. De bekendste is wellicht de Verenigde Naties die voor de meeste landen projectie tot 2050 maken. Daarnaast worden er op nationale (bijvoorbeeld Nederland) en regionale schaal (bijvoorbeeld Europa) ook projecties gemaakt. Doordat deze projectie door verschillende instellingen gemaakt wordt ontbreekt de consistentie over de schaalniveaus. Ook de onderbouwing van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan deze projecties ontbreekt nogal eens, en de onzekerheden worden vaak slechts gepresenteerd in varianten: hoog, midden en laag.Een mogelijkheid om beter om te gaan met onzekerheden is het gebruik van scenario's. In scenario's wordt getracht een of meerdere consistente beelden van de toekomst te geven. Door de IPPC is deze methodiek toegepast om een beter inzicht te krijgen in toekomstige emissies. Deze zeer bruikbare toepassing gaat uit van twee trends die tezamen een groot deel van de onzekerheden ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen dienen af te dekken. Deze trends zijn globalisering versus regionalisering, en individualisme/marktwerking versus collectivisme. De combinatie van deze twee dimensies resulteert in 4 scenario's. Deze scenariomethodiek is toegepast op Nederland, Europa en de 17 belangrijkste wereldregio's waarbij de veronderstellingen voor fertiliteit, mortaliteit en migratie zoveel mogelijk gebaseerd zijn op achterliggende sociaal-economische en milieu-gerelateerde ontwikkelingen. Doordat een zelfde benadering gebruikt is voor de diverse schaalniveaus worden consistente bevolkingsprojecties verkregen. De resultaten voor de drie schaalniveaus laten zien dat, gegeven de twee scenariodimensies, een grote diversiteit van toekomstbeelden verkregen wordt
Indicatoren voor het sociale duurzaamheidsdomein
Sinds de Brundtland commissie het rapport ten aanzien van duurzame ontwikkeling heeft gepresenteerd, heeft een groot aantal instellingen getracht deze te operationaliseren en/of the verfijnen met andere, gerelateerde concepten. In deze nieuwe concepten komen aspecten als armoede en ontwikkeling, bestaanzekerheid en kwaliteit van leven vaak terug. Operationaliseren van deze concepten heeft geleid tot een grote verzameling van indicatoren en samengestelde indicatoren (zogenoemde indices). Belangrijke voorbeelden zijn hiervan de Human Development Index en de Millennium Development Goals. De meeste van deze indicatoren zijn echter niet of niet goed theoretisch onderbouwd. De precieze omschrijving van wat deze indicatoren beogen te beschrijven ontbreekt vaak en de selectie van indicatoren lijkt soms meer gebaseerd te zijn op beschikbaarheid van data in plaats van een ex-ante set van criteria. Selectie van indicatoren kan worden gedaan op basis van criteria als gevoeligheid voor de te meten veranderingen, transparantie en redundantie. Met het toepassen van het Pressure-State-Impact-Response raamwerk komen indicatoren beter tot hun recht doordat er causaliteit onderscheiden wordt, en er een duidelijke relatie wordt gelegd met het onderliggende proces. Daarnaast levert het gebruik van een hierarchische representatie een transparant en traceerbaar indicatorenraamwerk op. De theorie van Maslow, waarin de sequentie van levensbehoeften wordt uiteengerafeld, sluit hierbij goed aan en is dan ook gebruikt om een beter gefundeerde, maar nog steeds praktische collectie van indicatoren te krijgen voor het sociale domein van duurzame ontwikkeling.Ever since the Brundtland Commission presented its report on sustainable development in 1987, various institutions have either adopted or tried to refine the approach used in the report. Currently, there is a broad collection of concepts that are often highly related to sustainable development. These concepts do not seldom include aspects like poverty and development, security issues and quality of life. The operationalization of these concepts has resulted in a broad collection of indicators and composites of indicators, the so-called indexes. Important examples of successful operationalization are the Human Development Index and the Millennium Development Goals. Most of these collections of indicators have no, or hardly any, theoretical foundation. Furthermore, the precise description of the underlying process that these indicators try to indicate is