51 research outputs found

    Bemesting in de biologische akker- en tuinbouw bij bodems met een hoge fosfaattoestand

    Get PDF
    De bemesting met stikstof en fosfaat wordt in de Nederlandse landbouw begrensd. Dit heeft ook consequenties voor de biologische teelt. Om inzicht in deze consequenties te krijgen zijn bouwplan en bemesting op twee akkerbouwbedrijven en drie tuinbouwbedrijven geanalyseerd, zijn meerdere deskundigen geraadpleegd en is de relevante literatuur bestudeerd

    Roots and earthworms under grass, clover and a grass-clover mixture

    Get PDF
    White clover has a lower root biomass and a higher abundance of earthworms than grass. This might have an impact on the ecosystem services soil structure maintenance and water regulation when white clover is introduced in a grass-clover mixture. We investigated the root biomass, the abundance of earthworms and a selection of soil physical parameters in white clover, grass-clover, and grass with and without inorganic N fertilizer. The treatment with clover-only had a lower root biomass, a lower C/N-ratio of the roots, a higher abundance of earthworms, a higher number of earthworm burrows, a lower penetration resistance at the 20-30 cm soil layer and a lower proportion of crumbs in the soil, than the other treatments. This confirms the literature that pure clover stimulates the ecosystem services of water regulation, but is less conducive to soil structure maintenance. However, the grass-clover mixture did not differ significantly from the grass treatments, but differed from pure clover in a higher percentage of soil crumbs. We infer that, when clover is introduced in grassland to reduce the reliance on inorganic fertilizer, the mixture of grass and clover maintains the positive impact of grass roots on soil structure but only may show a positive effect of clover - only on water regulation with a higher clover percentage in the dry matter than in our experiment

    Bio-landbouw toegerust voor fosfaatkringlopen: goede bodemstructuur en bodemleven bron van fosfaat

    Get PDF
    Fosfaatmijnen zijn wereldwijd relatief dun gezaaid. Op termijn dreigt fosfaat een schaarse grondstof te worden. Om eventuele schaarste voor de landbouw in te kunnen schatten is meer inzicht nodig in fosfaatbeschikbaarheid in relatie tot de opname door de plant. Het is daarbij de vraag of de gebruikelijke bodemanalyse van fosfaat wel goed inzicht geeft in de beschikbaarheid. Biologische landbouw toont aan dat dat niet het geval is

    Bodemkwaliteit en klimaatadaptatie onder grasland op het Utrechtse zand

    Get PDF
    Duurzaam bodembeheer is mogelijk interessant als klimaatadaptatiemaatregel voor de Utrechtse zandgebieden. Het project had een tweeledige doelstelling: 1. inzicht krijgen over de relatie tussen chemische, fysische en biologische bodemkwaliteit enerzijds en het vochtleverend en waterbergend vermogen anderzijds; 2. opstellen van aanbevelingen voor optimalisatie van het bodem- en waterbeheer. Deze studie richtte zich op melkveebedrijven in het Utrechtse deel van de Gelderse Vallei. Droogteresistente percelen onderscheiden zich van droogtegevoelige percelen in een hoger lutumgehalte, een lager C/N-ratio, een hoger vochtpercentage, een dikkere donkere laag, een lagere indringingsweerstand, een betere visuele structuur en een intensievere en diepere beworteling. Met name de afstand van de wortelzone en het grondwater lijkt het verschil in droogteresistentie te maken. De indringingsweerstand is een belangrijke parameter om de potentie van waterinfiltratie in te schatten. Maatregelen als verhogen van het organische stofgehalte, verbeteren van de beworteling en stimulering van de wormenactiviteit en/of introduceren van pendelende wormen grijpen op verschillende vlakken positief in op de verbetering van vochtlevering en waterberging

    Mest, compost en bodemvruchtbaarheid 8 jaar proefveld Mest als kans

    Get PDF
    Wat betreft onderhoud van de bodemkwaliteit is de bemesting een maatregel waar de boer het makkelijkst in kan variëren. Onzekerheid over de uiteenlopende eigenschappen van meststoffen maakt dat de keuze van meststoffen sterk wisselt tussen bedrijven. Op het proefveld Mest als Kans worden 13 verschillende bemestingstrategieën vergeleken. Diverse soorten dierlijke mest, plantaardige compost en minerale mest zijn bij het onderzoek betrokken. Het proefveld Mest als Kans te Lelystad laat zien wat het effect na 8 jaar is van uiteenlopende meststoffen, van dierlijke mest, plantaardige compost tot minerale mest. De invloed op opbrengst, productkwaliteit, bodemkwaliteit, milieueffecten en klimaatverandering wordt belicht

