Climatology of extreme rainfall from rain gauges and weather radar

Extreme neerslaggebeurtenissen hebben een grote invloed op de maatschappij en kunnen leiden tot materi¨ele schade en slachtoffers. Daarom is een betrouwbare klimatologie van extreme neerslag belangrijk, bijvoorbeeld voor het ontwerp van afvoersystemen. Een dergelijke klimatologie kan worden verkregen door jaarmaxima te selecteren uit lange neerslagreeksen. Vervolgens wordt een kansverdeling aangepast aan de geselecteerde jaarmaxima, zodat neerslaghoeveelheden kunnen worden geschat voor een gekozen herhalingstijd, die langer kan zijn dan de neerslagreeks. In dit proefschrift worden jaarmaxima gemodelleerd met de Gegeneraliseerde ExtremeWaarden (GEV) verdeling

Anatomy of extraordinary rainfall and flash flood in a Dutch lowland catchment

On 26 August 2010 the eastern part of The Netherlands and the bordering part of Germany were struck by a series of rainfall events lasting for more than a day. Over an area of 740 km2 more than 120 mm of rainfall were observed in 24 h. This extreme event resulted in local flooding of city centres, highways and agricultural fields, and considerable financial loss. In this paper we report on the unprecedented flash flood triggered by this exceptionally heavy rainfall event in the 6.5 km2 Hupsel Brook catchment, which has been the experimental watershed employed by Wageningen University since the 1960s. This study aims to improve our understanding of the dynamics of such lowland flash floods. We present a detailed hydrometeorological analysis of this extreme event, focusing on its synoptic meteorological characteristics, its space-time rainfall dynamics as observed with rain gauges, weather radar and a microwave link, as well as the measured soil moisture, groundwater and discharge response of the catchment. At the Hupsel Brook catchment 160 mm of rainfall was observed in 24 h, corresponding to an estimated return period of well over 1000 years. As a result, discharge at the catchment outlet increased from 4.4 × 10-3 to nearly 5 m3 s-1. Within 7 h discharge rose from 5 × 10-2 to 4.5 m3 s-1. The catchment response can be divided into four phases: (1) soil moisture reservoir filling, (2) groundwater response, (3) surface depression filling and surface runoff and (4) backwater feedback. The first 35 mm of rainfall were stored in the soil without a significant increase in discharge. Relatively dry initial conditions (in comparison to those for past discharge extremes) prevented an even faster and more extreme hydrological response

Extreme regenval en overstromingen in het stroomgebied van de Hupselse Beek

Op 26 en 27 augustus 2010 werd het stroomgebied van de Hupselse Beek getroffen door extreme neerslag: 160 mm in 24 uur (herhalingstijd: meer dan 1.000 jaar). Hierdoor steeg de afvoer in 22 uur van vier naar 5.000 liter per seconde. Door deze stortvloed in detail te onderzoeken, is meer inzicht ontstaan in de werking van stroomgebieden tijdens extreme situaties. Deze informatie kan gebruikt worden om modellen en hoogwatervoorspellingen te verbetere

A Role for Nitric Oxide-Driven Retrograde Signaling in the Consolidation of a Fear Memory

In both invertebrate and vertebrate models of synaptic plasticity, signaling via the putative “retrograde messenger” nitric oxide (NO) has been hypothesized to serve as a critical link between functional and structural alterations at pre- and postsynaptic sites. However, while in vitro models of synaptic plasticity have consistently implicated NO signaling in linking postsynaptic induction mechanisms with accompanying presynaptic changes, a convincing role of such “retrograde signaling” in mammalian memory formation has remained elusive. Using auditory Pavlovian fear conditioning, we show that synaptic plasticity and NO signaling in the lateral nucleus of the amygdala (LA) regulate the expression of the ERK-driven immediate early gene early growth response gene I (EGR-1) in regions of the auditory thalamus that are presynaptic to the LA. Further, antisense knockdown of EGR-1 in the auditory thalamus impairs both fear memory consolidation and the training-induced elevation of two presynaptically localized proteins in the LA. These findings indicate that synaptic plasticity and NO signaling in the LA during auditory fear conditioning promote alterations in ERK-driven gene expression in auditory thalamic neurons that are required for both fear memory consolidation as well as presynaptic correlates of fear memory formation in the LA, and provide general support for a role of NO as a “retrograde signal” in mammalian memory formation

