1,115 research outputs found

    Mogelijke oorzaken van zwarte spruiten in lelie: praktijkproef bij VWS, in samenwerking met PPO

    Get PDF
    In de broeierij van lelie, en met name bij de Oriëntals, is het ontstaan van zwarte spruiten een groot probleem dat jaarlijks vele tonnen schade oplevert. Zwarte spruiten is het verschijnsel waarbij leliespruiten tijdens de bewaring in ijs geheel of gedeeltelijk zwart worden, afsterven en volledig verloren gaan voor de bloemproductie. Bij VWS is een uitgebreide praktijkproef uitgevoerd waarin bij 3 partijen van de cultivar Conca d’Or, afkomstig van verschillende telers, de rol van de volgende factoren in het ontstaan van zwarte spruiten is onderzocht: de temperatuur tussen rooien en invriezen, het moment van invriezen en de invriestemperatuur, de ademhaling van de bollen tijdens de bewaring, het zuurstofgehalte in de kisten, het vochtgehalte van het vulmiddel en het suiker- en zetmeelgehalte van de bollen tijdens de bewaring

    Teelt de grond uit zomerbloemen : teelt in kisten 2012-2013

    Get PDF
    In 2012 en 2013 is de mogelijkheid van teeltsturing, bij het telen van zomerbloemen in kisten onderzocht. Hiervoor is een teelt opgezet worden met vijf gewassen (Aconitum, Astrantia, Delphinium, Monarda en Phlox), deze gewassen zijn in 2012 in bakken buiten geteeld. Het fertigatiesysteem is aangepast om een uniforme groei te krijgen. De productie in het eerste jaar is bijgehouden. In het najaar van 2012 zijn de bakken overgebracht naar koelcellen. In 2013 zijn de bakken op verschillende tijdstippen uit de cel gehaald en overgebracht naar kas en veld, waar de kwaliteit en productie is bepaald. Daarnaast zijn vijf overblijvende gewassen uit de teelt van 2011 in de koelcel overgehouden en in 2012 als pilot in de kas en buiten verder geteeld. De planten stonden in kisten van 1x1m, 20cm diep, gevuld met grof rivierzand. Onderin de kisten lag een drainagelaag, met daarop anti-worteldoek. Er zijn 2 substraatvolumes per plant aangelegd, waarbij de kist geheel gevuld was met substraat of met de halve volume substraat, waardoor het beschikbare substraatvolume per plant halveerde. De methode van watergift (fertigatie) is aangepast door 4 slangen per bak te installeren, waarbij een slang langs elke rij planten lag. De teelt van zomerbloemen in kisten met substraat bleek goed mogelijk. Grof zand als substraat voldeed goed. Het aangepaste ertigatiesysteem bleek te voldoen; er traden geen randeffecten (meer) op. Voor een optimale oogst verdient het aanbeveling de bemesting (gewasafhankelijk) te optimaliseren. Bloeispreiding door vroeg inhalen in de kas en laat inhalen naar buiten bleek bij de meeste gewassen goed mogelijk. Slechts Monarda gaf minder opkomst na lang invriezen. Wellicht geeft aanpassing van het invriesprotocol betere groei. Het halveren van het substraatvolume per plant bleek bij de meeste gewassen de productie en/of kwaliteit negatief te beinvloeden. Dit betekent dat de keuze van de container en het aantal planten per container goed gekozen moet worden. Dit kan het beste in een test worden bepaald

    De ecologische effecten van bodemdaling op Ameland

    Get PDF
    Rapportage over de effecten van bodemdaling t.g.v. gaswinning op Ameland-Oos

    Fish Allergy:Fishing for Novel Diagnostic and Therapeutic Options

    Get PDF
    Fish allergy is one of the most common food allergies. The currently recommended treatment commonly consists of avoiding all fish species. Recent literature suggests that these recommendations are overprotective for the majority of fish-allergic patients. This review summarizes recent findings and provides practical information regarding management of fish allergy in the individual patient. After precise history taking supported by additional specific IgE measurements and/or skin prick tests, fish-allergic patients can generally be categorized into the following clinical clusters: (A) poly-sensitized patients reacting to all fish species due to their sensitization to the panallergen β-parvalbumin, (B) mono-sensitized patients with selective reactions to individual fish species only, and (C) oligo-sensitized patients reacting to several specific fish. A number of allergens including parvalbumin, enolase, and aldolase can be involved. Depending on the specific cluster the patient belongs to, oral food challenges for one or more fish species can be performed with the aim to provide safe alternatives for consumption. This way, several alternative fish species can be identified for mono- and oligo-sensitized patients that can safely be consumed. Notably, even poly-sensitized patients generally tolerate fish species low in β-parvalbumin such as tuna and mackerel, particularly when processed. Taken together, allergological evaluation of patients with a documented fish allergy should be strongly considered, as it will allow the majority of patients to safely reintroduce one or more fish species