    Anecic earthworms and associated ecosystem services in a ley-arable crop

    Get PDF
    Een vruchtwisseling van gras en maïs zou duurzaam kunnen zijn in termen van nutriëntengebruik, maar het effect op regenwormen is nog onvoldoende bekend. Regenwormen zijn verzameld in permanent akkerland, permanent grasland en grond waarop een vruchtwisseling was toegepast. De hoeveelheid regenwormen was het hoogst in permanent grasland. Na gebruik als akkerland heeft de populatie heeft minstens drie jaar nodig om te herstellen. De populatie anenic wormen waren echter na deze periode nog niet hersteld

    Bodem en bemesting in de bollenteelt

    Get PDF
    De Nederlandse bloembollenteelt vindt plaats binnen meerdere bedrijfstypen en op vele grondsoorten. In al deze situaties vergen bodemkwaliteit en bemesting veel aandacht. Door onder meer strengere wetgeving rond bemesting en gebruik van bestrijdingsmiddelen en door hogere prijzen van grond, meststoffen en energie worden de thema’s rond bodem en bemesting steeds belangrijker. Deze brochure behandelt de beoordeling van de bodemkwaliteit, de beworteling, de bodemstructuur, het bodemleven en de profielopbouw. Verder wordt de bemesting van bollen op verschillende bodemtypen behandeld. Tenslotte wordt ingegaan op de verschillende aspecten rond bodem en bemesting bij bollenteelt op huurland. Dit zowel voor de gangbare als de biologische bollenteelt en voor teelt op zand-, zavel- en kleigronden

    Effect of grass-clover on the ecosystem services soil structure maintenance and water regulation

    Get PDF
    White clover has a lower root biomass and a higher abundance of earthworms than grass. This might have an impact on the ecosystem services soil structure maintenance and water regulation when white clover is introduced in the grassland on organic dairy farms. We investigated the root biomass, the abundance of earthworms and a selection of soil physical parameters in white clover, grass-clover, and grass with and without N fertilizer. The treatment with clover-only had a lower root biomass, a lower C/N-ratio of the roots, a higher abundance of earthworms, a higher number of earthworm burrows, a lower penetration resistance at the 20-30 cm soil layer and a lower proportion of crumbs in the soil, than the other treatments. This confirms the literature that pure clover stimulates the ecosystem services of water regulation, but is less conducive to soil structure maintenance. However, the grass-clover mixture did not differ significantly from the grass treatments, but differed from pure clover in a higher percentage of soil crumbs. We infer that, when clover is introduced in grassland on organic dairy farms to fix atmospheric N2, the mixture of grass and clover maintains the positive impact of grass roots on soil structure but only may show a positive effect of clover-only on water regulation with a higher clover percentage in the dry matter

