545 research outputs found

    Image representation and compression using steered hermite transforms

    Get PDF

    3D FEM Simulations of a shape rolling process

    Get PDF
    A finite element model has been developed for the simulation of the shape rolling of stator\ud vanes. These simulations should support the design of rolling tools for new vane types. For the time being\ud only straight vanes (vanes with a constant cross-section over the length) are studied. In that case the rolling\ud process can be considered stationary and an ALE formulation is suitable to calculate the steady state. Results\ud of simulations and experiments for a symmetrical straight vane are presente

    Leerlingen met problemen op groene MBO scholen

    Get PDF
    In het onderzoek stond de problematiek rond leerlingen op twee groene scholen centraal. De informatie is verkregen via vragenlijsten die zijn ingevuld door alle eerstejaars leerlingen, hun mentoren en hun docenten en via interviews. Ongeveer de helft van de eerstejaars leerlingen zou Ă©Ă©n of meer problemen hebben of hebben gehad, zowel volgens de mentoren als volgens de leerlingen zelf. Per hoofdcategorie van problemen is het beeld: leerproblemen bijna 40%, sociaalemotionele problemen ruim 20%, schoolgerelateerde gedragsproblemen ruim 10%, psychiatrische problemen officieel gediagnosticeerd ruim 5%, gezins- en relatieproblemen bijna 15% en gezondheidsproblemen ruim 10% (volgens leerlingen hoger, namelijk bijna 20%). De psychiatrische problemen (officieel gediagnosticeerd) zijn volgens de mentoren het meest ernstig, gevolgd door sociaal-emotionele problemen en schoolgerelateerde gedragsproblemen. Van de leerlingen met problemen zou ongeveer een derde deel Ă©Ă©n probleem hebben (gehad), een derde deel twee of drie problemen en een derde deel vier of meer problemen. Jongens en meisjes verschillen niet in het aantal problemen, wel in de aard van hun problemen. Niet het geslacht hangt het meest samen met het hebben van problemen maar het niveau, de richting en de samenstelling (on-/volledigheid) van het gezin. Bij drie tot vier op de tien leerlingen staan problemen het leren in de weg. Een deel van de leerlingen denkt dat de school niets aan hun problemen kan doen maar het percentage verschilt per probleem en per school. Van Ă©Ă©n op de drie leerlingen zouden de problemen in de loop van het schooljaar zijn opgelost. Leerlingen zijn over het algemeen tevreden over de leerlingbegeleiding. Uit de antwoorden van de docenten over de leerlingzorg kunnen enige verbeterpunten afgeleid worden. In de niveau-2 groepen nemen leerlingen met problemen gemiddeld 40% van de lestijd in beslag en 40% tot 60% van de energie die docenten hebben. De percentages nemen af naarmate het niveau hoger is. Leerlingen met problemen hebben een negatieve invloed op de sfeer, op het lesgeven, op het realiseren van CO en PGO en op het leren van de andere leerlingen. Op school A volgt een deel van de niveau-2 leerlingen competentiegericht onderwijs (CO). Op school B krijgen de leerlingen twee uur per week probleemgestuurd onderwijs (PGO), een voorloper van competentiegericht onderwijs. Volgens informatie van de leerlingen maakt het voor hun mening over en hun motivatie voor het werken aan opdrachten (vertaling voor competentiegericht onderwijs) niet uit of ze wel of geen problemen hebben. Driekwart verkiest afwisselend werken aan opdrachten en traditioneel werken. Naarmate leerlingen meer problemen hebben kunnen ze naar eigen zeggen ‘de vrijheid steeds beter aan’ terwijl leerlingen zonder problemen daar vaker al geen moeite mee hadden. Leerlingen die competentiegericht onderwijs hebben gehad (niveau-2) zijn positiever in hun motivatie voor school en beroep en in hun oordeel over docent(activiteit)en dan leerlingen die het niet hebben gehad. Docenten zijn pessimistischer dan leerlingen zelf. Het merendeel der docenten acht leerlingen met problemen en leerlingen van niveau-2 niet geschikt voor CO of PGO. Leerlingen hebben adviezen gegeven aan welke criteria goede opdrachten moeten voldoen en hoe leerlingen met problemen te helpen. Docenten hebben eveneens adviezen gegeven hoe leerlingen met problemen aan te pakken. Docenten hebben daarnaast aangegeven welke ondersteuning ze wensen bij het begeleiden van leerlingen met problemen in het (competentiegerichte) onderwijs. Uit de literatuur tenslotte zijn enige maatregelen voor een effectieve leerlingzorg afgeleid

