Quality of Multicenter Studies Using MRI Radiomics for Diagnosing Clinically Significant Prostate Cancer:A Systematic Review

Background: Reproducibility and generalization are major challenges for clinically significant prostate cancer modeling using MRI radiomics. Multicenter data seem indispensable to deal with these challenges, but the quality of such studies is currently unknown. The aim of this study was to systematically review the quality of multicenter studies on MRI radiomics for diagnosing clinically significant PCa. Methods: This systematic review followed the 2020 Preferred Reporting Items for Systematic Reviews and Meta-Analyses (PRISMA) checklist. Multicenter studies investigating the value of MRI radiomics for the diagnosis of clinically significant prostate cancer were included. Quality was assessed using the checklist for artificial intelligence in medical imaging (CLAIM) and the radiomics quality score (RQS). CLAIM consisted of 42 equally important items referencing different elements of good practice AI in medical imaging. RQS consisted of 36 points awarded over 16 items related to good practice radiomics. Final CLAIM and RQS scores were percentage-based, allowing for a total quality score consisting of the average of CLAIM and RQS. Results: Four studies were included. The average total CLAIM score was 74.6% and the average RQS was 52.8%. The corresponding average total quality score (CLAIM + RQS) was 63.7%. Conclusions: A very small number of multicenter radiomics PCa classification studies have been performed with the existing studies being of bad or average quality. Good multicenter studies might increase by encouraging preferably prospective data sharing and paying extra care to documentation in regards to reproducibility and clinical utility

Peroxynitrous Acid Generated In Situ from Acidified H2O2 and NaNO2. A Suitable Novel Antimicrobial Agent?

Peroxynitrite (ONOO−) and peroxynitrous acid (ONOOH) are known as short acting reactive species with nitrating and oxidative properties, which are associated with their antimicrobial effect. However, to the best of our knowledge, ONOOH/ONOO- are not yet used as antimicro-bial actives in practical applications. The aim is to elucidate if ONOOH generated in situ from acidified hydrogen peroxide (H2O2 ) and sodium nitrite (NaNO2 ) may serve as an antimicrobial active in disinfectants. Therefore, the dose-response relationship and mutagenicity are investigated. Antimicrobial efficacy was investigated by suspension tests and mutagenicity by the Ames test. Tests were conducted with E. coli. For investigating the dose-response relationship, pH values and concentrations of H2O2 and NaNO2 were varied. The antimicrobial efficacy is correlated to the dose of ONOOH, which is determined by numerical computations. The relationship can be described by the efficacy parameter W, corresponding to the amount of educts consumed during exposure time. Sufficient inactivation was observed whenever W ≥ 1 mM, yielding a criterion for inactivation of E. coli by acidified H2O2 and NaNO2 . No mutagenicity of ONOOH was noticed. While further investigations are necessary, results indicate that safe and effective usage of ONOOH generated from acidified H2O2 and NaNO2 as a novel active in disinfectants is conceivable. © 2021 by the authors. Licensee MDPI, Basel, Switzerland

Non-touching plasma–liquid interaction – where is aqueous nitric oxide generated?

Mass transport through graphene is receiving increasing attention due to the potential for molecular sieving. Experimental studies are mostly limited to the translocation of protons, ions, and water molecules, and results for larger molecules through graphene are rare. Here, we perform controlled radical polymerization with surface-anchored self-assembled initiator monolayer in a monomer solution with single-layer graphene separating the initiator from the monomer. We demonstrate that neutral monomers are able to pass through the graphene (via native defects) and increase the graphene defects ratio (Raman ID/IG) from ca. 0.09 to 0.22. The translocations of anionic and cationic monomers through graphene are significantly slower due to chemical interactions of monomers with the graphene defects. Interestingly, if micropatterned initiator-monolayers are used, the translocations of anionic monomers apparently cut the graphene sheet into congruent microscopic structures. The varied interactions between monomers and graphene defects are further investigated by quantum molecular dynamics simulations

Accuratesse en gebruik van schoolprestatie-indicatoren

In het artikel worden twee publicaties over schoolprestatie-indicatoren met elkaar vergeleken. Ten eerste gaat het om de IST/RST-rapporten van de Inspectie van het Onderwijs. Dergelijke rapporten verschijnen naar aanleiding van onderzoeken op scholen die de Inspectie eens in de drie jaar of vaker (afhankelijk van de situatie op de school) uitvoert. Deze rapporten worden gepubliceerd op het internet en zijn voor iedereen toegankelijk. Ten tweede gaat het om de kwaliteitsindicatoren van de Evaluatiegroep voor het Onderwijs in Groningen. Vrijwel alle Groningse basisscholen ontvangen jaarlijks een rapport met indicatoren voor de prestaties en het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in de groepen vier en acht. Deze rapporten worden vertrouwelijk behandeld en niet openbaar gemaakt. Visscher, Dijkstra, Karsten en Veenstra (2001) hebben standaarden opgesteld voor het publiceren van schoolprestatie-indicatoren. De vergelijking die in dit artikel aan de orde komt, is vooral gericht op de standaarden voor accuratesse en gebruik. Om de accuratesse van beide publicaties te bepalen is gekeken naar de gegevens van 31 basisscholen in de stad Groningen, waarvan zowel de genoemde Inspectiegegevens als de gegevens van de Evaluatiegroep beschikbaar zijn. Van beide publicaties kan gezegd worden dat ze relatief goed scoren op accuratesse. De analyses laten echter wel verschillen zien in prestatie-oordelen. Zo scoort ongeveer een zesde van de scholen bij de meerniveauanalyses van de Evaluatiegroep anders dan bij de (geaggregeerde) schoolniveau-analyses van de Inspectie. De bruikbaarheid van de informatie in beide publicaties lijkt voldoende te zijn voor schoolleiders en bestuurders. Wel zijn schoolleiders en bestuurders het er over eens dat geen van beide publicaties geschikt is om zonder uitleg aan ouders of teamleden voor te leggen. Het voordeel van het IST/RST-rapport van de Inspectie, is volgens schoolleiders en bestuurders de uitgebreide schriftelijke rapportage. Het voordeel van het rapport van de Evaluatiegroep is dat het jaarlijks verschijnt en een sterk visuele presentatie biedt van de jaarlijkse ontwikkeling in uitkomsten. Minder positief zijn gebruikers over het ontbreken van aanbevelingen voor schoolverbetering. In het kader van de ontwikkeling naar decentralisatie en een grotere autonomie voor scholen en de daarmee gepaard gaande vraag aan scholen om verantwoording af te leggen, is het voor schoolleiders steeds belangrijker om zich uitgebreid te informeren over de bruikbaarheid en accuratesse van de voor kwaliteitszorg beschikbare instrumenten