lacking and the availability of data seems to be the guideline for selection. Selection of indicators should be based on a list of criteria such as sensitivity to changes, transparency and redundancy. Applying the Pressure-State-Impact-Response mechanism can improve the selection and use of indicators since causal relationships are distinguished and underlying processes interlinked. Further refinement can be obtained by the use of a hierarchical representation, resulting in a transparent and traceable indicator framework. Maslow's theory of needs connects these aspects with the human/social sustainability domain. Applying this theory to the selection of indicators results in a well-founded, but still practical, collection of indicators for possible use in further depiction of social and human aspects of sustainable development.RIV
Indicatoren voor het sociale duurzaamheidsdomein
Ever since the Brundtland Commission presented its report on sustainable development in 1987, various institutions have either adopted or tried to refine the approach used in the report. Currently, there is a broad collection of concepts that are often highly related to sustainable development. These concepts do not seldom include aspects like poverty and development, security issues and quality of life. The operationalization of these concepts has resulted in a broad collection of indicators and composites of indicators, the so-called indexes. Important examples of successful operationalization are the Human Development Index and the Millennium Development Goals. Most of these collections of indicators have no, or hardly any, theoretical foundation. Furthermore, the precise description of the underlying process that these indicators try to indicate is lacking and the availability of data seems to be the guideline for selection. Selection of indicators should be based on a list of criteria such as sensitivity to changes, transparency and redundancy. Applying the Pressure-State-Impact-Response mechanism can improve the selection and use of indicators since causal relationships are distinguished and underlying processes interlinked. Further refinement can be obtained by the use of a hierarchical representation, resulting in a transparent and traceable indicator framework. Maslow's theory of needs connects these aspects with the human/social sustainability domain. Applying this theory to the selection of indicators results in a well-founded, but still practical, collection of indicators for possible use in further depiction of social and human aspects of sustainable development.Sinds de Brundtland commissie het rapport ten aanzien van duurzame ontwikkeling heeft gepresenteerd, heeft een groot aantal instellingen getracht deze te operationaliseren en/of the verfijnen met andere, gerelateerde concepten. In deze nieuwe concepten komen aspecten als armoede en ontwikkeling, bestaanzekerheid en kwaliteit van leven vaak terug. Operationaliseren van deze concepten heeft geleid tot een grote verzameling van indicatoren en samengestelde indicatoren (zogenoemde indices). Belangrijke voorbeelden zijn hiervan de Human Development Index en de Millennium Development Goals. De meeste van deze indicatoren zijn echter niet of niet goed theoretisch onderbouwd. De precieze omschrijving van wat deze indicatoren beogen te beschrijven ontbreekt vaak en de selectie van indicatoren lijkt soms meer gebaseerd te zijn op beschikbaarheid van data in plaats van een ex-ante set van criteria. Selectie van indicatoren kan worden gedaan op basis van criteria als gevoeligheid voor de te meten veranderingen, transparantie en redundantie. Met het toepassen van het Pressure-State-Impact-Response raamwerk komen indicatoren beter tot hun recht doordat er causaliteit onderscheiden wordt, en er een duidelijke relatie wordt gelegd met het onderliggende proces. Daarnaast levert het gebruik van een hierarchische representatie een transparant en traceerbaar indicatorenraamwerk op. De theorie van Maslow, waarin de sequentie van levensbehoeften wordt uiteengerafeld, sluit hierbij goed aan en is dan ook gebruikt om een beter gefundeerde, maar nog steeds praktische collectie van indicatoren te krijgen voor het sociale domein van duurzame ontwikkeling
Bevolking en Scenario's: werelden te winnen?
