Spatial Impact Analysis through Qualitative Calculus: An Exploration

In this paper the usefulness of qualitative calculus for spatial impact analysis will be explored. The major issue of qualitative calculus concerns the sign-solvability problem. Its basic question is whether, and under what conditions, the direction of changes in a set of dependent variables in an interconnected system may be determined solely from the direction of changes in the independent variables and a knowledge of the signs, but not the magnitudes, of the relevant partial derivatives. After an elaboration of this problem in Section 2, an overview will be given in Section 3 of the conditions under which full or partial sign-solvability may occur. A discussion of how this approach might be applied in urban and regional planning is given in Section 4, and the paper concludes with some suggestions for further research

Spin-mediated dissipation and frequency shifts of a cantilever at milliKelvin temperatures

We measure the dissipation and frequency shift of a magnetically coupled cantilever in the vicinity of a silicon chip, down to $25$ mK. The dissipation and frequency shift originates from the interaction with the unpaired electrons, associated with the dangling bonds in the native oxide layer of the silicon, which form a two dimensional system of electron spins. We approach the sample with a $3.43$ $\mu$m-diameter magnetic particle attached to an ultrasoft cantilever, and measure the frequency shift and quality factor as a function of temperature and the distance. Using a recent theoretical analysis [J. M. de Voogd et al., arXiv:1508.07972 (2015)] of the dynamics of a system consisting of a spin and a magnetic resonator, we are able to fit the data and extract the relaxation time $T_1=0.39\pm0.08$ ms and spin density $\sigma=0.14\pm0.01$ spins per nm$^2$. Our analysis shows that at temperatures $\leq500$ mK magnetic dissipation is an important source of non-contact friction.Comment: 5 pages, 3 figure

Nieuwe wegen voor het ontgrondingenbeleid

Ter ondersteuning van het beleidsvormingsproces hebben de Ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat aan de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd om een onafhankelijk advies te geven met betrekking tot de problematiek van het ontgronden binnen de ruimtelijk ordening. Het advies is opgesteld aan de hand van een aantal concrete vragen die de onderzoekers zijn aangereikt. Deze vragen, met als centraal thema het minimaliseren van het ruimtebeslag van primaire ontgrondingen, hebben betrekking op de mogelijkheden om: 1) dieper dan gebruikelijk ophoogzand te winnen, 2) oppervlaktedelfstoffen te winnen uit maaiveldverlagingen, 3) (meer) oppervlaktedelfstoffen te winnen uit de grote wateren, 4) diepe secundaire ontgrondingen uit te voeren t.b.v. de berging van afval en/of reststoffen, 5) meer hout te gebruiken, 6) meer oppervlaktedelfstoffen te importeren, 7) export van oppervlaktedelfstoffen te verbieden, en 8) meer besparingsmaatregelen te treffen voor ophoog- en beton- en metselzand (b&m-zand). Alle aangedragen alternatieven voor de traditionele wijze van oppervlaktedelfstoffenwinning worden in principe als kansrijk bestempeld. Dit geldt niet voor meer import of het verbieden van export. Het gebruik van meer hout en het uitvoeren van besparingsmaatregelen moet vooral worden gezien als het beoogde resultaat van een emancipatieproces dat meer aandacht vanuit beleid en wetenschap vergt. Voor wat betreft diepwinning en maaiveldverlaging moeten er basisgegevens verzameld worden om een gefundeerde inschatting te kunnen maken van de potentie van deze winningswijzen. Momenteel wordt aan deze gegevensbehoefte vanuit de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van de Rijkswaterstaat overigens reeds invulling gegeven. De voorgestelde “nieuwe wegen voor het ontgrondingen beleid” kunnen tot gevolg hebben dat primaire grondstoffen in de toekomst grosso modo meer uit secundaire ontgrondingen zullen komen. Hierdoor zal de bouwgrondstoffenmarkt meer dan op dit moment door aanbod bepaald gaan worden. Een voorbeeld is het (tijdig) meekoppelen van de bouwgrondstoffenwinning aan b.v. rivierverruimende maatregelen. De kosten- en logistieke implicaties hiervan zijn op dit moment nog onduidelijk en verdienen, gezien de beleidsdoelstelling dat de overheid tijdig in de behoefte aan primaire grondstoffen dient te voorzien, de aandacht. In dit licht kunnen winning van zeezand (vooral ophoogzand) en diepwinning (vooral b&m-zand), waarvoor deze implicaties niet gelden, op de korte termijn als meest kansrijke opties beschouwd worden

Multicriteria Analysis for Development Planning

A particularly vexing methodological difficulty in the design and evaluation of planning proposals concerns the way in which choices are made. Clearly, the selection of the "best" action from several alternatives, each of which will have different outcomes or consequences, is very subjective. This problem grows in importance if the actions under consideration will ultimately determine the welfare and wellbeing of a region, as is often the case in development planning. Many planning activities in developing countries are concerned with the construction of new infrastructure, rather than the improvement of an existing regime more typical of developed countries. Hence, methods and techniques which facilitate the treatment of choice or classification problems can be of tremendous importance in development planning. One important subset of such tools is that composed of approaches which use a multidimensional set of sometimes conflicting criteria or objectives to structure and solve a choice or classification problem. These are usually called multi-criteria methods. The purpose of this paper is to assess various multicriteria approaches in terms of their potential use in development planning