303 research outputs found

    Past and future plant diversity of a coastal wetland driven by soil subsidence and climate change

    Get PDF
    On the island of Ameland (The Netherlands), natural gas has been extracted from a dune and salt marsh natural area since 1986. This has caused a soil subsidence of c. 1–25 cm, which can be used as a model to infer effects of future sea level rise. The aims of our study were (a) to relate the changes in the vegetation, and more specifically, in plant diversity, during the extraction period to soil subsidence and weather fluctuations, and (b) to use these relations to predict future changes due to the combination of ongoing soil subsidence and climate change. We characterised climate change as increases in mean sea level, storm frequency and net precipitation. Simultaneous observations were made of vegetation composition, elevation, soil chemistry, net precipitation, groundwater level, and flooding frequency over the period 1986–2001. By using multiple regression the changes in the vegetation could be decomposed into (1) an oscillatory component due to fluctuations in net precipitation, (2) an oscillatory component due to incidental flooding, (3) a monotonous component due to soil subsidence, and (4) a monotonous component not related to any measured variable but probably due to eutrophication. The changes were generally small during the observation period, but the regression model predicts large changes by the year 2100 that are almost exclusively due to sea level rise. However, although sea level rise is expected to cause a loss of species, this does not necessarily lead to a loss of conservancy valu

    Relatie tussen bodem, atmosfeer en vegetatie in het Landelijk Meetnet Flora (LMF)

    Get PDF
    Het Landelijk Meetnet Flora (LMF) is een landelijk meetnet van ca. 11.000 permanente kwadraten (pq’s) die met intervallen van enkele jaren worden opgenomen. Een van de doelen van het LMF is het signaleren van landelijke veranderingen in milieucondities, vooral verzuring, vermesting en verdroging. Om deze milieucondities betrouwbaarder te kunnen schatten uit vegetatieopnamen is op een subset van 145 LMF-punten de bodem bemonsterd en geanalyseerd. Op een deel van de punten is ook de mineralisatie bepaald door middel van incubatie. Tevens zijn de ozonconcentratie en de N-depositie geschat op grond van landelijke meetnetten. Uit een statistische analyse van de relatie tussen bodem, atmosfeer en vegetatie blijkt dat de pH van de bodem zeer bepalend is voor de vegetatie. Ook is er een duidelijk effect van zeewater te herkennen

    Relatie tussen vegetatie en abiotische factoren in het meetnet vitaliteit en verdroging; een statistische studie op grond van waarnemingen in 200 opstanden in 1995 en 1996

    Get PDF
    In de 200 bosopstanden van het meetnet vitaliteit en verdroging zijn in 1995 bodemchemische factoren bepaald en in 1996 vegetatieopnamen gemaakt. Deze gegevens zijn gebruikt om de relatie vast te stellen tussen bodem en vegetatie. Additioneel zijn niet-bodemchemische variabelen gebruikt, die deels afkomstig zijn uit landelijke gegevensbestanden en modellen (meteo, depositie). Er blijkt een sterke relatie te bestaan tussen de vegetatie en deze verklarende variabelen. De factoren die de vegetatie het meest bepalen, zijn licht, bodemchemie (vooral beschikbaarheid van basische kationen), atmosferische depositie, en grondwaterstand. Van de atmosferische variabelen hebben de depositie van Mg en van SOx een significant effect. De indicatoren voor stikstofdepositie (NOx en NHy) hebben geen significant effect op de vegetatie. Van de nutriënten in de bodem heeft fosfaat een groter effect dan stikstof, hetgeen wijst op stikstofverzadiging. Voorts werden aanwijzingen gevonden voor een toxisch effect van aluminium

    Naar eenvoudige dosis-effectrelaties tussen natuur- en milieucondities : een toetsing van de mogelijkheden van de Natuurplanner

