40 research outputs found

    Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland. Ontwikkelingen in 2006

    Get PDF
    In 2006 several changes were made in the Dutch National Immunisation Programme (NIP): Hepatitis B vaccination at birth was added for children born to mothers positive for hepatitis B surface antigen; a new vaccine for diphtheria, tetanus, pertussis (a-cellular), poliomyelitis and Haemophilus influenzae (DTaP-IPV/Hib) was introduced; vaccination against pneumococcal disease was added at two, three, four and eleven months; risk groups for hepatitis B receive a combined vaccine for DTaP-IPV/Hib and HBV at the same ages; DT-IPV and aP at the age of four years were combined in one vaccine; and new MMR vaccines were introduced. As new information became available in 2006, the desirability to introduce vaccinations in the NIP for the following diseases could be (re)considered: hepatitis B (universal vaccination), rotavirus, varicella and human papillomavirus. For respiratory syncytial virus and meningococcal serogroup B disease no candidate vaccines are available yet. Extension of the programme with available vaccines for hepatitis A, influenza and tuberculosis is not (yet) recommended. The NIP in the Netherlands is effective and safe. However, continued monitoring of the effectiveness and safety of the NIP is important as changes are made regularly. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of diseases. Furthermore, the programme should be regularly reviewed as new vaccines become available.In 2006 traden verschillende veranderingen op in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland: kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B krijgen vlak na de geboorte een hepatitis B vaccinatie; er is een ander vaccin geintroduceerd voor difterie, kinkhoest (a-cellulair), tetanus, poliomyelitis en Haemophilus influenzae (DaKTP/Hib); vaccinatie tegen pneumokokken is toegevoegd op de leeftijd van 2, drie, vier en elf maanden; risicogroepen voor hepatitis B krijgen op diezelfde leeftijden een combinatievaccin voor DaKTP/Hib en hepatitis B; DTP en aK zijn gecombineerd in een vaccin op vierjarige leeftijd; en er zijn nieuwe BMR vaccins geintroduceerd. Op basis van informatie die in 2006 beschikbaar is gekomen wordt geadviseerd de introductie van vaccinaties voor de volgende ziekten te overwegen: hepatitis B (universele vaccinatie), rotavirus, waterpokken en humaan papillomavirus. Voor respiratoir syncytieel virus en meningokokken B zijn nog geen kandidaatvaccins beschikbaar en uitbreiding van het RVP met beschikbare vaccins voor hepatitis A, influenza en tuberculose wordt nog niet aanbevolen. Het RVP is effectief en veilig, maar voortdurende bewaking hiervan is groot belang, omdat er regelmatig veranderingen optreden. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen. Verder moet regelmatig bekeken worden of het RVP aangepast moet worden aangezien er steeds nieuwe vaccins beschikbaar komen

    Mogelijke bijwerkingen binnen het Rijksvaccinatie Programma in Nederland : Meldingen in 2009

