69 research outputs found

    Employment subsidies and substitutable skills : An equilibrium matching approach

    Get PDF
    This search-matching model is well suited for an equilibrium evaluation of labor market policies. When those policies are targeted on some groups, the usual juxtaposition of labor markets is however a shortcoming. There is a need for a setting where workers’ productivity depends on employment levels in all markets. This paper provides such a theoretical setting. We first develop a streamlined model and then show that it can be extended to deal with interactions among various labor market and fiscal policies. Simulation results focus on the effects of employment subsidies and in-work benefits and on their interactions with the profile of unemployment benefits and with active labor market programs.Unemployment; search-matching equilibrium; wage bargaining; reductions of social security contributions; unemployment insurance; labor market programs

    Accuracy and precision assessment for activity quantification in individualized dosimetry of 177Lu-DOTATATE therapy

    Get PDF
    Background: In order to obtain a reliable 177Lu-DOTATATE therapy dosimetry, it is crucial to acquire accurate and precise activity measurements with the radionuclide calibrator, the SPECT/CT camera, and the NaI(Tl) well counter. The aim of this study was to determine, in a clinical context, the accuracy and the precision of their activity quantification over a range of activities and time. Ninety-three 177Lu sources from the manufacturer were measured in the radionuclide calibrator over 2.5 years to evaluate its calibration accuracy and precision compared to the manufacturer’s value. A NEMA 2012/IEC 2008 phantom was filled with a 177Lu activity concentration sphere-to-background ratio of five. It was acquired with the SPECT/CT camera to determine the reconstruction parameters offering the best compromise between partial volume effect and signal-to-noise ratio. The calibration factor was computed accordingly. The calibration quality was monitored over 2.5 years with 33 phantom acquisitions with activities ranging from 7040 to 0.6 MBq. Home-made sources were used to calibrate the well counter. Its reliability was evaluated with activities ranging from 150 to 0.2 kBq measured 34 times over 2.5 years. Results: For the radionuclide calibrator, median [interquartile range] for the error on activity measurement was −0.99 [1.31] %. The optimal SPECT reconstruction parameters were obtained with 16 iterations, 16 subsets and a 12-mm Gaussian post-filter. The calibration factor was 9.87 cps/MBq with an error of −1.05 [2.12] %. The well counter was calibrated with 31.5 cps/kBq, and the error was evaluated to −12.89 [16.55] %. Conclusions: The accuracy and the precision of activity quantification using dedicated quality control were found to be sufficient for use in dosimetry implemented in clinical routine. The proposed methodology could be implemented in other centres to obtain reproducible 177Lu-based treatment dosimetry.SCOPUS: ar.jinfo:eu-repo/semantics/publishe

    Reply to letter re: General theory of predictive dosimetry for yttrium-90 radioembolization to sites other than the liver

    No full text
    SCOPUS: le.jinfo:eu-repo/semantics/publishe

    PROMESSES DE LA CHIMIOTHERAPIE DANS LE TRAITEMENT DES CANCERS DU TUBE DIGESTIF

    No full text
    SCOPUS: NotDefined.jinfo:eu-repo/semantics/publishe

    A multicentre comparison of quantitative <sup>90</sup>Y PET/CT for dosimetric purposes after radioembolization with resin microspheres: The QUEST Phantom Study

