Socioeconomic inequalities in lipid and glucose metabolism in early childhood in a population-based cohort: the ABCD-Study

<p>Abstract</p> <p>Background</p> <p>Socioeconomic inequalities in cardiovascular disease are pervasive, yet much remains to be understood about how they originate. The objective of this study was to explore the relations of socioeconomic status to lipid and glucose metabolism as indicators of cardiovascular health in 5–6 year olds. Additionally to explore the explanatory role of maternal factors, birth outcome, and child factors.</p> <p>Methods</p> <p>In 1308 5–6 year old ethnic Dutch children from the ABCD cohort study, lipids (cholesterol, LDL, HDL, triglycerides), glucose and C-peptide were measured after an overnight-fast.</p> <p>Results</p> <p>There were no differences in cholesterol, HDL, LDL, and triglycerides between socioeconomic groups, as indicated by maternal education and income adequacy. However, children of low educated mothers had on average a higher glucose (<it>β</it> = 0.15; 95% confidence interval (CI) 0.03 – 0.27), logC-peptide (<it>β</it> = 0.07; 95% CI 0.04 – 0.09), and calculated insulin resistance (HOMA-IR) (<it>β</it> = 0.15; 95% CI 0.08 – 0.22) compared to children of high educated mothers. Only childhood BMI partly explained these differences (models controlled for age, height, and sex).</p> <p>Conclusions</p> <p>The socioeconomic gradient in cardiovascular risk factors seems to emerge in early childhood. In absence of underlying mechanisms these empirical findings are relevant for public health care and further explanatory research.</p

Kill your idols, Over weerstand tegen en overgave aan geestelijke voorbeeldfiguren

Het onderzoeksproject Geestelijke Weerbaarheid en Humanisme aan de Universiteit voor Humanistiek wil het vermogen tot geestelijke weerbaarheid opnieuw doordenken en actualiseren. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het onderzoeksproject en beoogt te verkennen in hoeverre geestelijk modelleren van Oman en Thoresen (2003a; 2003b) kan bijdragen aan het bevorderen van geestelijke weerbaarheid zoals door Van Praag is beschreven. Van Praag (1947b) gebruikt de term 'geestelijke weerbaarheid' als aanduiding voor het vermogen weerstand te bieden aan de bezieling en bevliegingen die zich meester van ons kunnen maken. Hij spoort mensen in zijn werk aan om enerzijds niet te vervlakken en een bewust geestelijk leven te leiden. Anderzijds moet die bezieling of bevlieging in ons leven niet de overhand krijgen, zodat wij geen grip meer hebben op het bestaan. Door het gedrag van anderen te observeren en op unieke situaties toe te passen, stellen mensen zich in staat een palet van verschillende opties van gedrag eigen te maken (Bandura, 1986). Geestelijk modelleren is het proces waarbij mensen geestkracht ontwikkelen aan de hand van het leven en de daden van geestelijke voorbeeldfiguren (Oman & Thoresen, 2003a). Het draagt bij aan het vermogen van de mens zich weerbaar tegen interne impulsen en externe invloeden op te stellen. Ook draagt het bij aan het kunnen creëren, openhouden en invullen van ruimte voor ontplooiing, zingeving en levenskunst. Van Praag legt evenals Oman, Thoresen en Bandura de nadruk op het belang van de ander als een bron van zelfkennis en geestelijke ontplooiing. Het bewust worden van individuele verschillen geeft mensen richting aan de zoektocht naar het hogere. Het hogere refereert naar de persoonlijke perceptie van het hogere wezen, het hogere object, de ultieme realiteit of de ultieme waarheid. Overgave aan een voorbeeldfiguur is daarin geen belangeloos of onbewust identificatieproces. De persoonlijke omstandigheden en de persoonlijke zingeving spelen een centrale rol in wat wel en wat niet van geestelijke voorbeeldfiguren geleerd wordt. Dat is lang niet altijd het geval. In de discussie wordt er verder stil gestaan bij de overgave aan voorbeeldfiguren, waarbij de waarnemer langzaam in de schaduw van het geestelijke voorbeeldfiguur verdwijnt. Deze verhouding tussen idool en fan wordt aan de hand van voorbeelden geïllustreerd en geproblematiseerd. De discussie vormt een aanzet om meer onderzoek te doen naar de kenmerken en eigenschappen van geestelijke voorbeeldfiguren en hoe ze kunnen worden ingezet

