Gravitino fields in Schwarzschild black hole spacetimes

The analysis of gravitino fields in curved spacetimes is usually carried out using the Newman-Penrose formalism. In this paper we consider a more direct approach with eigenspinor-vectors on spheres, to separate out the angular parts of the fields in a Schwarzschild background. The radial equations of the corresponding gauge invariant variable obtained are shown to be the same as in the Newman-Penrose formalism. These equations are then applied to the evaluation of the quasinormal mode frequencies, as well as the absorption probabilities of the gravitino field scattering in this background.Comment: 21 pages, 2 figures. arXiv admin note: text overlap with arXiv:1006.3327 by other author

Vergelijking tussen Limousin x FH-kruislingen en FH- en MRIJ-stieren = Comparison between Limousin x Dutch Friesian crossbreds and Dutch Friesian and Meuse-Rhine-IJssel bulls

Op de proefboerderij De Vlierd en op het proefbedrijf van Wessanen BV te Wormerveer zijn een tweetal proeven uitgevoerd. Hierin zijn kalveren van kruisingsprodukten van Limousin x Fries-Hollands ( Li x FH) en van de Nederlandse rassen FH en MRIJ vergeleke

Notes on Succession in Old Fields in Southeastern Ontario: the Herbs

Vegetation in abandoned hayfields was monitored during 1976-1998. An earlier successional stage followed ploughing. Changes in tree, shrub and vine populations have been reported earlier and showed expected increases in species richness and cover. Highest species richness of herbs occurred three years after ploughing. Non-woody species richness trended irregularly downward, while non-woody cover was variable, peaking in 1987. Within the herbaceous community, year-to-year changes in cover and frequency of species in the following selected groups are reported here: 18 grasses including sown and adventive species; 13 legumes including two sown species; 14 macroforbs of the Compositae, including a goldenrod, Solidago canadensis, which dominated parts of the fields; a rosette weed, Taraxacum officinalis; sedges, horsetails and some other minor components. Grasses and goldenrods were grazed, sometimes intensively and repeatedly, by insects; grasses were impacted by skipper larvae (Thymelicus lineola), and goldenrods by beetle larvae (Trirhabda spp.). Effects of repeated outbreaks on host plant cover are shown for two plots (100 m2) matching the scale of outbreaks

EUREGIO MRSA-net Twente/Munsterland - a Dutch-German cross-border network for the prevention and control of infections caused by methicillin-resistant Staphylococcus aureus

Binary file ES_Abstracts_Final_ECDC.txt matches </jats:p

Natuurlijke immobilisatie van zware metalen in de bodem

In Nederland zijn grote hoeveelheden licht met zware metalen verontreinigde grond en baggerspecie aanwezig. Een eenvoudige methode om hiermee om te gaan is immobilisatie van de zware metalen in de vorm van sulfiden. Hiervoor is het noodzakelijk dat degrond of baggerspecie anaëroob onder aanwezigheid of toevoer van sulfaat wordt opgeslagen. Risico van dit concept van natuurlijke immobilisatie is dat, als gedurende een periode niet kan worden voldaan aan de randvoorwaarden, er hermobilisatie kan optreden. Dit risico is onderzocht. Het grootste risico is een onverwachte verlaging van het grondwaterpeil of het optreden van een extreem droge periode. Dit is gesimuleerd in het Rhizotron van Wageningen UR. Er is gebruik gemaakt van een baggerspecie met verhoogde concentraties zink en cadmium. In de uitgangssituatie bevatte het poriewater verhoogde hoeveelheden zware metalen. Opnieuw vastleggen van de zware metalen in sulfiden vereiste circa vijftig dagen. Hierna zijn grondwaterpeilen verlaagd en is een extreem droog jaar gesimuleerd. Dit zorgde boven in de specie voor sulfaatvorming, wat werd gevolgd door mobilisatie van zware metalen. Dit proces duurde vier maanden of langer, waarbij de aanwezigheid van gewas het proces versnelde. Op de plaatsen in de specie waar geen aërobie werd aangetroffen, is waargenomen dat de zware metalen op den duur sterker worden gebonden, wat resulteert in lagere concentraties. Deze waarden lagen onder de streefwaarde voor water. Resultaten van het onderzoek zijn vertaald naar adviezen voor de inrichting van locaties voor natuurlijke immobilisatie. Aangegeven is waarmee rekening moet worden gehouden bij het herstel van de situatie na een verstoring

Water requirements for growth and survival of Swietenia macrophylla and Tabebuia heterophylla juvenile trees in relation to water production capacity of dew condensers1

Drought mortality of juvenile trees is a major cause for failure of reforestation projects. Portable devices such as passive radiative dew condensers can often provide 0.15 L/day of water in situ, possibly sufficient for tree survival until roots can access groundwater, allowing self-sustainability. To evaluate growth and survivability of juvenile trees of Tabebuia heterophylla Britton and Swietenia macrophylla King under such low water amounts, juvenile trees received approximately 0.033, 0.067, 0.134, 0.201 and 0.268 L/tree/day, representing fractions (relative evapotranspiration or RET) of 0.125, 0.25, 0.50, 0.75 and 1.00 of the evapotranspiration demand (ETo). The experiment lasted 60 days for S. macrophylla and 90 days for T. heterophylla. All T. heterophylla juvenile trees survived even at the lowest irrigation rate. However, S. macrophylla juvenile trees began dying at RET \u3c 0.5, with only 60 percent surviving at RET = 0.25 (0.067 L/day) and 100 percent mortality occurring at RET = 0.125 (0.033 L/day). Water requirements of 0.134 L/day, necessary for full survival of both species, were within the typical production capacity of 1-m2 dew condensers. However, a greater safetyfactor is obtained using drought tolerant species such as T. heterophylla, which can survive under water application rates as low as 0.03 L/day

Ticking for Metabolic Health:The Skeletal-Muscle Clocks

To be prepared for alternating metabolic demands occurring over the 24-hour day, the body preserves information on time in skeletal muscle, and all cells, through a circadian clock mechanism. Skeletal muscle can be considered the largest collection of peripheral clocks in the body with a major contribution to whole body energy metabolism. Comparison of circadian clock gene expression between skeletal muscle of nocturnal rodents and diurnal humans reveals very common patterns based on rest/active cycles rather than light/dark cycles. Rodent studies in which the circadian clock is disrupted in skeletal muscle demonstrate impaired glucose handling and insulin resistance. Experimental circadian misalignment in humans modifies the skeletal muscle clocks and leads to disturbed energy metabolism and insulin resistance. Preclinical studies have revealed that timing of exercise over the day can influence the beneficial effects of exercise on skeletal muscle metabolism and studies suggest similar applicability in humans. Current strategies to improve metabolic health, e.g. exercise, should be reinvestigated in their capability to modify the skeletal muscle clocks by taking timing of the intervention into account