96 research outputs found

    Dutch seafloor litter monitoring in the North Sea : International Bottom Trawl Survey 2020

    Get PDF
    The Marine Strategy Framework Directive (MSFD) requires EU Member States to develop programmes of measures that aim to achieve or maintain Good Environmental Status (GES) in European Seas. In order to be able to evaluate the quality state of marine waters on a regular basis and the effects of the measures taken, monitoring programs for MSFD descriptors and indicators have been established by the Member States. GES is defined by 11 descriptors, including Marine Litter (D10). The Dutch monitoring program for this descriptor includes the collection of data on the presence, abundance and distribution of macro litter on the seafloor. According to the Dutch program, the data on seafloor litter must be collected during statutory task fish surveys using a standardised GOV (Grand Ouverture Verticale) fishing net as part of the International Bottom Trawl Survey (IBTS), which is carried out yearly in the North Sea. This report presents the results of the seafloor litter monitoring during the IBTS of Quarter 1, 2020. Seafloor litter data have been collected annually since 2013, and the new data are presented and compared to the data collected in previous years. This is done for both the composition and the spatial distribution of the seafloor litter. The allocation of rectangles was the same as in 2019, however owing to permit issues of participating countries and extremely bad weather conditions during the survey period, the area covered by the Dutch IBTS 2020 was not as planned and deviates from the covered area in 2019 and earlier years. These deviations in the spatial coverage hampers comparisons over the years. In 2020, litter was caught in 83% of the hauls. The composition of this litter was similar to that of previous years, more than 90% of the 155 items recorded was plastic and these were mainly monofilament lines and plastic sheets. The majority of these items was, as in previous years, small (<25 cm2). The haul with the highest amount of litter items was in the south-east part of the North Sea towards the Dutch coast, with 19 separate items recorded. Due to the spatial deviation of the surveyed area in each year, and the semi-random sampling in a grid cell, it is difficult to compare the data between years. Bearing this in mind, mean and median values from this year were nearly the same as those of the previous two years, but lower than those of earlier years since recording began in 2013. It should be noted that the net used during the IBTS (GOV) is not designed to catch litter, therefore, it probably has a small chance of catching a litter item when it is present in the trawl path. Thus, the fact that these items are caught indicates that it is likely that there are many more items in the trawl path and that current values are a large underestimation of the actual litter present. Consequently, the degree of litter pollution on the seafloor is probably much larger than presented in this report. The Dutch seafloor litter monitoring results are uploaded to the ICES DATRAS database, and are used in OSPAR assessments of seafloor litter in the North Sea. Due to this aggregation of many ICES seafloor litter surveys of the North Sea, an assessment of the presence/absence and total count of seafloor litter items can probably be made in the near future for the whole North Sea area

    Zandspiering in het Amelander Zeegat : T0-meting voorjaar 2018

    Get PDF

    Ecologisch Gericht Suppleren: meetplan kustlangse survey 2019

    Get PDF
    Suppleties van zand op vooroever of strand worden in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd om de Nederlandse kust tegen erosie te beschermen en om voldoende zand in het kustfundament te houden. Een groot deel van de suppleties vindt plaats in of nabij de kuststrook die binnen de Natura2000 regelgeving wordt beschermd, de Noordzeekustzone. Het is dus van belang de eventuele effecten van deze praktijk op de natuur zorgvuldig te bestuderen, zodat dit effect kan worden afgezet tegenover het algemene nut voor de maatschappij. Betere kennis van de effecten kan leiden tot beperking van eventuele schade aan- en mogelijk zelfs tot versterking van- gewenste natuurwaarden en ecosysteemdiensten. Tot nog toe is er in vergelijking met benthos relatief weinig aandacht geweest voor de gevolgen van suppleren op vispopulaties, terwijl de kinderkamerfunctie van de ondiepe kustzone voor vis een zeer belangrijke economische ecosysteemdienst levert. Kennis van de omgevingsfactoren die het voorkomen van juveniele vis in de ondiepe kustzone bepalen, leidt tot een verbeterd inzicht in de gevolgen van suppleties op vispopulaties en daarvan afhankelijk zeeleven. In overleg met natuurorganisaties en de kennisinstituten Deltares en Wageningen Marine Research is in 2016 het document `Ecologische effecten van zandsuppletiesā€™ (Herman et al., 2016) geschreven met als doel onderzoek te formuleren naar ecologische effecten van zandsuppleties. In het onderdeel ā€˜uitvoeringsplanā€™ (deel C in Herman et al. 2016) zijn 3 onderzoekslijnen (ook wel Krachtlijnen genoemd) gedefinieerd, te weten: Vooroever, Duinen en Waddenzee. Het hier beschreven meetplan voor een survey in 2019 valt onder de onderzoekslijn Vooroever. De onderzoeksvraag luidt: ā€œWat zijn de cumulatieve gevolgen van reguliere suppleties op samenstelling en functioneren van het ecosysteem van de ondiepe vooroever van de Nederlandse kust?ā€ Deze volgt uit de prioritering van de krachtlijn Vooroever: (cumulatieve) gevolgen van reguliere suppleties op samenstelling en functioneren van het ecosysteem van de vooroever. De werkzaamheden in 2019 zijn aanvullend op de gegevens verzameld in 2017 en 2018 in de ondiepe vooroever (<10m). In deze voorgaande jaren kon het programma niet in zijn geheel uitgevoerd worden vanwege de weersomstandigheden, met name de bemonstering van de ondiepste zone (<1m) was een probleem. De bemonstering van de ondiepste zone is nu een apart programma (van der Geest e.a., 2019). En voor de diepere zone wordt uitsluitend de bemonstering van demersale vis in relatie tot het sediment voorgesteld, waarbij een kustlangse bemonstering inzicht moet geven in de ruimtelijke verspreiding van demersale vis. Voor deze aanpak is het onderzoeksschip de Luctor eĢeĢn week beschikbaar in juni. In deze week zal er vanuit Stellendam gestart worden met het bemonsteren van vis op een diepte van 5-6 m, waarbij noordwaarts langs de kust gewerkt wordt en om de 1,5-2 km een locatie bemonsterd zal worden. Als de tijd het toelaat, zal er op een enkele locatie een aantal monsters naar dieper water genomen worden, wat inzicht moet geven in eventuele effecten van diepte op de samenstelling van de demersale vispopulatie

