The management and survival outcomes of nasopharyngeal cancer in the Nordic countries

Peer reviewe

Completion of Hepatitis C Virus Replication Cycle in Heterokaryons Excludes Dominant Restrictions in Human Non-liver and Mouse Liver Cell Lines

Hepatitis C virus (HCV) is hepatotropic and only infects humans and chimpanzees. Consequently, an immunocompetent small animal model is lacking. The restricted tropism of HCV likely reflects specific host factor requirements. We investigated if dominant restriction factors expressed in non-liver or non-human cell lines inhibit HCV propagation thus rendering these cells non-permissive. To this end we explored if HCV completes its replication cycle in heterokaryons between human liver cell lines and non-permissive cell lines from human non-liver or mouse liver origin. Despite functional viral pattern recognition pathways and responsiveness to interferon, virus production was observed in all fused cells and was only ablated when cells were treated with exogenous interferon. These results exclude that constitutive or virus-induced expression of dominant restriction factors prevents propagation of HCV in these cell types, which has important implications for HCV tissue and species tropism. In turn, these data strongly advocate transgenic approaches of crucial human HCV cofactors to establish an immunocompetent small animal model

Rho GTPases as therapeutic targets in Alzheimer’s disease

The progress we have made in understanding Alzheimer’s disease (AD) pathogenesis has led to the identification of several novel pathways and potential therapeutic targets. Rho GTPases have been implicated as critical components in AD pathogenesis, but their various functions and interactions make understanding their complex signaling challenging to study. Recent advancements in both the field of AD and Rho GTPase drug development provide novel tools for the elucidation of Rho GTPases as a viable target for AD. Herein, we summarize the fluctuating activity of Rho GTPases in various stages of AD pathogenesis and in several in vitro and in vivo AD models. We also review the current pharmacological tools such as NSAIDs, RhoA/ROCK, Rac1, and Cdc42 inhibitors used to target Rho GTPases and their use in AD-related studies. Finally, we summarize the behavioral modifications following Rho GTPase modulation in several AD mouse models. As key regulators of several AD-related signals, Rho GTPases have been studied as targets in AD. However, a consensus has yet to be reached regarding the stage at which targeting Rho GTPases would be the most beneficial. The studies discussed herein emphasize the critical role of Rho GTPases and the benefits of their modulation in AD

West-Friese Archeologische Notities 27

Onder de bouwvoor is een bruine, wat zandige kleilaag zichtbaar waarin fijn baksteenpuin, houtskoolbrokjes en wat Laat-Middeleeuws aardewerk voorkomen. Dit is geïnterpreteerd als een ophogingspakket uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe Tijd. Onder dit pakket zijn enkele Laat- Middeleeuwse sporen goed geconserveerd. De ophoging heeft een dikte van ongeveer 80 centimeter. Vanaf 80-100 cm onder maaiveld is een lichtbruine natuurlijke afzetting zichtbaar. Hieronder, rond 120 cm onder maaiveld, op een hoogte van -1,60 m. NAP bevindt zich nog een dunne donkere band kleiig veen. Noordelijke sleuf, proefsleuf 1 De noordelijke sleuf is aangelegd op het eerste (en enige) sporenvlak, rond 1.40 –NAP, 80 centimeter onder maaiveld. De sporen tekenen zich af in het natuurlijk sediment, dat hier bestaat uit lichtbruin zand of lichtbruine zandige klei. Dit natuurlijk sediment is af en toe wat verstoord met bruine en grijze kleivlekken. Deze vlekken kunnen duiden op een (Laat-Middeleeuws) loopvlak, maar aangezien we hier niet dieper zijn gegaan is dit niet verder getoetst. De sleuf is in delen van twee meter uitgebreid tot een totale lengte van tien meter. In de werkput zijn drie Laat-Middeleeuwse sporen waargenomen. Spoor 1 is een greppel haaks op de werkput. Bij het couperen van dit spoor werd botmateriaal en tien fragmenten keramiek (Pingsdorf en Paffrath) aangetroffen dat uit de 12e eeuw dateert. Spoor 3 is een kuil zonder vondstmateriaal. Spoor 4 is geïnterpreteerd als een kuil, mogelijk een daliegat. Hier zijn geen vondsten uit afkomstig. Spoor 2 betreft een recente drainagesleuf. Aanlegvondsten bestaan uit 13e – 14e eeuws keramiek, met name kogelpot en bijna-steengoed afkomstig uit de ophogingslaag. Het noordwestelijke profiel van de werkput is gedocumenteerd als profiel 1. Het profiel is gefotografeerd en geheel getekend. Zuidelijke sleuf, proefsleuf 2 Het vlak is rond 1.50 –NAP aangelegd, ongeveer 100 cm onder maaiveld. Dit is het niveau waarop de sporen zichtbaar worden. Het natuurlijk sediment verschilt niet met proefsleuf 1. Spoor 5 is een kuil waarin wat verbrande leem werd aangetroffen. Spoor 6 is een greppel die haaks op de werkput staat. Spoor 7 is ook een greppel met twee afzonderlijke vullingen waaruit wat verbrande leem en houtskool afkomstig is. Er zijn verder geen vondsten afkomstig uit de sporen. Aanlegvondsten bestaan, evenals bij proefsleuf 1, uit kogelpot-en steengoedkeramiek. Het zuidoostelijke profiel is gedocumenteerd. Het gehele profiel is gefotografeerd en twee profielstaten zijn getekend. De greppels houden verband met de Laat-Middeleeuwse verkaveling met een oriëntatie op de Kromme Leek