    Praktijkproef substraatbedden vaste planten

    Get PDF
    In het kader van het programma ‘Teelt de grond uit’ is het teeltsysteem voor vaste planten in ingegraven zandbedden verder geoptimaliseerd. Er zijn 3 fertigatiesystemen getest: fertigatie via druppelslangen, fertigatie via sproeileiding op de grond en fertigatie tot half augustus via sproeileiding op de grond en vanaf half augustus via druppelslangen. De voedingsoplossing werd gerecirculeerd. Fertigatie met druppelslangen bleek bij de meeste soorten de beste groei te geven. Bij fertigatie met sproeileiding was bij sommige soorten een randeffect waarneembaar. Na rooien was bij 5 soorten het gemiddelde plantgewicht bij fertigatie via druppelslangen het hoogst, bij 3 soorten bij fertigatie via sproeileiding. Bij beide systemen waren de wortelstelsels goed tot zeer goed gegroeid. Recirculatie van het drain water heeft in deze proef niet geleid tot ziekte problemen. Bewaring en hergroei van planten die geteeld zijn op zandbedden bleek goed mogelijk te zijn

    Bacterieziekten in de bloemisterij

    Get PDF
    In de bloemisterij kunnen een flink aantal bacterieziekten voorkomen, veroorzaakt door verschillende bacteriën. Ziekteverwekkende bacteriën kunnen een grote variatie aan symptomen laten zien, waaronder natrot, kankers, bladvlekken en dwerggroei. Uit bronnenonderzoek blijkt dat in de kasteelt van paprika bacteriën (Pectobacterium carotovorum subsp. carotovorum) in al het water op de kwekerij aanwezig kunnen zijn en ook goed kunnen overleven in grond en op oppervlakten. Daarnaast is deze bacterie aangetoond op fruitvliegjes in het gewas. In de buitenteelt van Prunus zijn ziekteverwekkende bacteriën (Xanthomonas arboricola pv. pruni en Pseudomonas syringae pv. morsprunorum) aangetoond op onkruidspuitkappen, laarzen, snoeischaren, het doek van het containerveld en buiten- én binnenzijde van beregeningsystemen. Ook op vliegen op vangplaten tussen besmette Prunusplanten zijn deze bacteriën gevonden. Visuele diagnostiek van bacterieziekten is erg lastig. De symptomen lijken erg op elkaar en kunnen snel worden verward met bladvlekkenziekten veroorzaakt door schimmels. In de meeste gevallen wordt de bacterie uit het aangetaste weefsel geïsoleerd. Voor het op naam brengen wordt altijd een serologische (ELISA) of PCR (DNA-)techniek gebruikt. Het is daarvoor echter wel noodzakelijk dat men beschikt over een positieve controle van de op naam te brengen soort. Als men niet weet om welke soort het zou kunnen gaan wordt DNA-sequencing toegepast, om de bacterie op naam te brengen. Bovengenoemde technieken worden zowel bij Naktuinbouw als bij Wageningen UR toegepast. In Sedum is onderzocht of latente besmettingen met Erwinia betrouwbaar zijn aan te tonen. Hiervoor is, onder andere, gebruikt gemaakt van een door PRI ontwikkelde methode waarmee het plantmateriaal onder vacuüm wordt gebracht. Erwinia’s vermeerderen wel goed uit bij een lage zuurstofconcentratie terwijl veel andere bacteriën dan afsterven. Uit dit onderzoek blijkt dat er bij de vacuümmethode niet meer infecties aangetoond worden dan bij (‘klassieke’) verrijking van plantenextracten in een groeimedium. Bij Sedum en Phlox is het effect van een warmwaterbehandeling om plantmateriaal vrij te maken van bacteriebesmetting onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd met stekken van Sedum, waarvan onbekend was of de stekken besmet waren met Dickeya dianthicola en/of Pectobacterium spp. En planten van Phlox, die besmet waren met woekerziek. Na twee dagen voorwarmte zijn twee warmwaterbehandelingen uitgevoerd (30 minuten bij 47°C en 15 min. Bij 50°C. De sedumplanten in de proef waren niet of nauwelijks besmet met Dickeya dianthicola en Pectobacterium spp. waardoor er geen conclusies getrokken kunnen worden over de effectiviteit van de geteste warmwaterbehandelingen. De warmwaterbehandelingen veroorzaakten aan het begin van de groei lichte schade (bladschade, groeivertraging). Al snel waren deze effecten in het gewas niet meer zichtbaar. Bij Phlox bleken beide warmwaterbehandelingen niet effectief tegen woekerziek en gaven veel schade (uitval en afname aantal stelen per plant). Er zijn verschillende stoffen bekend die het afweermechanisme van de plant stimuleren waardoor de plant weerbaarder wordt tegen ziekten en plagen (elicitors). Elicitors zijn met name voor beheersing van bacterieziekten interessant, omdat antibiotica (bacteriedodende middelen) geen toelating kennen voor gewassen. Deze geïnduceerde weerstand is niet specifiek en kan een effect hebben op zowel schimmels, bacteriën en virussen. Elicitors hebben geen direct effect op de bacterie, waardoor geen resistentie kan ontstaan. Het tijdstip van toediening is echter vaak kritischer dan bij toepassing van gangbare (chemische) gewasbeschermingsmiddelen, en bescherming wordt vaak pas enige tijd na toediening verkregen. Voor de beheersing van bacterieziekten op de bedrijven is een lijst met hygiënemaatregelen opgesteld. Deze maatregelen zijn ook kort samengevat in 10 geboden