    Reisverslag kustsurvey EGSII : Juni 2018

    Get PDF
    In de periode 18 tot 22 juni 2018 heeft Wageningen Marine Research in opdracht van Rijkswaterstaat een multidisciplinaire survey uitgevoerd in de vooroever bij Schiermonnikoog. De survey was opgezet om de verspreiding en abundantie van vis in de vooroever te bepalen en gegevens te verzamelen van (a)biotische factoren die deze verspreiding bepalen. Het doel is deze gegevens te gebruiken om mogelijke effecten van zandsuppleties in de vooroever op vis te voorspellen. De dit jaar uitgevoerde bemonsteringen zijn een aanvulling op de werkzaamheden uitgevoerd in 2017. In de vooroever van Schiermonnikoog waren zes raaien met zeven monsterlocaties van strand tot 10 meter diepte gepland. De geplande bemonsteringsactiviteiten op deze locaties waren voor vis: boomkor, zegen en akoestisch; voor benthos en sediment: steekbuizen, boxcore en 3d-stereocamera; voor zooĢˆplankton: WP2-net; en voor omgevingsvariabelen: CTD, Secchi-schijf en multimeter. In de betreffende week is de uitvoering door met name de weersomstandigheden beperkt gebleven tot de diepste 4 stations op 5 van de 6 raaien. Er zijn twee ondiepe stations bemonsterd met de boomkor, maar dit was vanwege de weersomstandigheden geen succes. Dit alles is gedaan van maandag tot woensdag, de weersomstandigheden maakte bemonsteren op donderdag en vrijdag onmogelijk. Woensdag is er geprobeerd ook raai 6 te bemonsteren, maar tijdens een boomkortrek op deze raai kwam het tuig vast te zitten en kwam dit uiteindelijk zwaar beschadigd boven. Door de tijd die dit kostte is het niet gelukt de verdere bemonstering op raai 6 uit te voeren. Aanvullend is op 27 juni vanaf het strand van Schiermonnikoog een groot deel van de ondiepe stations bemonsterd. Daarmee is het grootste deel van het programma toch bemonsterd

    Meetplan 2019 Amelander Zeegat : T1 Ecologie buitendelta

    Get PDF
    Het voorliggende rapport is het T1-meetplan gericht op het ecologisch functioneren van het Amelander Zeegat uit te voeren in 2019. Het behoort tot het Meetprogramma Ecologie Buitendelta Ameland als onderdeel van het programma Kustgenese 2.0. In dit programma wordt een pilotsuppletie uitgevoerd in het Amelander Zeegat. Voorafgaande aan de uitvoering is in 2017 en 2018 de T0-situatie van het Amelander Zeegat in kaart gebracht voor benthos en zandspiering. Sinds maart 2018, is de pilotsuppletie in uitvoering. Na afronding hiervan begin 2019, is er nieuw onderzoek gepland om inzicht te krijgen in de T1-situatie en wanneer mogelijke eventuele effecten van de pilotsuppletie inzichtelijk te maken. Hiertoe is een beknopte meetstrategie opgesteld, gebaseerd op de plannen voor de T0, de resultaten uit het veld en een uitgebreide synthese

    Vis in het Eems-estuarium

    Get PDF
    De hier voorliggende korte rapportage betreft een bundeling van de resultaten van verschillende vismonitoring surveys, zoals deze worden uitgevoerd door Wageningen Marine Research en BioConsult in het Eems-estuarium. Deze rapportage is opgesteld in opdracht van Rijkswaterstaat WVL en zal door Rijkswaterstaat worden gebruikt bij het samenstellen van een jaarlijkse rapportage over het Eems-estuarium in het kader van het programma Eems-Dollard 2050 (ED2050)
    • ā€¦
    corecore