3 research outputs found

    Ecologisch herstel Rijn-Maas-monding: Mogelijkheden voor natuurontwikkeling op tien locaties in het Rotterdams havengebied

    No full text
    Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland streeft naar ecologisch herstel van de Rijn-Maas-monding. Het Rotterdams havengebied vormt de noordelijke tak van de Rijn-Maas-monding en kan worden gekarakteriseerd als een estuarien watersysteem, waarin intergetijdengebieden bijna volledig ontbreken. Intergetijdengebieden, die bestaan uit slikken en met vegetatie begroeide schorren of gorzen, hebben een belangrijke ecologische functie als leef-, foerageer-, rust- en broedgebied voor een verscheidenheid aan diersoorten In de huidige studie worden de mogelijkheden voor het ontwikkelen van intergetijdengebieden in het Rotterdams havengebied voor een tiental locaties nader onderzocht. Deze locaties liggen verspreid over de estuanene gradiënt variërend van licht tot sterk brak. Uit de studie blijkt dat acht van de tien locaties goede mogelijkheden hebben voor het (verder) ontwikkelen van intergetijdengebied. Op zeven locaties kunnen door het nemen van inrichtingsmaatregelen zodanige omstandigheden worden gecreëerd, dat de ontwikkeling van intergetijdengebieden voorspoedig kan verlopen. Op één locatie verloopt de autonome ontwikkeling dusdanig gunstig, dat ingrijpen niet noodzakelijk lijkt. Twee locaties bieden geen goed perspectief voor natuurontwikkeling. De inrichtingsvoorstellen werden geprionteerd op basis van de criteria toegevoegde ecologische waarde, schaal en kosten/baten-ratio. De voorkeur gaat uit naar inrichting van grotere gebieden met relatief lage inrichtingskosten per ha. Bij het opstellen van een kostenschatting blijkt dat de kosten van inrichting per hectare aanzienlijk kunnen verschillen. Er wordt geadviseerd om meerdere projecten te combineren, zodat een aanzienlijke kostenbesparing kan worden gerealiseerd (werk met werk maken)

    Habitat karakterisering van de Nederlandse Kustwateren. Deel 2: Fysische doelvariabelen

    No full text
    Het project Watersysteemverkenningen (WSV) levert objectieve en kwantitatieve informatie over de fysische, chemische en biologische toestand en het gebruik van verschillende watersystemen in verleden, heden en toekomst. Met behulp van deze informatie ontstaat inzicht in het functioneren van de Nederlandse watersystemen. In dit WSV-rapport wordt de huidige situatie en, voor zover gegevens voorhanden waren, de historische ontwikkeling van relevante fysische doelvariabelen voor de Nederlandse zoute wateren in kaart gebracht: (1) ligging kustlijn ten opzichte van de basiskustlijn; (2) natuurvriendelijke oevers, met als onderdeel hiervan (4) lengte oever/kust; (5) getijvolume; en (6) oppervlakte intergetijdegebied. Aan het eind van dit rapport wordt voor de Westerschelde en het Grevelingenmeer een habitat-amoebe gepresenteerd, gericht op conditionerende fysisch-chemische parameters die voor het vóórkomen van habitats / ecotopen mede bepalend zijn. De huidige WSV-definitie, waarbij de ligging van de kustlijn wordt weergegeven in m ten opzichte van de basiskustlijn, blijkt geen juiste beoordeling van de kustveiligheid op te leveren. Als alternatieve definitie wordt voorgesteld: "Het relatief aantal raaien in een watersysteem waarvoor geldt: TKL - BKL > O", een maat voor het aantal overschrijdingen van de basiskustlijn. Momenteel liggen de waarden voor de Hollandse Kustzone, de Voordelta en de Westerschelde op respectievelijk 82 %, 80 % en 82 %. Bij verschillende studies waarbij getijde-oevers op hun natuurvriendelijkheid werden beoordeeld is geen eenduidige methodiek gehanteerd. Een vergelijking tussen watersystemen zou eenvoudiger en betrouwbaarder zijn indien dit wel het geval zou zijn geweest. Door het vervangen van ecologisch slecht functionerende dijkbeschermingsmaterialen door materialen met een hogere ecologische potentie kan het aandeel aan natuurvriendelijke oevers doen toenemen tot bijna 90 %. Er kan worden geconcludeerd dat de arealen aan intergetijdgebieden in de verschillende watersystemen in de loop der tijd door inpolderingen of de aanleg van waterbouwkundige werken erg is afgenomen. Het intergetijdegebied in de Hollandse kustzone en de Voordelta bestaat hoofdzakelijk uit strandvlakte. De arealen hiervan zijn in de afgelopen dertig jaar niet wezenlijk veranderd. Van de Westerschelde kan gezegd worden dat het getijvolume in de afgelopen eeuw niet aantoonbaar is veranderd. In de Oosterschelde is het getijvolume door de aanleg van de stormvloedkering met een derde verminderd.Watersysteemverkenningen (WSV) 199