Buienradar brengt kans op extreme regenval in kaart

De KNMI-neerslagradars maken elke vijf minuten scans over heel Nederland, waarna vrijwel gelijk de neerslagintensiteitsbeelden kunnen worden bekeken op internet. Aangetoond is dat deze buienradars ook geschikt zijn om de kans op extreme hoeveelheden neerslag te bepalen. Handige informatie voor de ontwerpers van rioleringen en gemalen

Statistiek van extreme gebiedsneerslag in Nederland

Kansverdelingen van extreme neerslag zijn doorgaans afgeleid uit puntmetingen van regenmeternetwerken en gelden voor een locatie. Echter, in het waterbeheer is vaak de extreme gebiedsneerslag van belang. Indien daarvoor de gangbare neerslagstatistieken worden gebruikt treedt een onderschatting op van de herhalingstijd. Daarom is het wenselijk om een statistiek van extreme gebiedsneerslag af te leiden. Het KNMI heeft in samenwerking met de Leerstoelgroep Hydrologie en KwantitatiefWaterbeheer van Wageningen Universiteit een klimatologische radardataset van de periode 1998-2008 opgebouwd en geanalyseerd

Twee en een half jaar landsdekkende regenkaarten uit radiostraalverbindingen van een mobiel telefonienetwerk

Alhoewel regenschatting met radiostraalverbindingen van mobiele telefonienetwerken wordt gezien als een nieuwe, veelbelovende meettechniek, moeten de mogelijkheden voor operationele regenmonitoring op grote schaal nog worden aangetoond. Deze studie draagt bij aan deze uitdaging door een dataset van 2,5 jaar aan regenkaarten af te leiden op basis van gemiddeld 3383 straalverbindingen (2044 paden) in Nederland. Kaarten zijn uitgebreid vergeleken met onafhankelijke, met regenmeterdata gecorrigeerde, radarbeelden. De meettechniek werkt vooral goed voor de zomermaanden en geeft dan zelfs betere resultaten dan kaarten gebaseerd op automatische regenmeterdata (1 regenmeter per 1000 km2). In de wintermaanden worden echter grote afwijkingen gevonden. Deze studie laat zien wat de mogelijkheden zijn van commerciële radio-straalverbindingen voor het op grote schaal in kaart brengen van regen in real time

Understanding communicative actions:A repetitive TMS study

Previous work has shown that the right posterior superior temporal sulcus (RpSTS) is involved in inferring both instrumental goals and communicative intentions of observed actions (1, 2), using previous knowledge to generate perceptual and/or conceptual inferences (3, 4). Here, we disturb neural activity in RpSTS to test whether this region is necessary for understanding the meaning of novel communicative actions. Thirteen subjects received two 20 min sessions of low-frequency (1 Hz) repetitive transcranial magnetic stimulation (rTMS), either over RpSTS (50,-42,14) or over a control region (area MT+, -43,-70,10), before performance of a communicative game and a control task. The game involved controlled non-verbal communicative interactions between pairs of subjects (40 trials). Each pair was asked to jointly create a goal configuration of two geometrical tokens, using the movements of the tokens on a gameboard as the only available communicative channel (5). One participant (a confederate) knew the goal configuration, and she moved her token on the gameboard to inform an addressee (a participant) where and how to position his token. The control task was a visual search paradigm that involved the same stimuli, responses, joint attention, and inter-subjects dependencies, but no communicative necessities. Performance was indexed by Task Efficiency, defined as the number of correct responses per unit of planning time, and by Efficiency Rate, defined as the rate of change (across trials) in Task Efficiency. After rTMS over RpSTS, but not left MT+, the Efficiency Rate of the addresses was reduced in the communicative game, but not in the visual search. In contrast, after rTMS over left MT+, subjects were not able to benefit from experience gained during the previous trials of the visual search task (Task X Site interaction, p<0.05). There were no corresponding interactions between tasks and site of rTMS intervention on the Task Efficiency parameter. These findings qualify how RpSTS contributes to understanding the meaning of non-verbal communicative actions. Repetitive TMS over RpSTS did not disrupt the ability of addressees to interpret novel communicative actions. Rather, this region appears to be necessary for incorporating previous knowledge, accumulated during interactions with a communicative partner, to constrain the inferential process that leads to action understanding