34 research outputs found

    Advies monitoringprogramma Natura 2000 - waarden Waddenzee en Deltawateren

    Get PDF
    Dit rapport geeft een overzicht van het monitoringsplan in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) voor de wateren Oosterschelde, Westerschelde, Veerse Meer, Grevelingen en Waddenzee. Daarbij is de huidige monitoring afgezet tegen de kaders die gelden vanuit de VHR. Voor deze gebieden zijn in de aanwijzingsbesluiten de volgende soortengroepen en habitattypen opgenomen: H1110A, H1110B, H1130, H1140A, H1160, zeehonden, trekvissen en vogels

    Staand want monitoring IJsselmeer en Markermeer survey- en datarapportage 2017

    Get PDF
    In oktober 2017 heeft een monitoring met staand want netten plaatsgevonden op het IJsselmeer en Markermeer. De doelstelling van deze monitoring is een beter beeld te krijgen van de populatie-opbouw van de visbestanden. De reguliere monitoring van vis in het open water (met de actieve vistuigenverhoogde boomkor en electrokor) lijkt met name selectief voor kleine vissen te zijn. Grotere vissen lijken in deze reguliere monitoring niet goed gevangen te worden. In het staand want monitoringsproject is bemonsterd met staand want netten met een breed scala aan maaswijdtes. Zodoende kan een breedscala aan vislengtes bemonsterd worden.De opzet van de monitoring was vergelijkbaar met de opzet van de uitvoering van de monitoring in 2016. Wat wel afweek ten opzichte van voorgaande jaren is de monitoringsperiode. Door problemen met de vergunningverlening in het kader van de Wet Natuurbescherming kon de monitoring dit jaar pas op10 oktober starten. Om tijd in te halen zijn er meer netten per dag gezet, maximaal vijf. De monitoringsperiode kon daardoor tot 3 weken beperkt blijven. Er is op 42 locaties gevist, met een gemiddelde sta-duur van de netten van 17 uur en 13 minuten. Ieder staand want net bestaat uit 17 panelen met maaswijdtes tussen 10-190 mm hele maas.In totaal zijn 7.623 vissen verdeeld over 12 soorten gevangen, verspreidt over het IJssel en Markermeer. De meest voorkomende soorten in de vangsten waren pos (Gymnocephalus cernuus, vangstaandeel in aantal 27%, lengterange 5-19 cm), baars (Perca fluviatilis, 26%, 5-44 cm), snoekbaars (Stizostedionlucioperca, 20%, 8-70 cm) en (spiering (Osmerus eperlanus, 15%, 5-21 cm).Elk paneel van het staand want net heeft een eigen selectiviteitscurve, ofwel maar een beperkt deel van de vislengtes van een soort kan gevangen worden. De curves van de verschillende panelen overlappen, waardoor bepaalde lengtes meer kans hebben gevangen te worden dan andere lengtes. Hiervoor moet inverdere analyses gecorrigeerd worden. De analyse voor deze overlap in selectiecurves, met een correctiefactor als resultaat, worden gepresenteerd voor de vier commerciële soorten baars, snoekbaars, blankvoorn (Rutilus rutilus) en brasem (Abramis brama). De correctiefactor is vervolgens gebruikt om degegevens om te zetten naar lengte-frequenties. Op basis van de resultaten van de eerste 4 monitoringsjaren is de toegepaste analysemethodiekgeëvalueerd. In voorgaande jaren is voor het berekenen van de correctiefactor en bij berekening van de vangstinspanning per maaswijdte altijd gecorrigeerd voor de netlengte. Alhoewel de eerder toegepaste correctie voor netlengte in principe juist is, lijkt het bij nader inzien beter om voor netoppervlakte te corrigeren. Daarnaast was bij het schatten van de lengte frequentie (LF) verdeling ten onrechte alleen rekening gehouden met de vangstselectiviteit en niet met het netoppervlak van de verschillende netten. Vooral deze tweede wijziging in de analysemethodiek heeft veel effect op LF-verdelingen met een substantieel aandeel grote vis. Aangezien bovenstaande wijzigingen een realistischer beeld van de werkelijke LF-verdeling lijken te geven is bij dit rapport overgestapt op deze aangepaste analysemethodiek. In 2018 zal ook de surveymethodiek worden geëvalueerd. De LF schattingen voor de vier commerciële soorten, op basis van deze aangepaste analysemethodiek, worden in dit rapport getoond. De LF schattingen voor de voorgaande jaren (2014-2016) zijn ook met de aangepaste methodiek opnieuw berekend. Tussen de verschillende jaren zijn er enige jaar-op-jaar variaties in de LF verdelingen te zien.Voor brasem en blankvoorn bestaat onzekerheid over de representativiteit van de monitoringsresultaten voor wat betreft de populatie-opbouw van het brasembestand. Vanuit de gecorrigeerde lengte-frequentieverdeling is het percentage snoekbaarsbiomassa groter dan 40 cm (KRW-maatlat) in IJsselmeer en Markermeer geschat op 3.6 % van de totale biomassa aan snoekbaars in beide meren. Dit is substantieel lager dan de berekening op basis van de LF schatting met de oude methodiek