    Leerlingen met problemen op groene MBO scholen

    Get PDF
    In het onderzoek stond de problematiek rond leerlingen op twee groene scholen centraal. De informatie is verkregen via vragenlijsten die zijn ingevuld door alle eerstejaars leerlingen, hun mentoren en hun docenten en via interviews. Ongeveer de helft van de eerstejaars leerlingen zou Ă©Ă©n of meer problemen hebben of hebben gehad, zowel volgens de mentoren als volgens de leerlingen zelf. Per hoofdcategorie van problemen is het beeld: leerproblemen bijna 40%, sociaalemotionele problemen ruim 20%, schoolgerelateerde gedragsproblemen ruim 10%, psychiatrische problemen officieel gediagnosticeerd ruim 5%, gezins- en relatieproblemen bijna 15% en gezondheidsproblemen ruim 10% (volgens leerlingen hoger, namelijk bijna 20%). De psychiatrische problemen (officieel gediagnosticeerd) zijn volgens de mentoren het meest ernstig, gevolgd door sociaal-emotionele problemen en schoolgerelateerde gedragsproblemen. Van de leerlingen met problemen zou ongeveer een derde deel Ă©Ă©n probleem hebben (gehad), een derde deel twee of drie problemen en een derde deel vier of meer problemen. Jongens en meisjes verschillen niet in het aantal problemen, wel in de aard van hun problemen. Niet het geslacht hangt het meest samen met het hebben van problemen maar het niveau, de richting en de samenstelling (on-/volledigheid) van het gezin. Bij drie tot vier op de tien leerlingen staan problemen het leren in de weg. Een deel van de leerlingen denkt dat de school niets aan hun problemen kan doen maar het percentage verschilt per probleem en per school. Van Ă©Ă©n op de drie leerlingen zouden de problemen in de loop van het schooljaar zijn opgelost. Leerlingen zijn over het algemeen tevreden over de leerlingbegeleiding. Uit de antwoorden van de docenten over de leerlingzorg kunnen enige verbeterpunten afgeleid worden. In de niveau-2 groepen nemen leerlingen met problemen gemiddeld 40% van de lestijd in beslag en 40% tot 60% van de energie die docenten hebben. De percentages nemen af naarmate het niveau hoger is. Leerlingen met problemen hebben een negatieve invloed op de sfeer, op het lesgeven, op het realiseren van CO en PGO en op het leren van de andere leerlingen. Op school A volgt een deel van de niveau-2 leerlingen competentiegericht onderwijs (CO). Op school B krijgen de leerlingen twee uur per week probleemgestuurd onderwijs (PGO), een voorloper van competentiegericht onderwijs. Volgens informatie van de leerlingen maakt het voor hun mening over en hun motivatie voor het werken aan opdrachten (vertaling voor competentiegericht onderwijs) niet uit of ze wel of geen problemen hebben. Driekwart verkiest afwisselend werken aan opdrachten en traditioneel werken. Naarmate leerlingen meer problemen hebben kunnen ze naar eigen zeggen ‘de vrijheid steeds beter aan’ terwijl leerlingen zonder problemen daar vaker al geen moeite mee hadden. Leerlingen die competentiegericht onderwijs hebben gehad (niveau-2) zijn positiever in hun motivatie voor school en beroep en in hun oordeel over docent(activiteit)en dan leerlingen die het niet hebben gehad. Docenten zijn pessimistischer dan leerlingen zelf. Het merendeel der docenten acht leerlingen met problemen en leerlingen van niveau-2 niet geschikt voor CO of PGO. Leerlingen hebben adviezen gegeven aan welke criteria goede opdrachten moeten voldoen en hoe leerlingen met problemen te helpen. Docenten hebben eveneens adviezen gegeven hoe leerlingen met problemen aan te pakken. Docenten hebben daarnaast aangegeven welke ondersteuning ze wensen bij het begeleiden van leerlingen met problemen in het (competentiegerichte) onderwijs. Uit de literatuur tenslotte zijn enige maatregelen voor een effectieve leerlingzorg afgeleid