    Duurzaamheid organische stof. Eindrapportage 2010

    Get PDF
    Analysemethoden om de stabiliteit van de organische stof van verschillende organische meststoffen inclusief digestaat te beoordelen. Organische meststoffen hebben een directe bemestende waarde voor het gewas en ze leveren via de organische stof een bijdrage aan de bodemvruchtbaarheid op langere termijn. Agrariërs kunnen sturen in kwaliteit en kwantiteit van de bodemorganische stof door o.a. hun gewassenkeuze, het achterlaten van stro en de teelt van groenbemesters, door intensiteit van de grondbewerkingen en door aanvoer van organische stof van buiten het bedrijf. In deze tussenrapportage gaat het om de laatst genoemde maatregel: de aanvoer van organische meststoffen van buiten het eigen bedrijf. Bij het beoordelen van de bodemkwaliteit is hierbij vooral gekeken naar de chemische en biologische bodemkwaliteit en niet naar de fysische bodemkwaliteit. Door de opgang van mestvergisting en mestbewerkings- en mestverwerkingsmethoden komen er nieuwe mestproducten in de handel. Dit roept vragen op over de waarde van deze nieuwe producten en hoe deze waarde vooraf vastgesteld kan worden. In dit onderzoek zijn digestaat en de dikke fractie van gescheiden digestaat vergeleken met enkele vanouds bekende mestsoorten (vaste mest, drijfmest, compost) die daarbij als referentie dienden. Er is gestart met een literatuuronderzoek naar de meest perspectiefvolle analysemethoden om de kwaliteit van organische meststoffen en van bodemeigenschappen te kunnen meten. Op basis van de literatuurstudie zijn de analysemethoden vastgesteld. Het resultaat van de respiratiemeting is vervolgens op basis van de literatuurstudie als meest betrouwbare parameter beschouwd om de kwaliteit van een organische meststof te beoordelen. Aan de meststoffen zijn behalve de respiratiemeting de volgende analyses aan de meststoffen uitgevoerd: droge stofgehalte, organische stofgehalte, chemisch zuurstofgebruik, N-totaal , N-mineraal, DON (Dissolved Organic Nitrogen), DOC (Dissolved Organic Carbon), C-totaal en HWC (Hot water Carbon). In het onderzoek zijn negen verschillende organische meststoffen beoordeeld: natuurcompost, GFT-compost, potstalmest, rundveedrijfmest, digestaat van rundveedrijfmest, de gescheiden dikke fractie van rundveedrijfmestdigestaat, varkensdrijfmest, digestaat van varkensdrijfmest en de gescheiden dikke fractie van varkensdrijfmestdigestaat. De drijfmest, het digestaat en de dikke fractie van gescheiden digestaat waren afkomstig van twee biologische bedrijven die respectievelijk rundermest en varkensmest vergistten. De respiratiemeting aan de meststoffen (CO2- meting) is uitgevoerd in een laboratoriumopstelling aan mestmonsters toegediend aan een serie met grond van het LBI-proefveld MAK (Mest als kans) in Lelystad (een zavelgrond) en aan een serie met grond van het PPO-proefveld NWP (Nutriënten Waterproof) in Vredepeel (een zandgrond). De afbraaksnelheid van meststoffen toegediend aan grond van het proefveld NWP was veel hoger dan die toegediend aan grond van het proefveld MAK. Tussen de mestsoorten kwamen zeer grote verschillen in afbraaksnelheid naar voren. De rangvolgorde van de meetresultaten van beide series grond kwam goed met elkaar overeen, maar het afbraakniveau was laag. Er kan op basis van dit onderzoek nog geen duidelijke conclusie getrokken worden hoe de afbraaksnelheid van digestaat en die van de dikke fractie van gescheiden digestaat verschilt van die van drijfmest. Bij alle analysemethoden komen de beide compostsoorten duidelijk naar voren als zijnde meststoffen met de laagste afbraaksnelheid van de organische stof. In de Oxitop-meting hebben de beide drijfmestsoorten een opvallend hoog zuurstofverbruik, terwijl dat in de respiratiemeting (CO2-productie) niet naar voren komt. Geconcludeerd kan worden dat blijkbaar met elk van de analysemethoden een bepaald kwaliteitsaspect van de organische stof wordt bepaald, dat geen voorspellende waarde heeft voor de uitslagen van de andere meetmethoden. Op basis van één analysemethode kan de waarde van de meststof dus onvoldoende gekarakteriseerd worden. Belangrijke parameters om de bodemkwaliteit te beoordelen zijn: organische-stofgehalte van de bodem, POM-waarde, chemisch zuurstofgebruik (Oxitop-meting), chemische analyses van C-totaal, HWC, DOC, N-totaal, Nmin, Norg en DON, de hoeveelheid en verhouding tussen schimmel- en bacteriemassa, chroma’s. De beide proefvelden verschillen ten aanzien van deze parameters heel duidelijk van elkaar. Op het proefveld van NWP heeft het bedrijfssysteem met een verlaagde aanvoer van organische stof een duidelijk lager organisch stofgehalte van de grond, is de waarde van de Oxitopmeting lager en is ook het koolstof- en stikstofgehalte van de grond lager. Bij het biologisch bedrijfssysteem van NWP daarentegen zijn de waardes juist hoger dan die bij het gangbare bedrijfssysteem. In het biologisch systeem is ook de totale hoeveelheid schimmel en bacterie hoger dan die bij de gangbare bedrijfssystemen. Verschillen in bedrijfsvoering worden zichtbaar in de analyse-uitslagen van de grondmonsters. Bij de beoordeling van de meetresultaten van het proefveld MAK moet nog wel rekening worden gehouden met de hoeveelheid meststof die in de bemestingsstrategieën is toegepast. De dosering is veelal afgestemd op de bemestende waarde en niet op basis van levering van duurzame organische stof. Wel valt op dat het object bemest met natuurcompost het hoogste organisch stofgehalte en het hoogste gehalte aan C-totaal heeft. Dit komt overeen met de resultaten van de meststofanalyses, waarbij in de respiratieproef bij natuurcompost de laagste afbraaksnelheid gevonden werd. Op basis van het onderzoek is het niet mogelijk om een directe relatie te leggen tussen kwaliteitsmeting van meststoffen, meting van de bodemkwaliteit en opbrengstniveau van de gewassen. De beoordeling zal altijd afblijven hangen van de vraag welke bodemeigenschap in het minimum verkeert en wat de meest beperkende groeifactor voor het gewas is. Het is een utopie te denken dat met de meting van één parameter de kwaliteit van een meststof of die van een bodem beoordeeld kan worden. Iedere meting geeft een antwoord op een detailvraag. Daarbij is het nog niet geheel duidelijk welke detailvraag door welke meting wordt beantwoord
    • …
    corecore