    Collecting marine litter during regular fish surveys

    Get PDF
    This report presents the results of the marine litter monitoring on the IBTS survey of 2014 and the BTS survey of 2013. Since 2013 marine litter is collected during the International Bottom Trawl Survey (IBTS) and Dutch Beam Trawl Survey (BTS) following a protocol developed by ICES. The composition and the distribution of the sea floor marine litter from the catch is analysed and the results are compared with the results from the IBTS and BTS surveys of last year

    Implementatie standaardberekening aandeel grote vissen in BTS

    Get PDF
    De selectieve onttrekking van bepaalde vissoorten leidt tot veranderingen in het voedselweb. Dergelijke veranderingen worden vaak het best gereflecteerd door de (top)predatoren. Een potentiële indicator voor de veranderingen in het voedselweb is derhalve het aandeel grote vis in vangsten tijdens vissurveys. Voor het aandeel grote vissen is een Ecological Quality Objective (EcoQO) door OSPAR ingesteld . Het aandeel grote vissen wordt hierbij bepaald , op basis van de International Bottom Trawl Survey (IBTS) in het 1e kwartaal in de Noordzee. Deze indicator wordt berekend voor demersale visse

    Assessing performance of management strategies for regional case studies

    Get PDF
    This synthesis report identified in a number of regional case studies which descriptors are at high risk of not achieving Good Environmental Status (GES). From those two descriptors where selected that would require the project to apply specific aspects of EBM in their management options to achieve the MSFD objectives. The case study areas were based on the four European marine regions identified in the MSFD; the Northeast Atlantic, the Black Sea, the Baltic Sea and the Mediterranean Sea

    Toepassing ODEMM - methodiek voor het Nederlandse KRM Programma van Maatregelen

    Get PDF
    Het Nederlandse Kaderrichtlijn Mariene strategie Programma van Maatregelen (PvM) is geëvalueerd met behulp van de ODEMM methodiek. Deze methodiek is ontwikkeld binnen het door de EU gesubsidieerde FP7 project ODEMM (Options for Delivering Ecosystem-based Marine Management). Met deze methodiek kan worden vastgesteld in hoeverre het PvM de menselijke activiteiten die hun invloed op het mariene ecosysteem hebben, in potentie kan mitigeren, zodat een goede milieutoestand behaald kan worden

    Inventarisatie van projecten relevant voor MEP Winning Suppletiezand 2014 - 2017

    Get PDF
    In de Noordzee wordt jaarlijks een grote hoeveelheid zand gewonnen om de Nederlandse kust door middel van suppleties te beschermen tegen overstroming. Voor het winnen van het zand is een vergunning nodig in het kader van de Ontgrondingenwet. MERs dienen ter onderbouwing van vergunningaanvragen. Ten behoeve van het MEP Winning Suppletiezand 2013 – 2017 hebben Rijkswaterstaat, Stichting LaMer en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan IMARES gevraagd een inventarisatie te maken van lopende onderzoeks- en monitoringprojecten waarvan de uitkomsten relevant kunnen zijn voor de invulling van het MEP. Indien gesignaleerde kennisleemtes al in andere projecten worden ingevuld kan het MEP zandwinning zich beter richten op kennislacunes die nog niet geadresseerd worden in andere studies. Ook kan samenwerking gezocht worden met andere studies op basis van de inventarisatie

