36 research outputs found

    Fourier transform infrared evidence for a predominantly alpha-helical structure of the membrane bound channel forming COOH-terminal peptide of colicin E1

    Get PDF
    The structure of the membrane bound state of the 178-residue thermolytic COOH-terminal channel forming peptide of colicin E1 was studied by polarized Fourier transform infrared (FTIR) spectroscopy. This fragment was reconstituted into DMPC liposomes at varying peptide/lipid ratios ranging from 1/25–1/500. The amide I band frequency of the protein indicated a dominant alpha-helical secondary structure with limited beta- and random structures. The amide I and II frequencies are at 1,656 and 1,546 cm-1, close to the frequency of the amide I and II bands of rhodopsin, bacteriorhodopsin and other alpha-helical proteins. Polarized FTIR of oriented membranes revealed that the alpha-helices have an average orientation less than the magic angle, 54.6 degrees, relative to the membrane normal. Almost all of the peptide groups in the membrane-bound channel protein undergo rapid hydrogen/deuterium (H/D) exchange. These results are contrasted to the alpha-helical membrane proteins, bacteriorhodopsin, and rhodopsin

    Herinneringen aan Indië, interview met de heer Bakker

    No full text
    Mijnheer Bakker werd in Batavia geboren als zoon van een Nederlandse vader en een Indonesisch-Chinese moeder. Na de dood van zijn vader werd mijnheer op zijn derde jaar in een kindertehuis geplaatst. In dit zogenaamde opvoedingsgesticht in Sukabumi kon hij namelijk een degelijke Europese opvoeding krijgen. Eens in het jaar ging hij een maand naar zijn moeder in Batavia. In 1941 verliet mijnheer het tehuis en ging bij de marine. Hij was net een week met zijn opleiding bezig toen de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië uitbrak. Mijnheer leerde in sneltreinvaart met wapens om te gaan en vocht tegen de Japanners. Na de capitulatie werd hij tot krijgsgevangene gemaakt en naar een jappenkamp in Malang gebracht. Vanuit Malang werd mijnheer naar Singapore, en vervolgens naar Siam vervoerd om daar aan de Birmaspoorlijn te werken. Hij kwam terecht in het basiskamp Chungkai. Van daaruit werd mijnheer naar verschillende werkkampen vervoerd. Na de bevrijding in 1944 ging hij naar een militair trainingskamp in Siam om zijn opleiding te hervatten. In april 1946 reisde hij als marinier naar Soerabaja. Daar vocht hij tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders tijdens de Bersiap en de politionele acties. In mei 1948 ging hij met verlof naar Nederland, maar omwille van de politieke situatie kon hij niet meer teruggaan naar Nederlands-Indïe. In Nederland volgde hij een opleiding tot officier inlichtingendienst bij de marine en na deze studie werd mijnheer uitgezonden naar Nieuw-Guinea. Abuys (interviewer), G. Huyskens (av productie), R. Matkussa (transcribeur), P. Brevé (annotator), L

    Herinneringen aan Indië, interview met de heer Van der Muur

    No full text
    Mijnheer van der Muur werd in 1921 in Salatiga op Midden-Java geboren als kind van een Nederlandse vader en een Indonesische moeder. Het gezin woonde in de kampong en had het niet breed. Na een opleiding aan de technische school werd mijnheer Van der Muur scheepsmachinist bij de KPM. Na een half jaar nam hij echter ontslag en meldde zich aan bij de luchtmacht. Dat was in 1939. Hij werd vliegtuigmonteur en als vliegenier was hij betrokken bij de val van Singapore. Na de Japanse inval werd mijnheer direct geïnterneerd in Bandoeng. Na een half jaar werd hij overgebracht naar Batavia en vanuit daar naar een jappenkamp in Palembang, waar hij meewerkte aan de bouw van een vliegveld. Vervolgens werd hij doorgevoerd naar Pakan Baroe om daar rails aan te leggen voor een spoorlijn. Na de bevrijding van het kamp werd mijnheer door de marechaussee meegenomen om het dichtbijgelegen vrouwenkamp Bangkinang te bewaken. Na vier maanden begeleidde hij de vrouwen naar Padang. Daar raakte mijnheer gewond en werd hij opgenomen in het ziekenhuis. Vervolgens werd hij naar een ziekenhuis in Batavia gebracht. Na zijn herstel ging hij bij de infanterie en vocht hij tijdens de politionele acties. In 1950 repatriëerde mijnheer naar Nederland. Op 31 juli kwam hij samen met zijn vrouw en zoon aan in Rotterdam. Ze werden ondergebracht in voormalig kamp Westerbork. Toen mijnheer na acht maanden een betrekking bij de luchtmacht gevonden had, verhuisde het gezin naar Friesland. Abuys (interviewer), G. Huyskens (av productie), R. Bousché (transcribeur), R. Brevé (controleur), L

    Fourier transform infrared evidence for a predominantly alpha-helical structure of the membrane bound channel forming COOH-terminal peptide of colicin E1.