    The demand for corporate financial reporting: A survey among financial analysts

    Get PDF
    Abstract: We examine financial analysts’ views on corporate financial reporting issues by means of a survey among 306 analysts and interviews among 21 analysts and compare their views with that of CFOs. Since CFOs believe that meeting or beating analysts’ forecasts and managing earnings to achieve this benchmark can enhance firm value, examining analysts’ perspectives on these actions improves our understanding on whether CFOs’ beliefs are rational or heuristic. Our findings suggest that CFOs’ beliefs tend to be rational regarding their focus on earnings and their views on earnings management and smoothing. The main reason is that analysts have difficulty in unraveling certain types of earnings management in a specific firm even though they anticipate earnings management in general. Yet, CFOs are heuristic in their optimism about the consequences of managing earnings, which potentially has negative implications for the value of their firm

    Theater als contactmethode in de psychogeriatrische zorg: effecten op gedrag, stemming en kwaliteit van leven van mensen met dementie

    Get PDF
    Achtergrond: Recent deed een nieuwe communicatiemethode zijn intrede in de intramurale dementiezorg. Deze zogenoemde Veder Methode, ontwikkeld door acteurs met ervaring in de zorg, combineert bestaande bewezen effectieve communicatiemethoden, zoals reminiscentie, met theatrale prikkels, zoals zang en poĂ«zie. De methode wordt toegepast in theatervoorstellingen en huiskamervoorstellingen. In dit exploratieve onderzoek werd de meerwaarde van een huiskamervoorstelling volgens de Veder Methode ten opzichte van een gewone reminiscentiegroepsactiviteit onderzocht. Methode: In een quasi-experimentele onderzoeksopzet werden drie groepen verpleeghuisbewoners met dementie vergeleken: experimentele groep 1 (E1; N=64) nam deel aan een huiskamervoorstelling uitgevoerd door getrainde zorgverleners; experimentele groep 2 (E2; N=31) bezocht een ‘huiskamervoorstelling’ door professionele acteurs; een controlegroep (C1; N=52) ontving een reminiscentiegroepsactiviteit. Gedrag, stemming en aspecten van kwaliteit van leven werden voor (T1), tijdens (T2) en na de interventie (T3) gemeten met gestandaardiseerde observatielijsten. Resultaten: Tijdens en na de interventie werden positieve effecten op gedrag (o.m. lachen, herinneringen ophalen), stemming (o.m. vrolijk/ tevreden) en kwaliteit van leven (o.m. sociale betrokkenheid en zich thuisvoelen) gevonden bij groep E2. Conclusie: Een huiskamervoorstelling volgens de Veder Methode heeft, indien zij wordt uitgevoerd door professionele acteurs, een positievere uitwerking op verpleeghuisbewoners met dementie dan een gewone reminiscentie-groepsactiviteit

    Referral care paths for non-alcoholic fatty liver disease-Gearing up for an ever more prevalent and severe liver disease

    Get PDF
    Non-alcoholic fatty liver disease (NAFLD) is an increasingly prevalent and potentially severe liver disease, emphasizing the need for implementation of widely supported care paths for patients at risk for advanced stages of NAFLD. In particular, the distinction of patients with a progressive and/or advanced, fibrotic NAFLD from those with simple steatosis requires improvement, as well as the awareness for NAFLD among health care professionals. Broad acceptance and implementation of interdisciplinary care paths in the near future will bring enhanced identification of those patients that benefit from surveillance, intensive lifestyle management, and empirical or investigational pharmacotherapy and enhance our epidemiological grasp of NAFLD in relation to lifestyle, genetic background, and cardiometabolic comorbidities related to NAFLD.Cellular mechanisms in basic and clinical gastroenterology and hepatolog

    LOOK MUMMY, NO HANDS! THE EFFECT OF TRUNK MOTION ON FORWARD WHEELCHAIR PROPULSION

    Get PDF
    Wheelchair and trunk-mounted IMUs provide a powerful and easy to use method for measuring wheelchair mobility performance. Yet, to develop more specific outcome measures, additional equipment can aid in gaining more insight. A new pushrim hit detection (RhIDE) method was used to investigate forward propulsion measured by frame acceleration in push and recovery phase. Four subjects sprinted at different intensities, while wheelchair velocity, acceleration, trunk movement and push phases were measured. Results show that 25-30% of the total forward propulsion per push (61 to 91 N∙s) was performed after hand release. This explorative study shows the significance of propulsion due to trunk movement in the recovery phase. Future research with this measurement setup and daily wheelchair users could help unravel the true share of trunk motion in forward propulsion, and its timing
    • 

    corecore