    Quick Scan Streefbeeld Aal

    Get PDF
    Het gaat slecht met de aal in Europa, de aalpopulatie en aalvangsten zijn sterk teruggelopen. De huidige intrek van glasaal is slechts 1-5% van de intrek in de 60-70-er jaren (ICES 2012). Om herstel van de aalpopulatie mogelijk te maken heeft De Raad van de Europese Unie in 2007 de “EU Regulation for the Recovery of the Eel Stock (EC 1100/2007)” vastgesteld. Deze verordening verplicht de lidstaten om met een eigen nationaal aalbeheerplan te komen en te implementeren. Het doel van deze aalbeheerplannen is daarbij als volgt omschreven: “...het verminderen van de antropogene sterfte, zodat er een grote kans bestaat dat ten minste 40% van de biomassa van schieraal kan ontsnappen naar zee, gerelateerd aan de beste raming betreffende de ontsnapping die plaats zou hebben gevonden indien de mens geen invloed had uitgeoefend op het bestand.” Deze '40% norm' wordt het streefbeeld genoemd. In het Nederlandse aalbeheerplan (2009) is het streefbeeld voor Nederland vastgesteld op 5200 ton

    Advies Ecologisch Monitoringsprogramma Noordzee ten behoeve van de Kaderrichtlijn Marien en de Vogel- en Habitatrichtlijn

    Get PDF
    In de Nederlandse Mariene Strategie zijn de doelen en indicatoren vastgesteld aan de hand waarvan de GMT op het Nederlands Continentaal Plat (NCP) in de Noordzee kan worden getoetst. Als volgende implementatiestap voor de KRM dient medio 2014 een monitoringsprogramma voor de KRM voor het NCP operationeel te zijn. Het monitoringsprogramma is erop gericht om inzicht te geven in de status van het mariene ecosysteem. Daarnaast heeft Nederland een aantal Natura2000-gebieden aangemeld of aangewezen op de Noordzee op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). Om over de staat van instandhouding van soorten en habitattypen te kunnen rapporteren is ook voor die gebieden een monitoringsplan nodig. Tevens is er monitoring nodig om een landelijk beeld van de staat van instandhouding te genereren. Het ministerie van I&M en het Ministerie van EL&I hebben IMARES gevraagd een analyse uit te voeren in hoeverre het huidige monitoringsprogramma op zee voor de KRM en VHR bruikbaar is en hoe eventuele leemtes in de huidige monitoring aangevuld kunnen worden

    Beoordelingssystematiek beschermde vissoorten van de Grensmaas

    Get PDF
    Waterkrachtcentrale Borgharen B.V. heeft het voornemen een waterkrachtcentrale (WKC) aan te leggen en in werking te hebben nabij Natura 2000-gebied Grensmaas en heeft daartoe een vergunning aangevraagd in het kader van de Natuurbeschermingswet. De Raad van State heeft de bij de vergunningverlening gehanteerde visschadenorm ontoereikend verklaard en de verleende vergunning vernietigd. Voor het gebied Grensmaas geldt voor de drie soorten rivierprik, zalm en rivierdonderpad behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied. Bovendien is de (landelijke) staat van instandhouding matig ongunstig voor de rivierdonderpad en de rivierprik en zeer ongunstig voor de zalm. In dit rapport wordt een wetenschappelijk onderbouwde beoordelingssystematiek gepresenteerd, die rekening houdt met de matig tot zeer ongunstige staat van instandhouding en de geldende verbeterdoelstelling voor deze drie soorten
    corecore