20 research outputs found

    Implementatieproblemen: gekissebis in het vooronder?

    Get PDF
    Wetensch. publicatieFaculteit der Rechtsgeleerdhei

    Photoplethysmography and intracardiac pressures:early insights from a pilot study

    Get PDF
    Aims: Invasive haemodynamic monitoring of heart failure (HF) is used to detect deterioration in an early phase thereby preventing hospitalizations. However, this invasive approach is costly and presently lacks widespread accessibility. Hence, there is a pressing need to identify an alternative non-invasive method that is reliable and more readily available. In this pilot study, we investigated the relation between wrist-derived photoplethysmography (PPG) signals and the invasively measured pulmonary capillary wedge pressure (PCWP). Methods and results: Fourteen patients with aortic valve stenosis who underwent transcatheter aortic valve replacement with concomitant right heart catheterization and PPG measurements were included. Six unique features of the PPG signals [heart rate, heart rate variability, systolic amplitude (SA), diastolic amplitude, crest time (CT), and large artery stiffness index (LASI)] were extracted. These features were used to estimate the continuous PCWP values and the categorized PCWP (low &lt; 12mmHg vs. high ≥ 12mmHg). All PPG features resulted in regression models that showed low correlations with the invasively measured PCWP. Classification models resulted in higher performances: the model based on the SA and the model based on the LASI both resulted in an area under the curve (AUC) of 0.86 and the model based on the CT resulted in an AUC of 0.72. Conclusion: These results demonstrate the capability to non-invasively classify patients into clinically meaningful categories of PCWP using PPG signals from a wrist-worn wearable device. To enhance and fully explore its potential, the relationship between PPG and PCWP should be further investigated in a larger cohort of HF patients.</p

    Photoplethysmography and intracardiac pressures:early insights from a pilot study

    Get PDF
    Aims: Invasive haemodynamic monitoring of heart failure (HF) is used to detect deterioration in an early phase thereby preventing hospitalizations. However, this invasive approach is costly and presently lacks widespread accessibility. Hence, there is a pressing need to identify an alternative non-invasive method that is reliable and more readily available. In this pilot study, we investigated the relation between wrist-derived photoplethysmography (PPG) signals and the invasively measured pulmonary capillary wedge pressure (PCWP). Methods and results: Fourteen patients with aortic valve stenosis who underwent transcatheter aortic valve replacement with concomitant right heart catheterization and PPG measurements were included. Six unique features of the PPG signals [heart rate, heart rate variability, systolic amplitude (SA), diastolic amplitude, crest time (CT), and large artery stiffness index (LASI)] were extracted. These features were used to estimate the continuous PCWP values and the categorized PCWP (low &lt; 12mmHg vs. high ≥ 12mmHg). All PPG features resulted in regression models that showed low correlations with the invasively measured PCWP. Classification models resulted in higher performances: the model based on the SA and the model based on the LASI both resulted in an area under the curve (AUC) of 0.86 and the model based on the CT resulted in an AUC of 0.72. Conclusion: These results demonstrate the capability to non-invasively classify patients into clinically meaningful categories of PCWP using PPG signals from a wrist-worn wearable device. To enhance and fully explore its potential, the relationship between PPG and PCWP should be further investigated in a larger cohort of HF patients.</p