    Get PDF
    The structure of the membrane bound state of the 178-residue thermolytic COOH-terminal channel forming peptide of colicin E1 was studied by polarized Fourier transform infrared (FTIR) spectroscopy. This fragment was reconstituted into DMPC liposomes at varying peptide/lipid ratios ranging from 1/25-1/500. The amide I band frequency of the protein indicated a dominant alpha-helical secondary structure with limited beta- and random structures. The amide I and II frequencies are at 1,656 and 1,546 cm-1, close to the frequency of the amide I and II bands of rhodopsin, bacteriorhodopsin and other alpha-helical proteins. Polarized FTIR of oriented membranes revealed that the alpha-helices have an average orientation less than the magic angle, 54.6 degrees, relative to the membrane normal. Almost all of the peptide groups in the membrane-bound channel protein undergo rapid hydrogen/deuterium (H/D) exchange. These results are contrasted to the alpha-helical membrane proteins, bacteriorhodopsin, and rhodopsin

    Herinneringen aan Indië, interview met de heer Van Essel

    No full text
    Mijnheer Van Essel is geboren in Buitenzorg als zoon van Nederlandse ouders. Zijn vader was bouwkundige. In 1928 ging het gezin voor anderhalf jaar met verlof in Den Haag. Toen ze in 1930 terugkwamen in Nederlands-Indië werd vader in Soerabaja gestationeerd. Mijnheer Van Essel besloot om net als zijn vader bouwkundige te worden. Net toen hij zijn eerste baan had gevonden, werd hij in 1941 opgeroepen voor militaire dienst. Na de Japanse inval werd mijnheer in zijn kazerne krijgsgevangen gemaakt. Na in verschillende kazernes te zijn verbleven, werd hij doorgevoerd naar het jappenkamp Cycle. Van daaruit werd hij per boot naar Singapore gebracht. Daar werd hij vastgehouden in de Changi gevangenis. Vervolgens werd hij naar Japan vervoerd om daar in steenkolenmijnen te werken. Vanuit het kamp heeft mijnheer de atoombom op Nagasaki zien vallen en na de bevrijding ging hij onder leiding van de Amerikanen naar Nagasaki toe. Vervolgens werd hij naar Manilla gebracht om aan te sterken en daar kreeg hij opdracht deel te nemen aan de politionele acties. Eind jaren veertig repatrieerde meneer vanuit Biak naar Amsterdam. Eenmaal terug in Nederland werd vastgesteld dat hij tuberculose had en mijnheer werd door zijn arts naar een sanatorium in Davos doorverwezen. Nadat hij genezen was, kreeg hij een baan aangeboden bij het sanatorium. Mijnheer Van Essel is vervolgens 61 jaar in Davos gebleven. Abuys (interviewer), G. Huyskens (av productie), R. Bousché (transcribeur), R. Hoogendoorn (controleur), G. Brevé (annotator), L

    Herinneringen aan Indië, interview met de heer Fokkens

    No full text
    Mijnheer Fokkens is geboren in het Friese Oudewoude en werkte tot zijn negentiende jaar op het boerenbedrijf van zijn vader. In de crisisjaren ging het slecht met het bedrijf en mijnheer Fokkens besloot zijn geluk in Indië te beproeven door zich in 1939 aan te melden bij het KNIL. In maart 1940 vertrok hij naar Indië. Hij kwam aan in Batavia en reisde vervolgens door naar een kazerne in Soerabaja om zijn opleiding af te maken. Toen de Japanners Nederlands-Indië binnenvielen, was mijnheer in Tjilatjap, waar hij als kannonier tegen de Japanners vocht. Na de capitulatie werd hij onder begeleiding van de Japanners naar de kazerne teruggebracht en van daaruit moest hij de nabijgelegen kapotgeschoten haven opruimen. Vervolgens werd mijnheer doorgevoerd naar het jappenkamp Tjimahi en vanuit dit doorgangskamp werd hij naar Birma gebracht om daar aan de Birmaspoorlijn te werken. De reis naar Birma werd gemaakt op het schip Nitimei Maru, dit schip werd gebombardeerd door de Amerikanen. Nadat het schip gezonken was heeft mijnheer uren in zee gelegen. Uiteindelijk werd hij door een ander Japans schip opgepikt en naar Birma vervoerd. Daar moest hij aan de spoorlijn werken vanuit vier verschillende kampen. Vervolgens is mijnheer naar Saigon gebracht om daar in de haven te werken. Na de bevrijding werd hij naar Singapore vervoerd om als millitair voor de transport van voedsel te zorgen. In 1946 keerde hij terug naar Batavia en in 1948 repatrieerde hij voor een verlof van zes maanden naar Nederland. Na een periode militaire dienst in Batavia vertrok hij in 1950 voorgoed naar Nederland. In 1970 ging hij met militair pensioen. Abuys (interviewer), G. Huyskens (av productie), R. van den Ende (transcribeur), G. Bousché (controleur), R. Brevé (annotator), L

    Virtual and augmented reality gamification of visuospatial neglect treatment: therapists’ user experience

    No full text
    Abstract Background Visuospatial neglect (VSN) is a cognitive disorder after stroke in which patients fail to consciously process and interact with contralesional stimuli. Visual Scanning Training (VST) is the recommended treatment in clinical guidelines. At the moment, several mixed reality versions of Visual Scanning Training (VST) are being developed. The aim of this study was to explore the opinions of end-users (i.e., therapists) on the use of Virtual Reality (VR) and Augmented Reality (AR) in VSN treatment. Methods Therapists played one VR and two AR Serious Games, and subsequently filled out a questionnaire on User Experience, Usability, and Implementation. Results Sixteen therapists (psychologists, occupational, speech, and physiotherapists) played the games, thirteen of them evaluated the games. Therapists saw great potential in all three games, yet there was room for improvement on the level of usability, especially for tailoring the games to the patient’s needs. Therapists’ opinions were comparable between VR and AR Serious Games. For implementation, therapists stressed the urgency of clear guidelines and instructions. Discussion Even though VR/AR technology is promising for VSN treatment, there is no one-size-fits-all applicability. It may thus be crucial to move towards a plethora of training environments rather than a single standardized mixed reality neglect treatment. Conclusion As therapists see the potential value of mixed reality, it remains important to investigate the efficacy of AR and VR training tools
    corecore