4 research outputs found

    Validatie van laboratorium toxiciteitsgegevens van bestrijdingsmiddelen voor de veldsituatie

    No full text
    In een literatuurstudie zijn terrestrische ecotoxiciteitsgegevens uit veld- en laboratoriumproeven met elkaar vergeleken. De studie is beperkt tot effekten van bestrijdingsmiddelen, vanwege de beschikbaarheid van relatief veel veldgegevens van deze stoffen. Het doel van deze vergelijking was om de toepasbaarheid te valideren van toxiciteitsgegevens uit laboratoriumexperimenten. Deze worden gebruikt voor ecotoxicologische risicobeoordeling van nieuwe en bestaande stoffen en voor het afleiden van ecologisch gefundeerde kwaliteitsnormen voor de bodem. Bij de validatie werd uitgegaan van de hypothese dat effekten onder veld- en laboratoriumomstandigheden hetzelfde en vergelijkbaar zijn. Er is onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve toxiciteitsgegevens. Absolute toxiciteitsgegevens zijn gedefinieerd als absolute, gekwantificeerde effekten bij een bekende concentratie. Relatieve toxiciteitsgegevens zijn gedefinieerd als rangordes van effekten, d.w.z. rangordes voor de gevoeligheid van verschillende taxonomische groepen voor een enkel bestrijdingsmiddel of rangordes voor de toxiciteit van verschillende bestrijdingsmiddelen voor een enkele taxonomische groep. Voor zowel absolute als relatieve toxiciteitsgegevens werden algemene trends gevonden tussen veld- en laboratoriumresultaten en was er derhalve geen aanleiding om de uitgangshypothese te verwerpen. Aan de andere kant waren de gevonden trends te zwak om een realistische voorspelling te doen van een effekt in het veld, gebaseerd op een laboratorium L(E)C50 of NOEC. Dit werd geweten aan de grote heterogeniteit tussen de veldstudies, die het samenvoegen van resultaten uit verschillende veldstudies verhinderde. Bovendien zijn er weinig veldstudies beschreven waarin meerdere concentraties getest zijn. Hierdoor is een adequate vergelijking van dosis-effekt curves onder laboratorium- en veldomstandigheden feitelijk onmogelijk. De volgende aanbevelingen worden gedaan om de statistische onderbouwing van laboratorium-veld validatie te verbeteren: (1) het verbeteren van de afstemming tussen proefopzetten van laboratorium- en veldexperimenten door gebruik te maken van dezelfde bodemtypes, formuleringen en verdelingen van bestrijdingsmiddelen, concentraties, testsoorten, milieuomstandigheden, blootstellingsduur en blootstellingsroutes; (2) het verbeteren van de blootstellingsanalyse in veld experimenten door de werkelijke deposities en concentraties te analyseren ; (3) vaststellen van dosis-effekt relaties in het veld door veldstudies uit te voeren met meerdere doses.A literature study has been performed in order to compare field and laboratory terrestrial toxicity data. Pesticides were chosen as group of chemicals under consideration because of the availability of relative many field data. The goal of this comparison was to validate the applicability of laboratory toxicity data. These are used for ecotoxicological risk assessment of new and existing chemicals and for the derivation of ecologically grounded soil quality criteria. Starting point of the validation was the hypothesis that responses under field and laboratory conditions are similar and comparable. Distinction was made between absolute and relative toxicity data. Absolute data were defined as absolute, quantified responses at known doses. Relative data were defined as ranks of responses, i.e. ranks for the sensitivity of multiple taxonomical groups to a single pesticide or ranks for the toxicity of multiple pesticides to a single taxonomical group. For both absolute and relative toxicity data, general trends were found between field and laboratory results. Therefore, it was concluded that the hypothesis should not be rejected. On the other hand, these trends were too weak to allow for a realistic prediction of a field effect based on a laboratory L(E)C50 or NOEC. This was due to a too large heterogeneity between different field studies which did not allow for a pooling of all field data. Moreover, due to a lack of field experiments with multiple field concentrations, it was impossible to compare dose-response curves from field and laboratory experiments adequately. To improve the statistical foundation of the laboratory-field validation, the following recommendations were made: (1) to improve tuning between the test designs of field and laboratory experiments, by studying similar soil types, pesticide formulations and distributions, concentration ranges, test species, environmental conditions, exposure times and routes of exposure ; (2) to improve the exposure analysis in field experiments by analyzing the actual field depositions and concentrations of contaminants ; (3) to determine dose-response relationships in the field by performing field studies with multiple doses.SBBO DGM/SVS DGM/B