    Leve(n)de Noordrand: Pragmatische toekomstvisie voor het ecologische herstel van het estuarium van het Rotterdamse Havengebied

    No full text
    Het rapport Leve(n)de Noordrand is door RIKZ in opdracht van Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland opgesteld. Het geeft een toekomstvisie op het herstel van het ecologische functioneren van de Noordrand op basis van een analyse van het huidige en vroegere ecologische functioneren, en de specifieke mogelijkheden en beperkingen van het gebied als onderdeel van een wereldhaven. Met de Noordrand worden de volgende gebieden bedoeld: de Nieuwe Waterweg, het Calandkanaal, het Beerkanaal, het Hartelkanaal, de Oude en de Nieuwe Maas. Deze toekomstvisie levert een leidraad voor besluitvorming omtrent herstelmaatregelen, inrichting, gebruik en beleid. De Noordrand is in de laatste anderhalve eeuw enorm veranderd. Aanvankelijk was het een getijdengebied met een vlechtwerk van riviertakken omzoomd door grote gebieden met slikken, platen, duinen, gorzen en grienden. Het zee- en rivierwater vermengden zich tot een dynamische gradiënt van zoet naar zout water. Rotterdam was al een havenstad, maar nam slechts een klein deel van de oever in. Op de wateren was een fikse vissersvloot actief. Nu is de Noordrand nog steeds een open verbinding tussen de rivieren Rijn en Maas en de zee. Maar de waterlopen zijn goeddeels gekanaliseerd en de oevers zijn grotendeels bezet door industrie, havens, woonwijken en waterkeringen. Gronden die bij laagwater droogvallen zijn er bijna niet meer, op de gorzen en grienden langs de Oude Maas en kleine gorzen langs de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas na. De vissersboten zijn vervangen door veel meer en veel grotere vrachtschepen. Toch is de Noordrand zeker geen troosteloze, levenloze omgeving. Op het harde substraat onder water en in de getijdenzone leeft een rijke gemeenschap van wier- en diersoorten, zeker in het zeewaartse deel. Het water kent een grote verscheidenheid van verblijvende en doortrekkende vissen, veel rijker dan je zou verwachten. Op en langs het water rusten of foerageren watervogels en de vele rustige en uitgestrekte bufferzones op de bedrijventerreinen bieden plaats aan zeldzame planten, insecten en in internationaal opzicht belangwekkende broedkolonies meeuwen en sterns. De deelgebieden hebben daarbij ieder hun eigen specifieke karakter, waarden en mogelijkheden. De Oude Maas is daarvan als estuarien gebied het meest natuurlijk en de Nieuwe Maas het minst. De Noordrand heeft vergeleken met havens in andere estuariene gebieden (Elbe, Seine, Taag, Humber, St. Croix) een relatief korte zoutgradiënt. Bovendien strekken de havens en de industrie zich langs die gehele gradiënt uit, terwijl de havens elders een vrij beperkt deel van de gradiënt beslaan. De impact van de Rotterdamse haven op het gehele estuariene systeem is dus erg groot. Vergeleken met die andere estuaria blijven de huidige natuurwaarden van de Noordrand dan ook ver achter. Het grootste ecologische en specifieke knelpunt van de Noordrand is het grotendeels ontbreken van ondiep water- en intergetijdengebieden. In de andere havengebieden vormen te lage zuurstofgehaltes en chemische verontreiniging vaak de grootste knelpunten, maar in de Noordrand is de waterkwaliteit redelijk tot goed. De Noordrand is één van de laatste open verbindingen tussen rivier en zee in Nederland. Dergelijke systemen vormen overgangen tussen land en water, en tussen zoet en zout, met belangrijke ecologische functies en grote natuurwaarden. Voorbeelden zijn riet- en biezengorzen, vloedbossen en het brakke water met plant- en diersoorten die alleen daar voorkomen. Estuaria hebben ook een belangrijke schakelfunctie, bijvoorbeeld voor watervogels op weg van broedgebied naar overwinteringsgebied, en voor trekvissen op weg tussen paai-, opgroei- en leefgebied. Zonder deze schakel kan de ketting niet schitteren. Kern van deze visie is dan ook dat inrichting, beheer, gebruik en beleid er op gericht