Bevolkingsontwikkelingen hebben een zeer belangrijke rol gespeeld bij het functioneren van het natuurlijk systeem. De hoge bevolkingsgroei in de afgelopen eeuw heeft geleid tot een hoge druk op het milieu, waarvan de voedselproblematiek een van de voorbeelden is waarin deze druk zichtbaar wordt. Alhoewel de bevolking in bepaalde regio's aan het afnemen is, zal de wereldbevolking nog verder stijgen, in ieder geval de komende decennia. Door te kijken naar de drie basiscomponenten van de demografische veranderingen d.w.z. fertiliteit, mortaliteit en migratie, kan de dynamiek van veranderingen in omvang maar ook in structuur van de toekomstige bevolking, beter begrepen worden. De samenhang en verandering van deze componenten wordt beschreven in de theorie van de demografische transitie. Er zijn diverse instellingen die bevolkingsprojecties maken. De bekendste is wellicht de Verenigde Naties die voor de meeste landen projectie tot 2050 maken. Daarnaast worden er op nationale (bijvoorbeeld Nederland) en regionale schaal (bijvoorbeeld Europa) ook projecties gemaakt. Doordat deze projectie door verschillende instellingen gemaakt wordt ontbreekt de consistentie over de schaalniveaus. Ook de onderbouwing van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan deze projecties ontbreekt nogal eens, en de onzekerheden worden vaak slechts gepresenteerd in varianten: hoog, midden en laag.Een mogelijkheid om beter om te gaan met onzekerheden is het gebruik van scenario's. In scenario's wordt getracht een of meerdere consistente beelden van de toekomst te geven. Door de IPPC is deze methodiek toegepast om een beter inzicht te krijgen in toekomstige emissies. Deze zeer bruikbare toepassing gaat uit van twee trends die tezamen een groot deel van de onzekerheden ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen dienen af te dekken. Deze trends zijn globalisering versus regionalisering, en individualisme/marktwerking versus collectivisme. De combinatie van deze twee dimensies resulteert in 4 scenario's. Deze scenariomethodiek is toegepast op Nederland, Europa en de 17 belangrijkste wereldregio's waarbij de veronderstellingen voor fertiliteit, mortaliteit en migratie zoveel mogelijk gebaseerd zijn op achterliggende sociaal-economische en milieu-gerelateerde ontwikkelingen. Doordat een zelfde benadering gebruikt is voor de diverse schaalniveaus worden consistente bevolkingsprojecties verkregen. De resultaten voor de drie schaalniveaus laten zien dat, gegeven de twee scenariodimensies, een grote diversiteit van toekomstbeelden verkregen wordt.Demographic developments have played an important role in the structure and functioning of the Earth's system. The exponential population growth of the last century has led to high pressures on the environmental system, with the issue of hunger as representative of harmful effects. Despite the fact that the population growth is currently negative in some of the world's regions, the world population is expected to increase, at least in the next couple of decades. Looking at the three basis components of the demographic changes, fertility, mortality and migration, one can better understand the dynamics and changes in size and structure of future populations. De simultaneous developments of these components are known as the demographic transition theory. There are several institutions involved in developing and publishing population projections. The Population Division of the United Nations is possibly the best known institution, responsible for population projections up to 2050 for the majority of countries in the world. In addition to the UN projections, other projections are made on the national (e.g. the Netherlands) and regional scales (e.g. European). However, with different institutions developing projections at different aggregation levels, inconsistencies over the various geographical scales are almost inevitable. Furthermore, rock-solid sets of assumptions are often lacking, and uncertainties are only included by the definition of high, medium and low variants. One of the ways to deal with uncertainties may be application of a scenario. Instead of covering up uncertainties with rather meaningless variants, a scenario methodology allows one or more consistent images of the future to be created. The IPCC has applied this methodology to gain better insights into future emission paths, resulting in an advanced and useful set of scenarios. In this approach, the two most relevant trends to cover most of the future uncertainties have been distinguished. These trends are globalization versus regionalization, and individualism/market orientation versus collectivity. Their combination will result in four scenarios.The scenario approach has been applied to three aggregation levels, the Netherlands, Europe and the 17 major world regions. In these applications the assumptions on fertility, mortality and migration are, to the furthest extent, based on the underlying socio-economic and environmental determinants. By using the same methodology in all applications, a set of scenarios is created that is consistent for the various geographical scales. The associated simulation results show an assorted set of images of the future population.RIV