    Climate adaptation of interconnected infrastructures: a framework for supporting governance

    Get PDF
    Infrastructures are critical for human society, but vulnerable to climate change. The current body of research on infrastructure adaptation does not adequately account for the interconnectedness of infrastructures, both internally and with one another. We take a step toward addressing this gap through the introduction of a framework for infrastructure adaptation that conceptualizes infrastructures as complex socio-technical “systems of systems” embedded in a changing natural environment. We demonstrate the use of this framework by structuring potential climate change impacts and identifying adaptation options for a preliminary set of cases—road, electricity and drinking water infrastructures. By helping to clarify the relationships between impacts at different levels, we find that the framework facilitates the identification of key nodes in the web of possible impacts and helps in the identification of particularly nocuous weather conditions. We also explore how the framework may be applied more comprehensively to facilitate adaptation governance. We suggest that it may help to ensure that the mental models of stakeholders and the quantitative models of researchers incorporate the essential aspects of interacting climate and infrastructure systems. Further research is necessary to test the framework in these contexts and to determine when and where its application may be most beneficial.Infrastructure Networks Climate Adaptation and Hotspots. Knowledge for Climate Progra

    Reaching thermal noise at ultra-low radio frequencies: the Toothbrush radio relic downstream of the shock front

    Full text link
    Ultra-low frequency observations (<100 MHz) are particularly challenging because they are usually performed in a low signal-to-noise ratio regime due to the high sky temperature and because of ionospheric disturbances whose effects are inversely proportional to the observing frequency. Nonetheless, these observations are crucial to study the emission from low-energy populations of cosmic rays. We aim to obtain the first thermal-noise limited (~ 1.5 mJy/beam) deep continuum radio map using the LOFAR Low Band Antenna (LBA) system. Our demonstration observation targeted the galaxy cluster RX J0603.3+4214 (the "Toothbrush" cluster). We used the resulting ultra-low frequency (58 MHz) image to study cosmic-ray acceleration and evolution in the post shock region, as well as their relation with the presence of a radio halo. We describe the data reduction we have used to calibrate LOFAR LBA observations. The resulting image is combined with observations at higher frequencies (LOFAR 150 MHz and VLA 1500 MHz) to extract spectral information. We obtained the first thermal-noise limited image from an observation carried out with the LOFAR LBA system using all Dutch stations at a central frequency of 58 MHz. With 8 hours of data, we reached an rms noise of 1.3 mJy/beam at a resolution of 18" x 11". The procedure we have developed is an important step forward towards routine high-fidelity imaging with the LOFAR LBA. The analysis of the radio spectra shows that the radio relic extends to distances of 800 kpc downstream from the shock front, larger than what allowed by electron cooling time. Furthermore, the shock wave started accelerating electrons already at a projected distance of <300 kpc from the crossing point of the two clusters. These results can be explained if electrons are reaccelerated downstream by background turbulence possibly combined with projection effects.Comment: 15 pages, 19 figures, accepted A&
    corecore