moeten zijn om het estuariene karakter te versterken. Grootschalige natuur past niet in en bij dit havengebied. Primaire functies blijven transport en industrie, maar er zijn prima mogelijkheden om het estuariene ecosysteem te versterken, passend bij het gebied. In de Rotterdamse regio is verbetering van het leef- en werkklimaat een belangrijk speerpunt in het beleid. Onderdeel daarvan is de beoogde verplaatsing van havens en industrie naar het westen in de komende decennia. Herstel van zoet-zout-overgangen is een landelijk beleidsdoel. Dit geeft een gunstige uitgangssituatie voor ecologisch herstel. Er is weinig ruimte en de omgeving is erg kunstmatig. Maar de praktijk leert nu al dat veel planten en dieren zich weinig bekommeren om landschappelijk schoon; het gaat hen primair om de juiste lokale omstandigheden. Die omstandigheden zijn zeker in het havengebied in hoge mate maakbaar. Daar liggen dus kansen: de \u91harde werkelijkheid\u92 als inspiratiebron. Rotterdam staat graag bekend als een stad van doeners en wil zich graag onderscheiden door onconventionele oplossingen van problemen. Dit biedt aanknopingspunten voor combinaties van ecologisch herstel met andere functies (meervoudig ruimtegebruik; ook zonder beleid toont de haven hier al diverse voorbeelden van), aard van de inrichtingsmaatregelen en voor de wijze van financieren. Op basis hiervan presenteert de visie drie hoofdlijnen voor ecologisch herstel: 1) natuur op maat, 2) natuur voor en door mensen en 3) duurzaam gebruik. Natuur op maat Hiermee wordt bedoeld dat de maatregelen afgestemd zijn op het gebied: vaak kleinschalig, kunstmatig en natuur gecombineerd met andere functies, met name industrie. Voorbeelden zijn het inpakken van dijklichamen in duinzand, het creëren van intergetijdengebieden in kribvakken, het stimuleren van tijdelijke natuur op ongebruikte industrie- en haventerreinen, het aanleggen van broedplaatsen voor kustbroedvogels, en het experimenteren met een andere inrichting van hellende oevers. Natuur voor mensen, mensen voor natuur Ecologisch herstel in de Noordrand is bij voorkeur ook gericht op uitbreiding van de recreatieve mogelijkheden. Voorbeelden zijn knuppelpaden door een gors of vloedbos en kijkhutten bij kolonies kustbroedvogels. Aan de andere kant kan de inzet van mensen ook veel voor natuur betekenen. Burgers kunnen betrokken worden bij de inrichting en het beheer van herstelprojecten, bedrijven en projectontwikkelaars bij publiek-private samenwerking bij financiering en uitvoering van herstelprojecten. Het betrekken van burgers bij de inrichting kan ook een sterk educatief aspect hebben; zo snijdt het mes aan twee kanten. Duurzaam gebruik Nieuwe projecten starten is leuk en spannend, maar een belangrijk deel van het beoogde ecologische herstel is alleen te bereiken door aanpassing van het reeds bestaande gebruik. Voorbeelden zijn het aanpassen van koelwaterinstallaties, het aanleggen van vispassages bij sluizen, optimaliseren van oeverbekleding naar voorbeeld van de \u91dijktuinen\u92 langs de Oosterschelde en een aanscherping van het beleid ten aanzien van aangroeiwerende verven en ballastwater. Er liggen nu goed uitgewerkte visies voor alle onderdelen van het noordelijke deltabekken. Voor de Noordrand zijn er drie: de visie van Project Mainportontwikkeling Rotterdam, het HavenNatuurplan van het Gemeentelijk Havenbedrijf en Leve(n)de Noordrand. Er zijn nuances in ambities en detail, maar in alle gevallen komen de visies neer op het versterken van de estuariene natuur, gekoppeld aan het ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden. Het leuke is dat de meeste ideeën voor natuur op maat en natuur voor en door mensen geïnspireerd zijn op ontwikkelingen die zich al spontaan in het gebied voordoen. De tijd is dus rijp voor realisatie van de visies en plannen en om de verspreide maatregelen die al zijn uitgevoerd op te schalen naar een kwaliteitsimpuls voor de hele Noordrand. Op zijn Rotterdams: geen woorden, maar daden!Leve(n)de Noordran
    corecore