Het kwetsbaarheidsprincipe en zijn toepassing op voedselzekerheid
Dit rapport beschrijft de operationalisatie van de term 'duurzame ontwikkeling' door gebruik te maken van het kwetsbaarheidconcept. Kwetsbaarheid beschrijft de mate van schade dat een systeem kan ondervinden door blootstelling aan een bepaalde druk en beschrijft daarmee niet duurzame processen. Voor de operationalisatie wordt een raamwerk geintroduceerd dat bestaat uit de drie elementen van kwetsbaarheid, namelijk blootstelling, gevoeligheid en aanpassingscapaciteit. Het raamwerk maakt gebruik van modelresultaten, indicatoren, die worden geaggregeerd tot een algemene maat van duurzaamheid voor een bepaalde sector of systeem. De kwetsbaarheid wordt beschreven door de potentiele impact (blootstelling plus gevoeligheid) en de aanpassingscapaciteit, dat wil zeggen de gevolgen die kunnen ontstaan door mondiale veranderingen in het menselijke en milieusysteem en de graad waarin mogelijke aanpassingen de schade kunnen matigen of compenseren. De voordelen van de benadering zijn de transparantie van het indicatorenraamwerk en de koppeling met simulatiemodellen (bestaande kennis). Om vervolgens deze methodiek te toetsen is het toegepast op het probleem van voedselveiligheid, wat resulteert in een maat voor de kwetsbaarheid van landen voor voedseltekorten. De resultaten van deze analyse zijn op regionale schaal in lijn met de mate van voedseltekorten zoals gerapporteerd door de FAO. Deze gelijkenis geeft aan dat het gekozen indicatoren raamwerk een redelijke proxy geeft voor voedselveiligheid en dat het conceptuele raamwerk goede vooruitzichten biedt voor het toepassen op andere niet duurzame processen.This report describes an operationalisation of the term 'sustainable development', by introducing the vulnerability concept. Vulnerability describes the degree to which a system is likely to experience harm due to exposure to a hazard, and thereby identifies unsustainable states and processes. The operationalisation is presented in a framework, which incorporates the three elements of vulnerability, i.e. exposure, sensitivity and coping capacity. The framework links model outcomes, represented as indicators, towards an overall measure of sustainability of a certain sector or system. The overall vulnerability is determined by the potential impact (exposure plus sensitivity) and the coping capacity, which is the impact that may occur given projected global change and the degree to which adjustments in practices, processes or structures can moderate or offset the potential for damage. The advantages of the approach are the transparency of the indicator framework and the linkage of the framework with simulation models (existing knowledge). To test the methodology, it is applied on the issue of food security, resulting in a measure for the overall vulnerability of countries towards food shortages. The results of this analysis are in line with the degree of food deprivation on a regional scale, as determined by the FAO. These similarities in results indicate that the chosen indicator framework is a reasonable proxy for food security and that the conceptual framework gives good prospects for the analysis of other unsustainable states and processes.RIV
Het kwetsbaarheidsprincipe en zijn toepassing op voedselzekerheid
This report describes an operationalisation of the term 'sustainable development', by introducing the vulnerability concept. Vulnerability describes the degree to which a system is likely to experience harm due to exposure to a hazard, and thereby identifies unsustainable states and processes. The operationalisation is presented in a framework, which incorporates the three elements of vulnerability, i.e. exposure, sensitivity and coping capacity. The framework links model outcomes, represented as indicators, towards an overall measure of sustainability of a certain sector or system. The overall vulnerability is determined by the potential impact (exposure plus sensitivity) and the coping capacity, which is the impact that may occur given projected global change and the degree to which adjustments in practices, processes or structures can moderate or offset the potential for damage. The advantages of the approach are the transparency of the indicator framework and the linkage of the framework with simulation models (existing knowledge). To test the methodology, it is applied on the issue of food security, resulting in a measure for the overall vulnerability of countries towards food shortages. The results of this analysis are in line with the degree of food deprivation on a regional scale, as determined by the FAO. These similarities in results indicate that the chosen indicator framework is a reasonable proxy for food security and that the conceptual framework gives good prospects for the analysis of other unsustainable states and processes.Dit rapport beschrijft de operationalisatie van de term 'duurzame ontwikkeling' door gebruik te maken van het kwetsbaarheidconcept. Kwetsbaarheid beschrijft