1,853 research outputs found

    Perfect weddings abroad

    Get PDF
    Approximately 16% of UK couples are currently married abroad. However, academic or practitioner focused research that explores the complex nature of a couple’s buying preferences or the development of innovative marketing strategies by businesses operating within the weddings abroad niche sector, is almost non-existent. This exploratory paper examines the role and relevance of marketing within the weddings abroad sector. The complex nature of customer needs in this high emotional and involvement experience, are identified and explored. A case study of Perfect Weddings Abroad Ltd highlights distinctive features and characteristics. Social networking and the use of home-workers, with a focus on reassurance and handholding are important tools used to develop relationships with customers. These tools and techniques help increase the tangibility of a weddings abroad package. Clusters of complementary services that are synergistic and provide sources of competitive advantage are identified and an agenda for future research is developed

    More than words: The influence of affective content and linguistic style matches in online reviews on conversion rates

    Get PDF
    Customers increasingly rely on other consumers' reviews to make purchase decisions online. New insights into the customer review phenomenon can be derived from studying the semantic content and style properties of verbatim customer reviews to examine their influence on online retail sites' conversion rates. The authors employ text mining to extract changes in affective content and linguistic style properties of customer book reviews on Amazon.com. A dynamic panel data model reveals that the influence of positive affective content on conversion rates is asymmetrical, such that greater increases in positive affective content in customer reviews have a smaller effect on subsequent increases in conversion rate. No such tapering-off effect occurs for changes in negative affective content in reviews. Furthermore, positive changes in affective cues and increasing congruence with the product interest group's typical linguistic style directly and conjointly increase conversion rates. These findings suggest that managers should identify and promote the most influential reviews in a given product category, provide instructions to stimulate reviewers to write powerful reviews, and adapt the style of their own editorial reviews to the relevant product category

    Archeologische opgraving buurtweg te Oeken gemeente Brummen

    No full text
    De natuurlijke ondergrond (C-horizont) bestaat uit matig fijn, siltarm tot zwak silthoudend zand en loopt op van circa 8 m + NAP in het noorden, zuiden en westen tot 9 m + NAP in het centraal oostelijke deel (dekzandkop) van het plangebied. Het oudste aardewerk dat tijdens de opgraving is aangetroffen betreft handgevormd prehistorisch aardewerk. De fragmenten handgevormd aardewerk kunnen dateren vanaf de Late Bronstijd tot in de Midden IJzertijd (1100 v. Chr. - 350 v. Chr.). Het overige aardewerk is te dateren tussen 1000 en 1900 n. Chr. De aangetroffen grondsporen lijken ook uit deze periodes te dateren. Binnen het plangebied zijn archeologische resten en grondsporen uit verschillende periodes aangetroffen. Er zijn minimaal drie archeologisch relevante gebruiks- en bewoningsperiodes te onderscheiden, namelijk de IJzertijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd 16e – 17e eeuw. De voormalige bebouwing en bijbehorende bezinkputten hebben binnen het plangebied gezorgd voor een aanzienlijke verstoring. Daarnaast zijn er ook (subrecente)verstoringen in het plangebied aanwezig die in de 18-19e eeuw zijn gedateerd. Dit gecombineerd met het feit dat alleen de te verstoren delen zijn onderzocht, heeft er toe geleid dat het onderzoek beperkingen heeft met betrekking tot de interpretatie van de aangetroffen huisplattegronden. Binnen het plangebied is een erf uit de Late Middeleeuwen en zijn nederzettingssporen uit de IJzertijd aangetroffen. De bebouwing uit de IJzertijd is in het oostelijke deel van het plangebied aangetroffen en ligt op de flanken van een dekzandkop. Aan de voet van de westflank van de dekzandkop ligt een erf uit de Late Middeleeuwen met minimaal drie bewoningsfases. Met name aardewerk uit de periode 1300 tot 1550 n.Chr. is goed vertegenwoordigd. Bij de aardewerk fragmenten gaat het om ‘normaal’ gebruiksaardewerk dat in alle lagen van de bevolking in gebruik was. Het deel dat te dateren is in de 14e en 15e eeuw toont aan dat er in die periode zeker bewoning aanwezig is geweest op het terrein. Het Middeleeuwse erf moet dan ook waarschijnlijk in deze periode worden geplaatst. In het relatief laag gelegen zuidwestelijke deel zijn sporen uit de prehistorie en Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd aanwezig. Deze zone zou als off-site kunnen worden getypeerd. Binnen het plangebied zijn ten minste zes (A, B, C, D, E en F) structuren aanwezig geweest. Het beeld van alle aangetroffen structuren is beperkt. De (minimaal) twee structuren uit de IJzertijd zijn moeilijk bij een type onder te brengen. Vanwege het verschil in de vulling lijkt er sprake te zijn van twee verschillende fases in de IJzertijd. De structuren C, D en E horen bij het laat middeleeuwse erf en zijn geïnterpreteerd als gebouwen die vallen binnen de bouwtraditie van de types Gasselte B en B’. Van structuur F is alleen een poer bewaard gebleven. Waarschijnlijk gaat het om een bijgebouw uit de 16e-17e eeuw. De structuren C, D, en E representeren minimaal drie bewoningsfases in de Late Middeleeuwen. De greppels ten noorden van het erf en de verrommelde laag (karrenspoor of verploegd) ten zuiden (oversnijdt structuur E) worden als onderdeel van dit erfcomplex gezien

    Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Pastoor op Heijstraat 26 te Venlo in de gemeente Venlo

    No full text
    Econsultancy heeft in opdracht van Mertens Bouwbedrijf bv op 18 en 19 maart 2015 een archeologisch bureauonderzoek en op 19 maart 2015 een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de bouw van het IKC Zuidstroom. Het plangebied is gelegen aan de Pastoor op Heijstraat 26 te Venlo in de gemeente Venlo. Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venlo van 2013 ligt de gehele onderzoekslocatie in een gebied met een hoge of middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden dient bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij een onderzoekslocatie groter dan 500 m² en bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen, en is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Tevens is het bedoeld om kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek en kansarme zones ervan uit te sluiten. Ook wordt gelet op het voorkomen van (diepe) verstoringen van het bodemprofiel. Indien de ondergrond tot grote diepte verstoord is, zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verdwenen zijn. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is. Gespecificeerde archeologische verwachting De archeologische verwachting vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd is hoog. Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat de Chorizont bestaat uit matig fijn, matig siltig beige tot lichtgrijs zand. Op de C-horizont ligt in het laagste deel van het plangebied, het westelijk deel, een kleilaag van 20-25 cm dikte. In het hogere oostelijke deel ligt de C-horizont op een diepte van 90-100 cm -mv. De kleilaag in het laagste deel van het plangebied is verstoord. In het hogere deel van het plangebied, het oostelijke deel, is de ondergrond verstoord tot in de C-horizont op een diepte van 90-100 cm. In het zuidelijke deel van het plangebied is de bodem verstoord tot 80 cm diepte. Conclusie De aangetroffen verstoringen in de boringen en de verstoringen als gevolg van bouwactiviteiten in het verleden zijn van dien aard dat er geen archeologische resten, uitgezonderd diepe kuilen en waterputten, in situ worden verwacht

    Archeologisch proefsleuvenonderzoek plangebied Voorsterweg te Brummen en Buurtweg te Oeken gemeente Brummen

    No full text
    Econsultancy heeft in opdracht een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Voorsterweg te Brummen en plangebied Buurtweg te Oeken in de gemeente Brummen. Voor de aangetroffen vindplaats in proefsleuf 1 en 2 aan de Buurtweg te Oeken blijkt dat de aange-troffen vindplaats behoudenswaardig is. Voor de locatie aan de Buurtweg in Oeken is indien behoud in situ niet mogelijk, vervolg noodzakelijk. In dat geval zullen de archeologische waarden voorafgaande aan bodemverstorende activiteiten in het plangebied, door middel van een archeologische opgraving moeten worden veillig gesteld. Het ontbreken van archeologische waarden in de overige proefsleuven leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van behoudenswaardige vindplaats(en) op de locatie aan de Voorsterweg te Brummen en het zuidelijke deel van het plangebied van de Buurtweg te Oeken. Het selectieadvies is dan ook om ter plaatse van deze delen geen vervolgonderzoek uit te voeren en vrij te geven voor verdere ontwikkeling

    Proefsleuvenonderzoek en opgraving Ruitersmolenweg - Stichtingsweg te Beekbergen in de gemeente Apeldoorn