    No full text
    Purpose: To investigate and compare the quantitative accuracy of 90Y imaging across different generation PET/CT scanners, for the purpose of dosimetry after radioembolization with resin microspheres. Methods: A strict experimental and imaging protocol was followed by 47 international sites using the NEMA 2007/IEC 2008 PET body phantom with an 8-to-1 sphere-to-background ratio of 90Y solution. The phantom was imaged over a 7-day period (activity ranging from 0.5 to 3.0 GBq) and all reconstructed data were analysed at a core laboratory for consistent processing. Quantitative accuracy was assessed through measures of total phantom activity, activity concentration in background and hot spheres, misplaced counts in a nonradioactive insert, and background variability. Results: Of the 69 scanners assessed, 37 had both time-of-flight (ToF) and resolution recovery (RR) capability. These current generation scanners from GE, Philips and Siemens could reconstruct background concentration measures to within 10 % of true values over the evaluated range, with greater deviations on the Philips systems at low count rates, and demonstrated typical partial volume effects on hot sphere recovery, which dominated spheres of diameter 20 mm in diameter, activity concentrations were consistently underestimated by about 20 %. Non-ToF scanners from GE Healthcare and Siemens were capable of producing accurate measures, but with inferior quantitative recovery compared with ToF systems. Conclusion: Current generation ToF scanners can consistently reconstruct 90Y activity concentrations, but they underestimate activity concentrations in small structures (≤37 mm diameter) within a warm background due to partial volume effects and constraints of the reconstruction algorithm. At the highest count rates investigated, measures of background concentration (about 300 kBq/ml) could be estimated on average to within 1 %, 5 % and 2 % for GE Healthcare (all-pass filter, RR + ToF), Philips (4i8s ToF) and Siemens (2i21s all-pass filter, RR + ToF) ToF systems, respectively. Over the range of activities investigated, comparable performance between GE Healthcare and Siemens ToF systems suggests suitability for quantitative analysis in a scenario analogous to that of postradioembolization imaging for treatment of liver cancer.0SCOPUS: ar.jinfo:eu-repo/semantics/publishe