    Flexibele zeesluis als nieuwe maritieme toegang kanaal Gent Terneuzen

    No full text
    De havens van Gent en Terneuzen zijn bereikbaar via het sluizencomplex bij Terneuzen. Dit sluizencomplex vormt de toegang voor zeeschepen naar het kanaal van Gent naar Terneuzen en de hieraan liggende havens. Het sluizencomplex bestaat uit drie sluizen, de Westsluis, de Middensluis en de Oostsluis. Door ontwikkelingen in het maritieme scheepvaartverkeer en ambities van de havens voldoet de huidige toegang niet meer aan alle eisen en wensen van de gebruikers. Het huidige sluizencomplex heeft zijn maximale capaciteit bijna bereikt. Verdere groei van de trafieken zullen leiden tot langere wachttijden. De beperkte capaciteit beperkt ook de verdere groei van de havens en kunnen zelfs leiden tot achteruitgang. Bulkgoederen vormen de belangrijkste goederen die overgeslagen en verwerkt worden in de havens. De huidige trend in met name de bulkscheepvaart is schaalvergroting. De grootste schepen die ontvangen kunnen worden zijn Panamaxschepen. In geval van schaalvergroting kunnen minder schepen de havens bereiken, of moeten meer schepen gelichterd worden voordat deze kunnen worden geschut. In geval van schade en/of storingen aan de Westsluis zijn de havens voor een groot deel van de zeeschepen niet meer bereikbaar. De kans op stremmingen van de Westsluis kunnen gezien de ouderdom van de sluis toenemen. Verbeteringen aan de huidige toegang zijn dan ook gewenst. Een verbetering kan een extra zeesluis zijn naast de Westsluis. Het belangrijkste aspect bij een extra sluis is welke afmetingen deze moet krijgen. Moet deze gelijk sluis gelijk zijn aan de huidige Westsluis, dus een sluis geschikt voor het schutten van Panamaxschepen. Of is het beter te kiezen voor een grotere sluis, welke geschikt is voor het schutten van gelichterde Cape-Size schepen. Een oplossing hiervoor kan gevonden worden in een sluis die aangepast kan worden aan de toekomstige ontwikkelingen, in de vorm van een flexibele sluis. In dit onderzoek is een ontwerp gemaakt van een flexibele sluis waarvan de hoofdafmetingen op relatief eenvoudige wijze aangepast kan worden. Bij het uitwerken van de flexibele sluis is uitgegaan van een sluis van Panamaxformaat. De toekomstige uitbreiding moet het mogelijk maken dat gelichterde Cape-Size schepen geschut kunnen worden. Met name is gekeken naar het verbreden van een sluis. Ingegaan is op de belangrijkste sluiscomponenten en de beperkingen van de bestaande sluisconstructies op de flexibiliteit en welke aanpassingen noodzakelijk zijn om een verbreding mogelijk te maken zonder gedeeltelijke en/of grootschalige sloop ervan. Hiertoe zijn per component oplossingsconcepten en schetsontwerpen gepresenteerd. Aan de hand hiervan is een volledig schetsontwerp van een flexibele sluis gemaakt. Om de haalbaarheid van de flexibele sluis te kunnen inschatten en of deze sluis een interessant alternatief vormt, zijn de kosten van de verschillende sluiscomponenten en/of oplossingen bepaald. De kosten van de flexibele sluis zijn vergeleken met geraamde kosten voor gewone sluizen waarvan de maatgevende scheepsgrootten Panamaxschepen of gelichterde Cape-Size schepen zijn. Een flexibele sluis kan een alternatief vormen voor een gelichterde Cape-Size, de bouwkosten ervan zijn lager. De voorwaarde is dat de kosten van de toekomstige verbreding, bestaande uit de uitvoeringskosten en de stremmingskosten, niet te hoog oplopen. De uitvoering van de verbreding moet binnen een afzienbare tijdsperiode gerealiseerd worden. Anders nemen de stremmingskosten te veel toe.Civil Engineering and Geoscience

    Valt wetgeven te leren?

    No full text

    Responsive Aggression Regulation Therapy (Re-ART): An Evaluation Study in a Dutch Juvenile Justice Institution in Terms of Recidivism

    No full text
    This article describes a quasi-experimental study of the effectiveness of Responsive Aggression Regulation Therapy (Re-ART) in terms of recidivism for 16- to 21-year-old juveniles with aggression problems and high risk of recidivism. In a Dutch juvenile justice institution, an experimental group received Re-ART (n = 63, Re-ART group) and a waitlist control group received Treatment as Usual (n = 28, TAU group). Results indicated that Re-ART is significantly more effective than TAU in reducing the juveniles’ recidivism risk for violent offending. Compared with the TAU group, the Re-ART group showed significantly less violent crimes after 2 and 3 years, less property crimes after 2 years, and less general recidivism after 2 and 3 years. There was no significant difference between groups in recidivism of property crimes with violence. Ethnicity, mild intellectual disabilities, substance abuse, and age did not moderate the effects on recidivism outcome, which indicates that Re-ART was equally effective for various groups

    Le cas des Pays Bas

    No full text
    corecore