    No full text
    De resultaten van het proefsleuvenonderzoek waren aanleiding voor een doorstart naar een opgraving in het oostelijke deel van het plangebied. Het vondstmateriaal dat tijdens de opgraving in het deel ten zuiden van de Ruitersmolenweg is aangetroffen dateert voornamelijk uit de 12e eeuw. Het aardewerk uit het noordelijke deel van het plangebied beslaat de 13e tot en met 19e eeuw, waarbij de 14e en 15e eeuw ondervertegenwoordigd lijkt te zijn. Binnen het plangebied bevinden zich antropogene grondsporen in de vorm van paalkuilen, afvalkuilen en greppels die horen bij bewoning die dateert vanaf de 12e eeuw. Aan de zuidkant van de Ruitersmolenweg zijn sporen aanwezig die zijn geïnterpreteerd als een middeleeuws erf uit de 12e eeuw (vindplaats 1). Het betreft de sporen van een Gasselte B boerderij, met bijbehorende afvalkuilen. In dit deel van het plangebied is een tweede (noordelijk gelegen) cluster van grondsporen aangetroffen, die mogelijk horen bij bebouwing uit de 19e eeuw. Ten noorden van de Ruitersmolenweg zijn twee door erfgreppels omgeven middeleeuwse erven aangetroffen die in de 13e eeuw zijn geplaatst (vindplaats 2). Op basis van de aangetroffen grondsporen kunnen drie structuren uit dezelfde periode gereconstrueerd worden. Daarnaast zijn er sporen aangetroffen die mogelijk wijzen op een uitgebroken fundering van een gebouw uit 16e eeuw en perceelsgrenzen van vermoedelijk een akkercomplex uit de (mogelijk 15e) 16e-17e eeuw (vindplaats 3). Er wordt aangenomen dat de nederzetting een relatie heeft gehad met de bebouwing die is aangegeven op de historische kaart uit 1748. Op deze kaart ligt het westdeel van het plangebied binnen een bosperceel en ligt het oostdeel ter hoogte van een cluster van bebouwing, aangegeven met de toponiem Lieren. Daarnaast is het mogelijk dat direct ten noordoosten van het plangebied een boerderij uit de 17e eeuw, de Oldenhof, heeft gestaan. Verondersteld wordt dat de aangetroffen perceelsgreppels uit de 16e -17e eeuw een relatie hebben gehad met deze boerderij. De aangetroffen vindplaats loopt door in oostelijke richting en mogelijk ook in noordelijke en zuidelijke richting. De bewoning binnen het plangebied heeft zich geconcentreerd aan de oostzijde van het plangebied en wordt vanaf de 12e-13e eeuw bewoond. Verwacht wordt dat de kern van de (jongere?) bewoningsdynamiek zich net ten oosten van het plangebied bevindt. Bij een intacte bodemopbouw moet er vanuit worden gegaan dat de vindplaats op de omliggende terreinen goed geconserveerd is onder een cultuurdek

    Archeologisch verkennend booronderzoek, Wisselse veen te Epe in de gemeente Epe

    No full text
    Econsultancy heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen in het gebied de Wisselse Veen te Epe in de gemeente Epe. In een eerder stadium is voor het plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de aanbevelingen uit het bureauonderzoek is het huidige archeologisch onderzoek uitgevoerd dat bestaat uit een booronderzoek (verkennende fase) door middel van boringen. Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat binnen het merendeel van het plangebied een bodemverstoring met een diepte van circa 50 cm aanwezig is waardoor archeologische waarden hier niet meer in situ worden verwacht. Alleen diepere archeologische sporen kunnen bewaard zijn gebleven. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, kan op basis van het booronderzoek grotendeels naar laag worden bijgesteld

    archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Meerdel te Elsloo

    No full text
    Uit het booronderzoek blijkt dat met name in het noorden en in mindere mate in het centrale deel van het plangebied de bodemopbouw deels is verstoord. De bodemverstoringen lijken deels door de verwachte bodemerosie in de noordelijke helft van het plangebied, maar ook duidelijk door moderne bodemingrepen te zijn veroorzaakt. Het is echter ook mogelijk dat de bodemverstoringen (deels) zijn veroorzaakt door de aanwezigheid van de voormalige landweer en boerenschans in het plangebied. Het aangetroffen bodemprofiel in het zuiden van het plangebied, een radebrikgrond, komt overeen met het in het bureauonderzoek verwachte bodemtype

    Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek 't Dorp 49 - 59 te Heesch gemeente Bernheze

    No full text
    Econsultancy heeft in opdracht van gemeente Bernheze een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat in het gehele plangebied een (grotendeels) intact bodemprofiel aanwezig is. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, blijft naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek gehandhaafd. Op basis van het behoud van een hoge trefkans blijft de kans reëel dat er archeologische resten binnen het plangebied aanwezig zijn. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plan-gebied nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P)
    • …
    corecore