    No full text
    Alleen digitaal beschikbaarIn 2009 heeft de bijwerkingenbewaking van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) 1647 meldingen ontvangen, een toename van 28 procent ten opzicht van 2008. Dit aantal is exclusief de meldingen van de inhaalcampagne tegen infectie met het Humaan Papilloma Virus (HPV) en de vaccinatiecampagne tegen nieuwe Influenza A (H1N1). Over de veiligheid van deze campagnes wordt elders gerapporteerd. De oorzaak van de toename van het totale aantal meldingen is een groter aantal meldingen van lokale reacties en koorts na de herhalings-DKTP die kinderen op vierjarige leeftijd krijgen. Van alle meldingen werd 81 procent beoordeeld als bijwerking van een vaccinatie. Bij 19 procent van de meldingen waren de verschijnselen geen gevolg van een vaccinatie maar een toevallige samenloop van gebeurtenissen. Bij 38 procent van alle meldingen ging het om heftige verschijnselen, vooral zeer hoge koorts, langdurig huilen, wegrakingen, verkleurde benen, koortsstuipen en atypische aanvallen met rillerigheid, schrikschokken en gespannenheid of juist een heel slappe houding. De ernstige infecties die zijn gerapporteerd hadden geen relatie met de vaccinaties, net als de meldingen van epilepsie en hersenontsteking. Bij alle negen meldingen van overleden kinderen zijn de vaccinaties daar niet de oorzaak van geweest. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage van de bijwerkingenbewaking van het RVP in 2009. Dit jaar werden, net als in 2008, voor het RVP bijna 7 miljoen vaccincomponenten toegediend in de vorm van 1,4 miljoen prikken. In dat licht bezien is een aantal van 1647 meldingen (in 81 procent van de gevallen als bijwerking geduid) klein te noemen. Daarnaast zijn de gesignaleerde bijwerkingen medisch gezien niet gevaarlijk, hoewel ze soms voor omstanders beangstigend kunnen zijn. Ze zijn van voorbijgaande aard en leiden niet tot blijvende gevolgen. De grote gezondheidswinst die het RVP oplevert, weegt op tegen de bijwerkingen. Het RVP bestaat sinds 1957 en wordt sinds 1962 intensief bewaakt. Dat gebeurt in de vorm van een zogeheten gestimuleerd spontaan meldsysteem, aangevuld met andere vormen van onderzoek naar bijwerkingen. Dit meldsysteem blijkt een goed instrument om signalen over mogelijke bijwerkingen op te pikken. Het systeem is bovendien zodanig ingericht dat gegevens te achterhalen zijn, wat vervolgonderzoek mogelijk maakt. In Nederland is de meldgraad van vermoede bijwerkingen hoog, onder andere doordat consultatiebureaus in hoge mate bereid zijn om bijwerkingen door te geven. Heftige en zeldzame reacties worden in bijna alle gevallen gemeld.VW

    Mogelijke bijwerkingen binnen het Rijks Vaccinatie Programma in Nederland: Meldingen in 2007.

    No full text
    Alleen digitaal beschikbaarVW

    Mogelijke bijwerkingen binnen het Rijksvaccinatie Programma in Nederland : Meldingen in 2009

    No full text
    Alleen digitaal beschikbaar<br

    Optimalisatie van de bestrijding van kinkhoest: vaccinatie van zwangere vrouwen

    No full text
    Vaccinatie van vrouwen op het eind van de zwangerschap is een haalbare en doelgerichte benadering om ziekte en sterfte door kinkhoest bij pasgeborenen te voorkomen. Onderzoekers van het RIVM beoordeelden verschillende mogelijke vaccinatiescenario's om kinkhoest terug te dringen, met name om de risico's voor pasgeborenen te beperken. Bij hen treedt de meest ernstige ziekte en soms ook sterfte door kinkhoest op. Zij zijn nog te jong om zelf gevaccineerd te zijn maar er zijn mogelijkheden om hen indirect te beschermen. Sinds midden jaren negentig van de vorige eeuw is er ondanks de vaccinatie tegen kinkhoest in het Rijksvaccinatieprogramma een toename van het aantal gevallen van kinkhoest. De toename wordt vooral gezien bij heel jonge kinderen (jonger dan 3-5 maanden, te jong om gevaccineerd te zijn) en kinderen van 6 tot 19 jaar. Ook bij volwassenen komt steeds vaker kinkhoest voor, zij het vaak in een minder typische vorm. Vaak zijn zij de bron van besmetting van zuigelingen. Juist bij deze heel jonge kinderen kan kinkhoest ernstig verlopen. Het leidt tot 50 à 100 ziekenhuisopnames per jaar en in een enkel geval zelfs tot overlijden. Niet alleen in Nederland, maar in veel landen doet deze ontwikkeling zich voor. Diverse mogelijke vaccinatiescenario's om de bescherming van jonge zuigelingen tegen kinkhoest te verbeteren zijn beoordeeld. Het gaat om bijvoorbeeld vroegere vaccinatie van de zuigeling, vlak na de geboorte, vaccinatie van de aanstaande moeder op het einde van de zwangerschap, vaccinatie van moeders of ook vaders na de geboorte van een baby en vaccinatie van mensen die professioneel in contact komen met de baby (in de zorg of kinderopvang), of vaccinatie van vrouwen met kinderwens voordat er zwangerschap optreedt, of een extra vaccinatie van kinderen en adolescenten. Per scenario is gekeken naar 1. veiligheid, 2. werkzaamheid en effectiviteit, 3. doelmatigheid, 4. haalbaarheid en operationele aspecten, en 5. 'bekende onbekende zaken'. De auteurs zagen vaccinatie van moeders op het einde van de zwangerschap als een haalbare en doelgerichte benadering met potentieel hoge impact op ziekte en sterfte bij pasgeborenen. Deze verkenning wordt ingebracht in de beraadslagingen van de Gezondheidsraad over kinkhoestvaccinatie.Immunisation of women at the end of pregnancy is a feasible and effective method to prevent disease and death from whooping cough (pertussis) in newborn children. Researchers attached to the RIVM have assessed various possible vaccination strategies to reduce the incidence of pertussis, especially to reduce the risk for newborns. These are too young to be immunised themselves, but there are possibilities to protect them indirectly. Since the mid-nineties of the previous century, there has been an increase in incidence of pertussis despite immunisation in the National Immunisation Programme. This rise is most notable in very young children (younger than 3-5 months, too young to be immunised) and children between the age of 6 and 19. Furthermore, adults increasingly present pertussis, albeit in a less typical form. They are often the source of infection of infants. Those children in particular may have a severe course of pertussis. This leads to 50-100 hospitalisations per year and incidentally, death. The Netherlands are not alone in such, many countries have demonstrated this development. Various possible vaccination strategies to improve the protection of young infants from pertussis have been assessed. This entails e.g. early vaccination of the infant (right after birth), vaccination of the prospective mother at the end of pregnancy, vaccination of mothers or fathers after birth, vaccination of people in close proximity with babies due to their profession (health- or childcare), vaccination of women with a known wish to become pregnant or an additional booster administered to children and adolescents. For each scenario, the following aspects have been assessed: 1. Safety, 2. Immunogenicity and effectiveness, 3. Cost-effectiveness, 4. Feasibility and operational aspects and 5. Known unknowns. The authors considered immunisation of mothers at the end of pregnancy as a feasible and effective method with a potential high impact on incidence and mortality in newborns.RIV