de mate van schade dat een systeem kan ondervinden door blootstelling aan een bepaalde druk en beschrijft daarmee niet duurzame processen. Voor de operationalisatie wordt een raamwerk geintroduceerd dat bestaat uit de drie elementen van kwetsbaarheid, namelijk blootstelling, gevoeligheid en aanpassingscapaciteit. Het raamwerk maakt gebruik van modelresultaten, indicatoren, die worden geaggregeerd tot een algemene maat van duurzaamheid voor een bepaalde sector of systeem. De kwetsbaarheid wordt beschreven door de potentiele impact (blootstelling plus gevoeligheid) en de aanpassingscapaciteit, dat wil zeggen de gevolgen die kunnen ontstaan door mondiale veranderingen in het menselijke en milieusysteem en de graad waarin mogelijke aanpassingen de schade kunnen matigen of compenseren. De voordelen van de benadering zijn de transparantie van het indicatorenraamwerk en de koppeling met simulatiemodellen (bestaande kennis). Om vervolgens deze methodiek te toetsen is het toegepast op het probleem van voedselveiligheid, wat resulteert in een maat voor de kwetsbaarheid van landen voor voedseltekorten. De resultaten van deze analyse zijn op regionale schaal in lijn met de mate van voedseltekorten zoals gerapporteerd door de FAO. Deze gelijkenis geeft aan dat het gekozen indicatoren raamwerk een redelijke proxy geeft voor voedselveiligheid en dat het conceptuele raamwerk goede vooruitzichten biedt voor het toepassen op andere niet duurzame processen
Long term population scenario's for the Netherlands
In the Netherlands demographic forecasts are compiled by Statistics Netherlands. The most likely demographic changes are described in these forecasts. However, forecasts are one way of dealing with uncertainties. Another way of dealing with these uncertainties is to use a scenario approach. This report describes how the size and structure of the Dutch population will change on the basis of different dominant future trends represented in four scenarios: Global Economy, Strong Europe, Transatlantic Market and Regional Communities. These four scenarios reflect a set of economic and sociocultural trends and show how these trends influence the three components of population change: fertility, mortality and migration. This has been done by establishing a relationship between the determinants of the demographic components and the economic and socio-cultural trends. With respect to fertility (expressed in the average number of children per woman), female education, income and daycare are the main determinants. Regarding mortality (indicated by life expectancy) income, lifestyle, access to medical services and medical technology are important determinants. Migration policies concerning asylum and family migration and the attractiveness of the Dutch economy in terms of labour market conditions are important determinants of migration. Fertility, mortality and migration have been specified in each scenario, resulting in four different images of the demographic future of the Netherlands.In the scenario with the highest population growth (Global Economy), the population increases to a level of more than 20 million persons in 2050. This is the result of a high fertility level in combination with a high migration level. In the Regional Communities scenario a low fertility level is combined with a low migration level. This results in an increase in the population up to 2030 and a decrease after 2030 to a level of about 15 million in 2050. The process of ageing will continue in all scenarios.Sinds een aantal decennia worden er voor Nederland door het CBS bevolkingsprognoses gemaakt. Deze prognoses geven de op dat moment, meest waarschijnlijke ontwikkeling weer. Er gaan echter veel onzekerheden gepaard met de manier waarop de toekomst van de Nederlandse bevolking zich gaat ontvouwen. Om deze onzekerheden in beeld te brengen, wordt er veelal gebruik gemaakt van scenario's. Aan de hand van een aantal dominante ontwikkelingsrichtingen, is in dit rapport beschreven hoe de omvang en structuur van de Nederlandse bevolking zullen veranderen volgens vier scenario's, te weten Global Economy, Strong Europe, Transatlantic Market, Regional Communities. Deze vier scenario's geven aan hoe, uitgaande van bepaalde economische en sociaal-culturele ontwikkelingen, de drie componenten van bevolkingsgroei (vruchtbaarheid, sterfte en migratie) zich de komende vijftig jaar zullen ontwikkelen. Hierbij wordt een relatie gelegd tussen de determinanten van de demografische componenten en de economische en sociaal-culturele ontwikkelingen. Voor vruchtbaarheid, uitgedrukt in het aantal kinderen per vrouw, zijn de belangrijkste determinanten: de opleidingsgraad van vrouwen, inkomen en kinderopvang. Voor sterfte, uitgedrukt in levensverwachting, zijn op de korte termijn vooral inkomen, leefstijl en toegang tot gezondheidszorg van belang, terwijl op langere termijn ook de verdere medisch technologische ontwikkelingen een belangrijk effect kunnen sorteren. Voor migratie, onderscheiden in immigratie en emigratiestromen, zijn zowel het migratiebeleid (met betrekking tot asielmigratie en gezinsmigratie) als de aantrekkelijkheid van de Nederlandse economie (arbeidsmarktontwikkelingen) belangrijke determinanten. De uitwerking van deze drie componenten (vruchtbaarheid, sterfte en migratie) voor de scenario's heeft geleid tot vier uiteenlopende demografische toekomstbeelden van Nederland. In het scenario met de hoogste bevolkingsgroei (Global Economy) stijgt de bevolking tot boven de 20 miljoen in 2050, met name als gevolg van hogere vruchtbaarheid en hoge migratie. Deze componenten zijn juist het laagst in het Regional Communities scenario hetgeen resulteert in een bevolking die piekt in 2030 en daarna afneemt tot ongeveer 15 miljoen in 2050. In alle scenario's is er sprake van een doorzettend proces van vergrijzing
