Estimating secondary production for the brackish Westerschelde copepod population <i>Eurystemora affinis</i> (Poppe) combining experimental data and field observations

Eurytemora affinis (Poppe) (Copepoda : Calanoida) development is studied through cultures supplied with naturally occurring particulate matter (Western Schelde estuary) and kept at six constant temperatures in the range 2-20-degrees-C. At 2-degrees-C the copepods do not reach the copepodite stages and at 5-degrees-C, do not develop further than the fourth copepodite stage. A field production estimate is given combining the biomass present in the field and weight specific growth rates derived from the culture experiment. The P/B obtained are very close with those measured for the same species in other estuaries

Bemonstering van de macrofauna op de Zeeuwse Banken in 2010

Op de Zeeuwse Banken worden schelpdieren, gastropoden en bivalven, in lage dichtheden aangetroffen in de diepere dalen tussen de banken en zijn daarmee op de grens van of buiten bereik van schelpdier etende zeevogels, in het bijzonder zee-eenden. Op de toppen van de banken zijn de dichtheden van schelpdieren zeer laag waarmee het gebied als foerageergebied niet van betekenis is. Gezien de bestaande natuurlijke dynamiek van de Zeeuwse Banken is de verwachting dat het gebied ook niet van belang is voor schelpdierbanken. De grote overeenkomst in resultaten tussen 2009 en 2010 bevestigen de conclusies in de rapportage van 2009

MEMO: Gemeenschapsanalyse bodemschaafgegevens 2009-2012 en boxcorermonsters 2009–2011 in de Zeeuwse banken

Occupational Therapists (OTs) who recommend housing adaptations for people with disabilities, funded through public finance, must satisfy professional codes of practice and the employing local authority requirement to allocate finite resources effectively and fairly. At the same time they must also meet service user expectations. Ethical reasoning will be required to balance these demands whilst practising to a personally acceptable professional standard. This study investigates how OTs understand themselves to develop a sense of fairness and how they use their community of practice in developing professional ethical practice. This was a 2 part methodology. Firstly, OTs from 2 community services were invited to participate in small discussion groups. 3 group sessions, of different sizes ranging from 2-6 participants and duration of 2-3 hours, were recorded in which OTs discussed cases which posed ethical challenges with respect to fairness. All participants were female. Secondly, 4 individual interviews with volunteers from the groups were recorded to collect OT narratives of personal ethical development. Transcripts were analysed using a literary-critical approach focussing for transcripts of group sessions on dialogue in community of practice and ethical approaches used; focussing for interview transcripts on the process of ethical development. OTs were shown developing professional practice dialogically within their own community of practice groups. This finding confirms the importance for professional development of encouraging opportunities for dialogical interaction between OTs. Practical reasoning about justice as theorised by Sen (2009) better characterised OT ethical reasoning practices than biomedical-ethical approach applying universal, abstract ethical principles. OT narratives of ethical development fitted the Aristotelian model of growth in virtue as a whole, across both professional and personal aspects of life. Empathy was tentatively categorised as a virtue rather than a technical skill in this context. Empathy contributed to OT clinical reasoning processes as well as ethical reasoning.<br/

Bilateral Diffuse Uveal Melanocytic Proliferation Presenting as Small Choroidal Melanoma

Purpose. To describe a patient with Bilateral Diffuse Uveal Proliferation who presented initially with a clinical picture consistent with choroidal melanoma. Methods. Presentation of a clinical case with fundus photos, fluorescein angiography, and optical coherence tomography. Results. A 70-year-old Caucasian male with history of esophageal cancer presented with an asymptomatic pigmented choroidal lesion in his left eye initially diagnosed as choroidal nevus. This lesion enlarged over the course of a year and developed orange pigment and increased thickness. A metastatic workup was negative, and a radioactive iodine plaque was placed on the left eye. Over the next six months, the visual acuity in his left eye decreased. His clinical picture was consistent with unilateral Diffuse Uveal Proliferation. A recurrence of his esophageal carcinoma with metastasis was discovered and palliative chemotherapy was initiated. Although his visual acuity improved in the left eye, similar pigmentary changes developed in the right fundus. His visual acuity in both eyes gradually decreased to 20/200 until his death a year later. Conclusion. BDUMP should always be considered in the differential diagnosis of patients with pigmented fundus lesions and a history of nonocular tumors

Datarapportage Nulmeting Maasvlakte 2

Mogelijke effecten van zandwinning op bodemfauna. Ten behoeve van de aanleg van de Tweede Maasvlakte zal zand gewonnen worden uit de Noordzee. Om te kunnen bepalen in hoeverre deze werkzaamheden van invloed zijn op de bodemfauna is onderzoek uitgevoerd naar de structuur en samenstelling van de bodemfaunagemeenschappen in het zandwingebied, de directe omgeving ervan en niet-beïnvloede referentiegebieden. De meetpunten bevinden zich voor de kust

Baseline study MEP-MV2. Lot 2: bodemdieren. Eindrapportage Campagnes 2004 - 2005

Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) is opgericht om een oplossing te bieden aan het dreigende ruimtetekort in de haven van Rotterdam, middels de aanleg van een nieuw havengebied, Maasvlakte 2. De bijbehorende natuurcompensatie (EU-verplichting) zal o.a. bestaan uit en zeereservaat in de voordelta. Om na te gaan of de effecten van de uitbreiding van de Maasvlakte op de flora en fauna voldoende gecompenseerd worden door de voorziene natuurcompensaties is het Monitoring- en Evaluatieprogramma Maasvlakte 2 (MEP-MV2) ingesteld. Het eerste luik van MEP-MV2, heeft 2 hoofddoelen: i. vaststellen van de t0-situatie, ii. nagaan of de ingewonnen gegevens toereikend zijn voor de bepaling van effecten in vervolgstudies (mbt onderscheidingsvermogen). De onderliggende rapportage beschrijft de huidige situatie van benthos in de voordelta

Baseline study MEP-MV2. Veldwerkrapportage najaar 2004

In het kader van het Monitoring- en Evalutieprogramma Maasvlakte 2 (MEP-MV2) is in het najaar 2004 gestart met een studie naar de huidige situatie met betrekking tot de bodemfauna in de Voordelta. In een aantal deelgebieden zijn monsters genomen met box-corer en bodemschaaf om een beeld te hebben over de huidige situatie vande macrobenthische infauna wat betreft de verspreiding, de gemiddelde dichtheid en biomassa en de diversiteit van zowel de macrobenthische infauna als van een aantal specifieke soorten (soorten die vanuit het oogpunt van natuurbescherming speciale aandacht vergen). Dit rapport is een verslag van het uitgevoerde veldwerk

Baseline study MEP-MV2. Lot 2: bodemdieren: voortgangsverslag juni 2005

In het kader van het Monitoring- en Evalutieprogramma Maasvlakte 2 (MEP-MV2) is in het najaar 2004 gestart met een studie naar de huidige situatie met betrekking tot de bodemfauna in de Voordelta. In een aantal deelgebieden zijn monsters genomen met box-corer en bodemschaaf om een beeld te hebben over de huidige situatie van de macrobenthische infauna wat betreft de verspreiding, de gemiddelde dichtheid en biomassa en de diversiteit van zowel de macrobenthische infauna als van een aantal specifieke soorten (soorten die vanuit het oogpunt van natuurbescherming speciale aandacht vergen). Dit rapport geeft de eerste resultaten van de inventarisatie in het najaar van 2004. Tevens wordt de gekozen opzet geëvalueerd met als doel de volgende campagne (najaar 2005) te optimaliseren