    Varicella in the Netherlands : Background information for the Health Council

    No full text
    Waterpokken is een ziekte die wordt veroorzaakt door een infectie met het varicellazostervirus (VZV). Nadat iemand waterpokken heeft gekregen, blijft het virus in het lichaam achter zonder actief te zijn. Als het virus later weer actief wordt, kan het gordelroos veroorzaken. In Nederland bepaalt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) welke vaccinaties via het Rijksvaccinatieprogramma worden aangeboden. De minister neemt die beslissing op basis van een advies van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad bereidt nu een advies voor over vaccinatie tegen waterpokken. Als ondersteuning van het advies door de Gezondheidsraad heeft het RIVM achtergrondinformatie verzameld over vaccinatie tegen waterpokken. Dit overzicht biedt onder meer informatie over het aantal mensen in Nederland dat per jaar ziek wordt, de werkzaamheid en veiligheid van vaccins en de mening van het publiek over waterpokkenvaccinatie. Waterpokken begint meestal met lichte koorts en hangerigheid (bij kinderen). Na 1 of 2 dagen ontstaan kleine bultjes op het lichaam, beginnend op het hoofd of de romp. Deze bultjes ontwikkelen zich tot blaasjes die jeuk veroorzaken en na een paar dagen tot korstjes indrogen. De ziekteverschijnselen duren ongeveer een week. Waterpokken verloopt meestal mild. Soms kan het ernstige complicaties veroorzaken, bijvoorbeeld aantasting van het centrale zenuwstelsel, longontsteking, of bacteriële infecties. Mensen overlijden bijna nooit aan waterpokken. Bijna iedereen in Nederland krijgt vroeg of laat de waterpokken; het komt het meest voor bij kinderen onder de 5 jaar