    Achtergronddocument Oplossingsrichtingen voor het mobiliteitssysteem

    No full text
    Inleiding Mobiliteit van personen en goederen levert belangrijke voordelen aan de inwoners van Vlaanderen en aan de Vlaamse economie. De personenmobiliteit draagt ertoe bij dat de inwoners van Vlaanderen een inkomen kunnen realiseren uit arbeid, dat zij zich persoonlijk kunnen ontplooien en ontspannen, en dat zij een netwerk aan sociale contacten kunnen hebben. De mobiliteit van goederen zorgt ervoor dat de bedrijven hun productieproces efficiënt kunnen organiseren en hun klanten gemakkelijk kunnen bereiken. Mobiliteit leidt echter ook tot een reeks hardnekkige, met elkaar verweven problemen die vallen onder de noemer van externe kosten. Deze omvatten onder meer de schade door de uitstoot van broeikasgassen en luchtpolluenten, verminderde leefkwaliteit, congestie, geluidshinder, verkeersonveiligheid en inefficiënt ruimtegebruik. Het ambitieniveau voor de verduurzaming van de mobiliteit is hoog en er is een grote nood aan oplossingen voor de transportsector. Kleinere oplossingen zullen niet volstaan, en meer fundamentele veranderingen zullen het bereiken van de doelstellingen moeten schragen. Er is, met andere woorden, nood aan een duurzaamheidstransitie in het mobiliteitssysteem. Doel en reikwijdte van de studie Deze studie kadert in de Milieuverkenning 2018 van de dienst MIRA van de Vlaamse Milieumaatschappij. Het doel is om een overzicht te geven van innovaties/oplossingen die kunnen bijdragen aan de transitie naar ecologische duurzaamheid van het mobiliteitssysteem, van hun potentieel en van hefbomen waarmee dat potentieel kan gerealiseerd worden en de barrières die daarmee kunnen verlaagd worden. Gelijktijdig met deze studie werden voor de Milieuverkenning 2018 gelijkaardige studies uitgevoerd voor het energiesysteem en het voedingssysteem. De link met de transities in die twee systemen wordt in dit rapport zoveel mogelijk aangegeven. Voor de elementen die specifiek zijn voor die systemen wordt er evenwel naar die twee andere studies verwezen. Er is ook een belangrijke interactie tussen ontwikkelingen in het mobiliteitssysteem en ruimtelijke ontwikkelingen. Die interactie wordt meer belicht in het onderzoek rond de Milieuverkenning Ruimte. De sterke band tussen het Vlaams mobiliteitssysteem en andere maatschappelijke systemen Een belangrijk kenmerk van het Vlaams mobiliteitssysteem is dat het niet op zich staat, maar sterk verbonden is met de andere maatschappelijke systemen in binnen- en buitenland. Enerzijds maken de veelheid van verbanden de verduurzaming van het mobiliteitssysteem complex. Anderzijds kunnen zij ook opportuniteiten bieden om via de andere maatschappelijke systemen de uitdagingen voor het mobiliteitssysteem aan te pakken. Bv. door het ruimtegebruik beter te organiseren kan de behoefte aan transport beperkt worden of beter ingevuld worden door openbaar vervoer. Een bijkomende observatie is dat er vele nieuwe initiatieven, producten en diensten aan het opborrelen zijn, die relevant kunnen zijn voor het mobiliteitssysteem. Sommige vinden reeds een enthousiaste afzetmarkt (bv. elektrische fietsen), andere hebben succes bij een gemotiveerde groep gebruikers (bv. autodelen), terwijl nog andere zich nog in een meer prille fase bevinden (bv. waterstofauto’s). In vele gevallen gaat het om ‘niches’. Deze zijn nu nog volop in ontwikkeling, maar kunnen potentieel een rol of in sommige gevallen een grote rol spelen in de transitie naar een duurzaam mobiliteitssysteem mits de nodige randvoorwaarden vervuld zijn. De manier waarop dergelijke niches tot een systeemverandering kunnen leiden is een belangrijke topic binnen het transitiedenken dat bekijkt hoe men systeemveranderingen kan versnellen en ondersteunen via transitiegovernance. Het uiteindelijke doel is het mobiliteitssysteem te veranderen door de dominante maar niet-duurzame regimes (geleidelijk) te vervangen door andere, meer duurzame alternatieven. Deze studie wil een aantal van die niches ontdekken/toelichten en hun potentieel voor een duurzamer mobiliteitssysteem analyseren. Innovaties en oplossingen voor het mobiliteitssysteem: van longlist naar shortlist In de maatschappelijke discussie over de verduurzaming van het mobiliteitssysteem in Vlaanderen en in de rest van de wereld komen verschillende oplossingen en innovaties aan bod. Als eerste stap in de studie werd een longlist opgesteld van mogelijke innovaties en oplossingen. Zij werden gesitueerd in het kader van de drie brede oplossingsrichtingen van het Europees Milieuagentschap: – ‘Vermijden’ (‘Avoid’): dit verwijst naar oplossingen en innovaties die het mobiliteitssysteem duurzamer maken door het aantal verplaatsingen te verminderen of de afgelegde afstand per verplaatsing te verkorten (bv. e-werken). – ‘Verschuiven’ (‘Shift’): dit verwijst naar oplossingen en innovaties die het gebruik van andere, meer milieuvriendelijke, vervoersmiddelen aanmoedigen (bv. voor een aantal verplaatsingen de auto vervangen door een elektrische fiets). – ‘Verbeteren’ (‘Improve’): dit verwijst naar oplossingen en innovaties die de milieuprestaties van de vervoersmiddelen verbeteren, bv. door technologie, door