Agrometeorological decision system supporting farm management in the Wielkopolska Region - first step of service development

W pracy przedstawiono koncepcję pierwszego w Wielkopolsce i drugiego w Polsce internetowego serwisu informacji agrometeorologicznej, mającego stanowić system rolniczego wspomagania decyzji w organizacji prac gospodarstw rolnych. Serwis ten będzie obejmował swym zasięgiem rolników w Wielkopolsce i południowej części województwa kujawsko-pomorskiego. Zasadniczym elementem udostępnianej rolnikom informacji agrometeorologicznej będzie prognoza pogody generowana przez model UMPL, pracujący od 1997 r. w Interdyscyplinarnym Centrum Modelowania Matematycznego Uniwersytetu Warszawskiego. Stworzona sieć automatycznych stacji meteorologicznych ma dostarczać danych, które po zasymilowaniu do modelu UMPL poprawią jakość prognozy meteorologicznej. Na jej podstawie będzie tworzona prognoza agrometeorologiczna, składająca się z informacji o najbardziej odpowiednich terminach wykonywania najważniejszych zabiegów agrotechnicznych (siewu i zbioru roślin uprawnych, koszenia i zbioru traw, wykonywania zabiegów chemicznej ochrony roślin). O potrzebie tworzenia takiego serwisu świadczą wyniki przeprowadzonych badań ankietowych, z których jednoznacznie wynika, że rolnicy w Wielkopolsce są bardzo zainteresowani tego typu informacjami.The concept of the Internet service of agrometeorological information which will be the first one in the Wielkopolska Region and the second in Poland is presented in this paper. This service will play a major function in agricultural decision support system useful for organization of daily work in farms involved in the project. The Internet agrometeorological service will be useful and available for farmers in the Wielkopolska Region and the southern part of the Kujawsko-Pomorskie region. A fundamental element of agrometeorological information addressed to farmers will be the weather forecast produced by the UMPL model, which has been working in the ICM of Warsaw University since 1997. Created network of automatic weather stations will deliver data, which after assimilation to the UMPL model should improve the quality of weather forecast. On the basis of this forecast the agrometeorological forecast will then be created. This agrometeorological forecast will mainly include information on the optimal dates of most important agrotechnical activities (sowing, harvesting, mowing of grass, spraying etc.). Results of questionnaire carried out in the Wielkopolska Region in 2002 indicate the urgent need of this kind of agricultural service development

Phase II studies on docetaxel alone every third week, or weekly in combination with gemcitabine in patients with primary locally advanced, metastatic, or recurrent esophageal cancer

Background The purpose of these studies was to compare efficacy and toxicity of docetaxel alone with the combination of gemcitabine and docetaxel for treatment of metastatic esophageal carcinoma. Patients and methods These studies enrolled patients with histopathologically verified squamous cell carcinoma or adenocarcinoma of the esophagus or cardia. Between March 1997 and June 1999, 52 patients were enrolled in the initial Phase II study (Study I). They were scheduled for treatment with docetaxel 100 mg/m(2) every third week as a 1-h infusion. The second Phase II study between September 2000 and March 2003 included 65 patients (Study II). They were given docetaxel 30 mg/m(2) administered as a 30-min i.v. infusion weekly for four times, followed by 2 weeks of rest, and gemcitabine starting with a dose of 750 mg/m(2) (if well-tolerated 1,000 mg/m 2) on days 1 and 15, followed by 3 weeks of rest. A new cycle began on day 36. Patients were premedicated with betamethasone 8 mg p.o. on the evening before, and 8 mg i.v. 30-60 min before the docetaxel infusion. Response was confirmed by computed tomography and assessed at 12 and 24 weeks. Toxicity was assessed according to WHO scales. Results In study I, 38 out of the 52 enrolled patients were valuable. Two patients experienced complete remission (CR) (5%), 10 patients partial remission (PR) (26%), nine patients stable disease (SD) (24%), and 17 patients showed progressive disease (PD) (45%). Toxicity mainly involved leukopenia, which in some cases required hospitalization and treatment with antibiotics. In Study II, 46 out of the 65 enrolled patients (70%) were assessable. Out of these, three patients (7%) had CR, eight patients (17%) had PR, 10 patients (22%) had SD, and 25 (54%) PD. Overall response was 24% while an additional 22% showed stable disease. Toxicity mainly consisted of leucopenia and pain. Conclusion Docetaxel as a single agent is active in esophageal cancer, both in treatment naive and in previously treated patients with recurrent disease. The overall response rate was 31%, with a good-safety profile. The addition of gemcitabine is well tolerated, but adds no efficacy. Weekly administration of docetaxel may be less effective. It demonstrates moderate efficacy and the doses used provide an acceptable safety profile