    Waterpokken in Nederland : Achtergrondinformatie voor de Gezondheidsraad

    No full text
    Waterpokken is een ziekte die wordt veroorzaakt door een infectie met het varicellazostervirus (VZV). Nadat iemand waterpokken heeft gekregen, blijft het virus in het lichaam achter zonder actief te zijn. Als het virus later weer actief wordt, kan het gordelroos veroorzaken. In Nederland bepaalt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) welke vaccinaties via het Rijksvaccinatieprogramma worden aangeboden. De minister neemt die beslissing op basis van een advies van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad bereidt nu een advies voor over vaccinatie tegen waterpokken. Als ondersteuning van het advies door de Gezondheidsraad heeft het RIVM achtergrondinformatie verzameld over vaccinatie tegen waterpokken. Dit overzicht biedt onder meer informatie over het aantal mensen in Nederland dat per jaar ziek wordt, de werkzaamheid en veiligheid van vaccins en de mening van het publiek over waterpokkenvaccinatie. Waterpokken begint meestal met lichte koorts en hangerigheid (bij kinderen). Na 1 of 2 dagen ontstaan kleine bultjes op het lichaam, beginnend op het hoofd of de romp. Deze bultjes ontwikkelen zich tot blaasjes die jeuk veroorzaken en na een paar dagen tot korstjes indrogen. De ziekteverschijnselen duren ongeveer een week. Waterpokken verloopt meestal mild. Soms kan het ernstige complicaties veroorzaken, bijvoorbeeld aantasting van het centrale zenuwstelsel, longontsteking, of bacteriële infecties. Mensen overlijden bijna nooit aan waterpokken. Bijna iedereen in Nederland krijgt vroeg of laat de waterpokken; het komt het meest voor bij kinderen onder de 5 jaar.Varicella (chickenpox) is a disease caused by infection with the varicella-zoster virus (VZV). After someone has contracted varicella, the virus remains in the body without being active. If, at a later stage, the virus becomes active again, it can cause herpes zoster (shingles). In the Netherlands, the Minister of Health, Welfare and Sport determines which vaccinations are offered through the National Immunisation Programme, basing his or her decision on the advice of the Health Council. The Health Council is now preparing its advice on vaccinating against varicella. To support the Health Council's advice, the RIVM has gathered background information on vaccination against varicella. This overview provides, among other things, information on the number of people in the Netherlands who fall ill each year, the efficacy and safety of vaccines, and the public's opinion on varicella vaccination. Varicella usually starts with mild fever and lethargy (in children). After 1 or 2 days, small vesicles appear on the body, starting on the head or torso. These vesicles develop into blisters that cause itching and then dry out into crusts after a few days. The symptoms last about a week. Varicella is usually mild. It can sometimes cause serious complications, such as central nervous system manifestations, pneumonia or bacterial infections. People rarely die from varicella. Almost everyone in the Netherlands contracts varicella sooner or later; it is most common, however, in children under 5 years of age.Ministerie van VW

    Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland : Ontwikkelingen in 2010