een betere benutting van de vervoersmiddelen, enz. (bv. een elektrische auto gebruiken in plaats van een auto met verbrandingsmotor op fossiele brandstof). Ook werd de link gelegd met vijf overkoepelende categorieën van oplossingen en innovaties die men in een recente transitienota voor de Vlaamse Regering over ‘Werken aan een vlot en veilig mobiliteitssysteem’ identificeert als potentiële ‘game changers’ of doorbraken: – Geconnecteerde mobiliteit en (deels) autonome vervoermiddelen – Combimobiliteit – Gedeelde mobiliteit – Gepersonaliseerde mobiliteitsdiensten (of Mobility as a Service) – Groene mobiliteit De longlist werd opgesteld aan de hand van een literatuurstudie en op basis van inzichten bekomen door gesprekken met experten in het domein. Uit deze longlist werd vervolgens een shortlist gepuurd die bestaat uit tien oplossingsgroepen. De keuze voor de tien groepen is gebaseerd op een eerste inschatting van het milieupotentieel en van de mate waarin de innovaties een transitie inhouden, zoals aangegeven door de experten en in de literatuurstudie. Bovendien werd er in de keuze naar gestreefd om voorbeelden op te nemen die betrekking hebben op de drie oplossingsrichtingen die naar voren werden geschoven door het Europees Milieuagentschap (Vermijden, Verschuiven, Verbeteren). De volgende tabel vat de shortlist van de tien groepen samen. Een aantal groepen hebben enkel betrekking op het personenvervoer (Groep 1, 2, 6). Groep 3 focust op het goederenvervoer. De overige oplossingsgroepen kunnen toepassingen hebben in zowel het personen- als het goederenvervoer. Shortlist met tien oplossingsgroepen Groep Overkoepelende categorie transitienota Vlaamse Regering Personen- /goederenvervoer Vermijden/Verschuiven/Verbeteren 1: Werken, leren, vergaderen op afstand Andere Personenvervoer Vermijden 2: Ritdelen personen Gedeelde mobiliteit Personenvervoer Verbeteren 3: Logistieke verbeteringen Gepersonaliseerde mobiliteitsdiensten Combimobiliteit Goederenvervoer Vermijden/Verschuiven/Verbeteren 4: (Elektrische) fiets en nieuwe lichte elektrische voertuigen Groene mobiliteit Personen- en goederenvervoer Verschuiven 5: Voertuigdelen Gedeelde mobiliteit Personen- en goederenvervoer Vermijden/Verschuiven/Verbeteren 6: Performante mobiliteitsdiensten of Mobility as a Service Gepersonaliseerde mobiliteitsdiensten Combimobiliteit Gedeelde mobiliteit Personenvervoer Verschuiven 7: Autonome voertuigen Geconnecteerde mobiliteit en autonome voertuigen Personen- en goederenvervoer Verschuiven 8: Elektrische voertuigen met batterij Groene mobiliteit Personen- en goederenvervoer Verbeteren 9: Elektrische voertuigen met waterstof brandstofcel Groene mobiliteit Personen- en goederenvervoer Verbeteren 10: Geavanceerde biobrandstoffen Groene mobiliteit Personen- en goederenvervoer Verbeteren Het milieupotentieel van de tien oplossingsgroepen uit de shortlist De volgende tabel vat de algemene bevindingen samen voor het milieupotentieel van de innovaties en oplossingen uit de shortlist. Men kan een onderscheid maken tussen drie categorieën in de shortlist. Ten eerste zijn er een aantal innovaties en oplossingen die binnen een bepaald segment van het mobiliteitssysteem een gunstig milieueffect kunnen hebben. Dit is het geval voor de eerste zes groepen van de shortlist. De wijze waarop deze gunstige effecten optreden verschilt tussen de zes groepen, en wordt telkens samengevat in de onderstaande tabel. Een belangrijke voorwaarde hierbij is wel dat er extra transportbeleid geïntroduceerd wordt om ongewenste reboundeffecten zoveel mogelijk onder controle te houden. Het extra beleid confronteert idealiter de transportgebruikers zoveel mogelijk met de maatschappelijke kosten van hun transportbeslissingen. Bij afwezigheid hiervan zullen de positieve effecten lager en in bepaalde gevallen substantieel lager of nagenoeg onbestaande zijn (zoals bv. in het geval van e-werken). De tweede categorie bestaat uit innovaties en oplossingen die een veel groter milieupotentieel kunnen hebben omdat zij op een groter deel van het mobiliteitssysteem kunnen inspelen. Dit is het geval voor de alternatieve aandrijftechnologieën en mogelijk ook voor de geavanceerde biobrandstoffen. Maar ook hier geldt een belangrijke voorwaarde, namelijk dat de opwekking van de energie en de productie van de biobrandstoffen op een duurzame wijze gebeurt, wat vandaag (nog) niet of onvoldoende het geval is. De mogelijkheden hiertoe in het Vlaamse energiesysteem komen meer in detail aan bod in de gelijklopende studie over het energiesysteem. De derde categorie omvat de autonome voertuigen. De ontwikkelingen in dat domein kunnen potentieel een grote impact hebben op het mobiliteitssysteem. Het is echter moeilijk om in dit stadium te beoordelen wat het effect op de mobiliteitsvraag en de eraan gerelateerde milieueffecten zal zijn. Ook hier kan gewezen worden op de nood aan een goed beleidskader om een positief milieueffect te realiseren en eventuele reboundeffecten onder controle te houden, maar het is nog onzekerder of het beleid snel genoeg zal kunnen inspelen op de nieuwe context die door deze ontwikkelingen wordt gecreëerd.status: Published onlin
    • …
    corecore