Long term population scenario's for the Netherlands
RIVM rapportnummer staat niet in het rapport
vermeldSinds een aantal decennia worden er voor Nederland door het CBS bevolkingsprognoses gemaakt. Deze prognoses geven de op dat moment, meest waarschijnlijke ontwikkeling weer. Er gaan echter veel onzekerheden gepaard met de manier waarop de toekomst van de Nederlandse bevolking zich gaat ontvouwen. Om deze onzekerheden in beeld te brengen, wordt er veelal gebruik gemaakt van scenario's. Aan de hand van een aantal dominante ontwikkelingsrichtingen, is in dit rapport beschreven hoe de omvang en structuur van de Nederlandse bevolking zullen veranderen volgens vier scenario's, te weten Global Economy, Strong Europe, Transatlantic Market, Regional Communities. Deze vier scenario's geven aan hoe, uitgaande van bepaalde economische en sociaal-culturele ontwikkelingen, de drie componenten van bevolkingsgroei (vruchtbaarheid, sterfte en migratie) zich de komende vijftig jaar zullen ontwikkelen. Hierbij wordt een relatie gelegd tussen de determinanten van de demografische componenten en de economische en sociaal-culturele ontwikkelingen. Voor vruchtbaarheid, uitgedrukt in het aantal kinderen per vrouw, zijn de belangrijkste determinanten: de opleidingsgraad van vrouwen, inkomen en kinderopvang. Voor sterfte, uitgedrukt in levensverwachting, zijn op de korte termijn vooral inkomen, leefstijl en toegang tot gezondheidszorg van belang, terwijl op langere termijn ook de verdere medisch technologische ontwikkelingen een belangrijk effect kunnen sorteren. Voor migratie, onderscheiden in immigratie en emigratiestromen, zijn zowel het migratiebeleid (met betrekking tot asielmigratie en gezinsmigratie) als de aantrekkelijkheid van de Nederlandse economie (arbeidsmarktontwikkelingen) belangrijke determinanten. De uitwerking van deze drie componenten (vruchtbaarheid, sterfte en migratie) voor de scenario's heeft geleid tot vier uiteenlopende demografische toekomstbeelden van Nederland. In het scenario met de hoogste bevolkingsgroei (Global Economy) stijgt de bevolking tot boven de 20 miljoen in 2050, met name als gevolg van hogere vruchtbaarheid en hoge migratie. Deze componenten zijn juist het laagst in het Regional Communities scenario hetgeen resulteert in een bevolking die piekt in 2030 en daarna afneemt tot ongeveer 15 miljoen in 2050. In alle scenario's is er sprake van een doorzettend proces van vergrijzing.In the Netherlands demographic forecasts are compiled by Statistics Netherlands. The most likely demographic changes are described in these forecasts. However, forecasts are one way of dealing with uncertainties. Another way of dealing with these uncertainties is to use a scenario approach. This report describes how the size and structure of the Dutch population will change on the basis of different dominant future trends represented in four scenarios: Global Economy, Strong Europe, Transatlantic Market and Regional Communities. These four scenarios reflect a set of economic and sociocultural trends and show how these trends influence the three components of population change: fertility, mortality and migration. This has been done by establishing a relationship between the determinants of the demographic components and the economic and socio-cultural trends. With respect to fertility (expressed in the average number of children per woman), female education, income and daycare are the main determinants. Regarding mortality (indicated by life expectancy) income, lifestyle, access to medical services and medical technology are important determinants. Migration policies concerning asylum and family migration and the attractiveness of the Dutch economy in terms of labour market conditions are important determinants of migration. Fertility, mortality and migration have been specified in each scenario, resulting in four different images of the demographic future of the Netherlands.In the scenario with the highest population growth (Global Economy), the population increases to a level of more than 20 million persons in 2050. This is the result of a high fertility level in combination with a high migration level. In the Regional Communities scenario a low fertility level is combined with a low migration level. This results in an increase in the population up to 2030 and a decrease after 2030 to a level of about 15 million in 2050. The process of ageing will continue in all scenarios.RIV