The influence of microgravity on invasive growth in Saccharomyces cerevisiae

This study investigates the effects of microgravity on colony growth and the morphological transition from single cells to short invasive filaments in the model eukaryotic organism Saccharomyces cerevisiae. Two-dimensional spreading of the yeast colonies grown on semi-solid agar medium was reduced under microgravity in the Sigma 1278b laboratory strain but not in the CMBSESA1 industrial strain. This was supported by the Sigma 1278b proteome map under microgravity conditions, which revealed upregulation of proteins linked to anaerobic conditions. The Sigma 1278b strain showed a reduced invasive growth in the center of the yeast colony. Bud scar distribution was slightly affected, with a switch toward more random budding. Together, microgravity conditions disturb spatially programmed budding patterns and generate strain-dependent growth differences in yeast colonies on semi-solid medium

Risks and recommendations in WRULD

Mouse arms, currently no longer called RSI, but WRULD (work-related upper limb disorders), still occur frequently and involve high costs. Physiotherapy and posture therapy show insufficient results, even in the case of incipient complaints. At the origin of WRULD stressful situations and a perfectionist are important factors. When the complaints persist, the way a person experiences his complaints and perceives them as a psychological burden plays an important role. Risk factors such as a perfectionist mentality and anxiety, among others pain anxiety causing the avoidance of activities deserve more attention. Therefore, in the treatment of WRULD, guidance by a psychologist (for perfectionist persons) and a behaviour therapist (for people with anxiety) should be included. Moreover, sports are important for WRULD patients. Fit persons experience fewer complaints

De introductie van het bestuurlijk rechtsoordeel in het belastingrecht

Op 12 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een interessante uitspraak gedaan inzake de rechtsbescherming bij fiscale internationale gegevensuitwisseling. De ABRvS merkte een verzoek om inlichtingen aan als een bestuurlijk rechtsoordeel dat gelijkgesteld moest worden met een besluit. Op die manier werd een rechtsingang gecreëerd voor belanghebbende. Auteurs onderzoeken de reikwijdte van deze beslissing waarbij tevens wordt ingegaan op de vraag of deze uitspraak ook buiten het terrein van internationale gegevensuitwisseling sporen kan trekken

Association between body size and blood pressure in children from different ethnic origins

<p>Abstract</p> <p>Objective</p> <p>To assess associations between body size and blood pressure in children (5-6 years) from different ethnic origins.</p> <p>Method</p> <p>Five ethnic groups of the ABCD cohort were examined: Dutch (n=1 923), Turkish (n=99), Moroccan (n=187), Black-African (n=67) and Black-Caribbean (n=121). Data on body-mass-index (BMI), waist-to-height ratio (WHtR), fat-mass-index (FMI), and systolic blood pressure (SBP) and diastolic blood pressure (DBP), were collected. Linear regression analysis with restricted cubic splines was used to examine non-linear associations between body size and blood pressure, adjusted for age, sex, height and birth weight.</p> <p>Results</p> <p>Ethnic differences were found in associations of BMI with SBP and DBP (SBP: p=0.001 and DBP: p=0.01) and FMI with SBP (p=0.03). BMI and FMI had a relatively large positive association with SBP in Turkish children (BMI: β=2.46mmHg; 95%CI:1.20-3.72; FMI: β=2.41mmHg; 95%CI:1.09-3.73) compared to Dutch (BMI: β=1.31mmHg; 95%CI:0.71-1.92; FMI: β=0.84mmHg; 95%CI:0.23-1.45). Black-Caribbean and Moroccan children showed high blood pressure with low BMI and FMI. Moroccan children showed higher SBP with high BMI and FMI. WHtR was positively associated with SBP and DBP, similar in all ethnic groups. Generally, strongest associations with blood pressure were found for BMI in all ethnic groups.</p> <p>Conclusion</p> <p>Ethnic-specific associations between BMI, and FMI and blood pressure are present at young age, with Turkish children showing the highest increase in blood pressure with increasing body size. The higher blood pressure in the Black-Caribbean and Moroccan children with low BMI needs further research. WHtR or FMI do not seem to be associated more strongly to blood pressure than BMI in any ethnic group.</p