    No full text
    Dit rapport geeft een overzicht van het voorkomen van verwekkers van ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), een overzicht van veranderingen in de verwekkers, de gebruikte vaccins en bijwerkingen na vaccinatie in 2010. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen over nieuwe vaccins, die in de toekomst eventueel in het RVP worden opgenomen. In 2010 is vaccinatie tegen baarmoederhalskanker toegevoegd aan het Rijksvaccinatieprogramma. In 2011 zal worden overgegaan op een pneumokokkenvaccin dat bescherming biedt tegen tien typen in plaats van het nu gebruikte vaccin met zeven typen. Ook vaccinatie tegen een Hepatitis B infectie wordt voor het eind van 2011 geintroduceerd. Door een voortdurende hoge vaccinatiegraad is ook in 2009 en 2010 het aantal gevallen van de meeste ziekten uit het RVP laag. oor kinkhoest is het aantal meldingen van adolescenten en volwassenen in 2010 verder toegenomen. "Cocooning' (het vaccineren van ouders van pasgeboren baby's) zou een goede manier kunnen zijn om ernstige kinkhoest infecties bij zuigelingen te voorkomen. Een recente bof uitbraak onder gevaccineerde jong volwassenen is aanleiding geweest voor het opzetten van enkele onderzoeken naar de effectiviteit van het vaccin. Studies om de effectiviteit van HPVvaccinatie te onderzoeken lopen. Gegevens over mogelijke bijwerkingen na HPV vaccinatie laten laten zien dat meisjes de vaccinatie als pijnvol ervaren, maar dat de bijwerkingen grotendeels mild en van voorbijgaande aard zijn. Van de ziekten die mogelijk in de toekomst onder het RVP gaan vallen, komen infecties door Meningokokken groep B en Hepatitis A virus minder voor. Rotavirus infecties die leiden tot gastro-enteritis nemen toe. Er zijn geen grote veranderingen waargenomen in de frequentie en de ernst van het ziekteverloop van waterpokken en gordelroos. Resultaten van meederde studies over deze laatste twee ziektes zullen in 2011 gepresenteerd worden. Dankzij continue surveillance en controle, kunnen wij concluderen dat het RVP momenteel effectief en veilig is.This report presents the developments of the NIP in 2010, supported by updated surveillance data of current and potential target diseases. High vaccination coverage for many years has resulted in low incidences for most target diseases in 2010 (diphtheria, tetanus, polio, Hib, measles, rubella, meningococcal group C disease). As a result of strong reduction of vaccine types, pneumococcal disease is reduced among the age groups targeted for vaccination. However the indications of herd immunity are counteracted by increased incidence for non-vaccine types. For pertussis, a further increase in incidence among adolescents and adults is observed. Cocooning might be an effective way to reduce the incidence among infants too young to be vaccinated. The recent mumps outbreak in vaccinated adolescents raised concern about vaccine effectiveness. Studies have been initiated. HPV vaccination introduced in the NIP in 2010 resulted in an uptake of the first dose of 56% among 12-year-olds. Studies to evaluate the efficacy of HPV vaccination are ongoing. In general, the HPV vaccination was experienced as painful among girls aged 13-16 years but adverse events were mostly mild and all transient. Incidences of meningococcal group B disease and hepatitis A are decreasing, rotavirus incidence appears to be rising and no changes have been observed with regard to VZV epidemiology. These data need to be considered in any decision-making on these potential new target diseases. In 2011 the NIP will be adapted: i.e., a 10-valent conjugated pneumococcal vaccine will replace the currently used 7-valent vaccine and universal HBV vaccination for infants will be implemented. Though continuing surveillance is needed, we can conclude that the Dutch NIP is effective and safe.VW

    The National Immunisation Programme in the Netherlands : Developments in 2010

    No full text
    Dit rapport geeft een overzicht van het voorkomen van verwekkers van ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), een overzicht van veranderingen in de verwekkers, de gebruikte vaccins en bijwerkingen na vaccinatie in 2010. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen over nieuwe vaccins, die in de toekomst eventueel in het RVP worden opgenomen. In 2010 is vaccinatie tegen baarmoederhalskanker toegevoegd aan het Rijksvaccinatieprogramma. In 2011 zal worden overgegaan op een pneumokokkenvaccin dat bescherming biedt tegen tien typen in plaats van het nu gebruikte vaccin met zeven typen. Ook vaccinatie tegen een Hepatitis B infectie wordt voor het eind van 2011 geintroduceerd. Door een voortdurende hoge vaccinatiegraad is ook in 2009 en 2010 het aantal gevallen van de meeste ziekten uit het RVP laag. oor kinkhoest is het aantal meldingen van adolescenten en volwassenen in 2010 verder toegenomen. "Cocooning' (het vaccineren van ouders van pasgeboren baby's) zou een goede manier kunnen zijn om ernstige kinkhoest infecties bij zuigelingen te voorkomen. Een recente bof uitbraak onder gevaccineerde jong volwassenen is aanleiding geweest voor het opzetten van enkele onderzoeken naar de effectiviteit van het vaccin. Studies om de effectiviteit van HPVvaccinatie te onderzoeken lopen. Gegevens over mogelijke bijwerkingen na HPV vaccinatie laten laten zien dat meisjes de vaccinatie als pijnvol ervaren, maar dat de bijwerkingen grotendeels mild en van voorbijgaande aard zijn. Van de ziekten die mogelijk in de toekomst onder het RVP gaan vallen, komen infecties door Meningokokken groep B en Hepatitis A virus minder voor. Rotavirus infecties die leiden tot gastro-enteritis nemen toe. Er zijn geen grote veranderingen waargenomen in de frequentie en de ernst van het ziekteverloop van waterpokken en gordelroos. Resultaten van meederde studies over deze laatste twee ziektes zullen in 2011 gepresenteerd worden. Dankzij continue surveillance en controle, kunnen wij concluderen dat het RVP momenteel effectief en veilig is
    corecore