Especiallly the Mulato Ones Like to Dance” Cuban Films and Discourses of Ethnic Difference

This paper examines the meaning of ethnicity in contemporary Cuba. By conceptualizing inequality as structured in both the public and private realms of society, I argue that the private realm should be given equal weight in social research on ethnic inequality. The paper differentiates between structural inequality in the public realm, which has been largely addressed by the previous literature on Cuban society, and the meaning of ethnic difference at the cultural level, which shapes the nature of social interactions in the private realm. Drawing on both the sociology of culture and cinema studies, I analyze Cuban films for representations and discourses of ethnic difference. As expressive cultural forms, films are not merely reflective of an “objective” meaning of ethnicity in society, but rather are part of a more complex process of interpretation, expression, and creation of meaning. Initial findings reveal the persistence of ethnic distinctions in the private realm of Cuban society, despite a strong political rhetoric and official state policy of ethnic equality. That ethnic distinctions can persist despite little evidence of structural inequality indicates a discontinuity between structural-level change and cultural change, and suggests the possibility of deepening ethnic inequality as Cuba transitions to a new economic/political arrangement

Woody species in auxiliary roles : live stakes in yam cultivation

Het opnemen van houtige overblijvende plantesoorten in éénjarige teeltsystemen wordt momenteel gepropageerd als een mogelijkheid om de duurzaamheid van seizoensgebonden gewasproduktie te vergroten. Deze ontwikkeling is van belang voor landbouwsystemen in gebieden waar de natuurlijke vruchtbaarheid laag is, het klimaat bodemerosie sterk bevordert en de landbouwondersteunende infrastructuur onbetrouwbaar is, met name wat betreft de aanvoer en prijs van inputs en vermarkting van de produktie. Een dergelijke combinatie van omstandigheden treffen we niet zelden aan in landen in de tropen.Ten grondslag aan het opnemen van overblijvende plantesoorten ligt het idee dat de permanent aanwezige biomassa (boven- en ondergronds) en de afgeleide strooisellaag bijdragen tot het behoud van de kwaliteit van de omgeving waar de gewasproduktie plaatsvindt. Wezenlijke aspecten daarbij zijn het vermijden van verliezen van voedingsstoffen door uitloging en oppervlakte-erosie, het behoud van de bodemstructuur en de tijdelijke opslag van voedingsstoffen in de biomassa.In dit boek worden informatie uit de literatuur en resultaten van veldonderzoek samengebracht, met betrekking tot het gebruik van drie houtige leguminosen (Leucaena leucocephala, Gliricidia sepium en Flemingia macrophylla) in de teelt van het voedingsgewas yam (Dioscorea alata). In de studie spelen de houtige soorten een hulprol; zij produceren mulch-materiaal en bieden steun aan het klimmend hoofdgewas.In Deel II van het boek wordt in twee artikelen ingegaan op de bladproduktie van de hulpgewassen en wordt beschreven hoe de nutriëntensamenstelling van het blad zich in de loop van de tijd ontwikkelt.In Deel III wordt aan de hand van een viertal artikelen een beschrijving gegeven van de afbraak van de bladsoorten wanneer deze gebruikt worden als mulch, en de gevolgen voor temperatuur en vochtgehalte in de bovenste bodemlaag, het opkomen van onkruiden en het vrijkomen van voedingsstoffen.In Deel IV, bestaande uit twee artikelen, wordt de interactie tussen hulpgewas en hoofdgewas verkend, en de problemen aangaande de interpretatie van gegevens verkregen uit veldproeven beschreven.De artikelen zijn samengevat in Deel I en worden daar voorzien van een algemene achtergrond waartegen de resultaten van het onderzoek geplaatst moeten worden. Op grond van dit overzicht worden aanbevelingen voor verder onderzoek geformuleerd.</p