    Decision support system on soil quality for assessing building permit applications. Part III. Methodology for assessing actual risks for the ecosystem

    No full text
    Dit rapport geeft een benadering waarmee het risico van een bodemverontreinigingsgeval voor het ecosysteem kan worden ingeschat. Dit betreft specifiek de beoordeling van de bodemkwaliteit van bouwkavels in het kader van de Woningwet alvorens een bouwvergunning kan worden afgegeven. De beoordelingssystematiek wordt alleen toegepast op bodemverontreinigingsgevallen waarbij interventiewaarden niet zijn overschreden of, indien interventiewaarden worden overschreden, sanering niet-urgent geacht wordt. De benadering sluit zoveel mogelijk aan bij de actuele risico benadering zoals in de inwerkingtredingscirculaire saneringsparagraaf Wet Bodembescherming is uitgewerkt. Het rapport geeft theoretische achtergronden van de ecologische risicobeoordeling van bodemverontreinigingsgevallen. Door de sterke inperkingen die toepassing van een beoordelingsmethodiek binnen de Woningwet oplegt is de voorgestelde methode zeer pragmatisch van opzet, en wordt noodgedwongen voorbijgegaan aan een aantal onzekerheden. De opzet van de methodiek geeft echter ruimte om indien gewenst in de toekomst verdere verfijningen aan te brengen. Vanwege verschil in uitgangspunten, wettelijk kader en beschikbaarheid van gegevens is een zekere divergentie in de beoordeling van ecologische risico's van locaties met bodemverontreiniging in het kader van Woningwet en Wet Bodembescherming onvermijdelijk. De bepaling van het actuele ecologische risico van bodemverontreinigingsgevallen omvat: (1) Een schatting van de mate van ecotoxiciteit, hiertoe worden vervuilingseenheden (aanwezig bodemgehalte gedeeld door HC50-waarde van een stof) gesommeerd. (2) Een schatting van de mate waarin ecosysteemelementen worden blootgesteld. (3) Een beoordeling van de ecologische toegankelijkheid van de te beoordelen kavel en de omgeving. Inschattingen worden gemaakt op basis van het verkennend bodemkundig onderzoek volgens NVN 5740, informatie over het bodemgebruik van de kavel en de bestemming van de omgeving. In een beoordelingskader worden deze elementen geintegreerd waarbij wordt verondersteld dat het risico van een relatief hoge toxische belasting in een situatie met geringe kans op blootstelling en lage toegankelijkheid geringer is dan wanneer de kans op blootstelling en de toegankelijkheid hoog zijn. Naast technisch-wetenschappelijke achtergronden en onzekerheid wordt aandacht besteed aan de praktische toepasbaarheid, uniformiteit en gebruikersvriendelijkheid. Een gebruikershandleiding is toegevoegd. De beschreven methode geeft een voorlopige eerste aanpak en zal in de praktijk op bruikbaarheid moeten worden getoetst, en aangepast. Eveneens is het raadzaam ecologische risico's nader te toetsen op grond van ecotoxicologisch veldonderzoek en de resultaten hiervan te vergelijken met de uitkomsten van de beoordelingsmethodiek. Op grond van een dergelijke evaluatie kan de methode verder worden bijgesteld.In the framework of the Dutch "Woningwet" (housing law) an approach is developed with the aim of assessing ecological risks of contaminated land. This approach is part of a more general decision support system, on which the assessment of soil quality in granting a building permit for a parcel will be based. Theoretical backgrounds of ecological risk assessment of contaminated sites are given. Within the context of the housing law there are very important limitations with respect to data availability and time available for decision making. This restricts very strongly the possibilities for ecological risk assessment of building parcels and forces to make a choice for a very pragmatic approach. Consequently, one is compelled to accept considerable sources of uncertainty. The proposed approach consists of three elements that are integrated in an assessment scheme. (1) The amount of pollution induced toxic stress on the ecosystem. This is estimated by adding pollution units of the individual contaminating chemicals. A pollution unit consists of the soil concentration of a chemical divided by its Hazardous Concentration 50% (HC50). (2) An estimate of exposure judged by the land-use type of the parcel. (3) An estimate of ecological accessibility based on the land-use in the neighbourhood of the parcel. The assessment scheme is based on the supposition that higher pollution induced stress is acceptable in situations with low chance of exposure and scarce ecological accessibility. Risk levels in this scheme should be given by policy makers because reliable technical and scientific arguments are lacking. Uncertainties of the proposed method are discussed and possibilities are given how improvements in reliability can be made.VNG(DGM-BO
    corecore