    Get PDF
    De Natuurplanner is een model om effecten van drukfactoren op de biodiversiteit te voorspellen. In- en uitvoer van de Natuurplanner uit een eerdere studie zijn in dit project gebruikt om een regressiemodel te maken. Met dit regressiemodel is (1) een aanzet gemaakt tot validatie op zowel expertkennis als vegetatiekundige veldwaarnemingen, en (2) een verkenning uitgevoerd van de mogelijkheden om de Natuurplanner te vervangen door een versimpeld regressiemodel. De globale uitkomsten van de Natuurplanner worden door ecologische experts redelijk herkend, maar op het niveau van de individuele soorten zijn er discrepanties tussen de Natuurplanner enerzijds en zowel expertkennis als veldwaarnemingen anderzijds. Volgens de Natuurplanner zijn depositie van stikstof en hydrologie de belangrijkste abiotische condities voor de huidige Nederlandse natuur. Dit strookt met expertkennis. Het belang van beheer is waarschijnlijk ook groot maar komt door de huidige werkwijze onvoldoende naar voren

    Opzet gegevensverzameling abiotische condities; een voorstudie in opdracht van het Milieu- en Natuurplanbureau

    Get PDF
    In dit rapport wordt verkend op welke wijze binnen het Landelijk Meetnet Flora metingen van abiotische condities kunnen worden uitgevoerd. Deze metingen moeten een beter inzicht opleveren in de relatie tussen vegetatie enerzijds en bodem en grondwater anderzijd

    Effectiviteit van natuurbeheerscenario's in het veenweidegebied : een modelsimulatie met SMART2-SUMO2-MOVE2

    Get PDF
    Met behulp van de Natuurplanner zijn de effecten van 24 verschillende beheerscenario’s op de realiseerbaarheid van de natuurdoeltypen Nat Schraalgrasland en Bloemrijk Grasland doorgerekend voor 20 percelen in het veenweidegebied. Daarnaast zijn de verschillende kosten voor het beheer globaal met elkaar vergeleken. Een opvallend resultaat is dat een lichte bemesting positief kan zijn voor de realiseerbaarheid van bloemrijk grasland. Begrazing in combinatie met maaien bleek goede mogelijkheden voor nat schraalgrasland en bloemrijk grasland te geven. Begrazen alleen is het goedkoopste. Echter na verloop van tijd treedt er successie naar bos op waardoor realisatie van het type niet meer mogelijk is. Het duurdere maaien is daardoor de enige optie om het type langdurig in stand te kunnen houden. Veel van de resultaten moeten als indicatief worden beschouwd omdat, vooral bij plaggen aan het begin van natuurontwikkeling, onwaarschijnlijke simulatie van bodem en realiseerbaarheid van de natuurdoeltypen naar voren kwamen. Trefwoorden: graslandbeheer, grasland, maaien, begrazing, natuurontwikkeling, afgraven, mode

    Monitoring van de ecologische effecten van gaswinning op Ameland

    Get PDF

    Maatregelen om effecten van eutrofiëring en verzuring in bossen met bijzondere natuurwaarden tegen te gaan: synthese

    Get PDF
    In het kader van OBN-onderzoek in de zogenaamde Voedselarme en Droge Bossen met Bijzondere Natuurwaarden ('Droge Bossen') is in de periode 1992-1998 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om effecten van eutrofiëring en verzuring tegen te gaan. Hiertoe verscheen in 1992 het pre-advies' over de bruikbaarheid van verschillende maatregelen, waarna in een aantal Dennen- en Eikenbossen proefterreinen zijn ingesteld en maatregelen zijn uitgevoerd. Door middel van monitoring zijn de effecten van de maatregelen op de ontwikkeling van deze bossen gevolgd : daarvoor zijn de bosstructuur, bodemvegetatie, mycoflora, bodemgesteldheid en bodemvochttoestand zowel bij aanvang van het project als 5 jaar na dato opgenomen . De resultaten van de heropname zijn recent verschenen', waarmee de eerste fase van de monitoring werd afgesloten
    • …
    corecore