53 research outputs found

    National land use specific reference values: a basis for maximum values in Dutch soil policy

    Get PDF
    The National Institute for Public Health and the Environment has derived Reference Values for maximum permissible soil pollution. The Netherlands Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) used these values as a basis for the maximum values for soil pollution. The ministry set these values down according to a proposal for an update of soil policy and the Soil Protection Act in 2003. Reference values refer to allowed concentrations of pollutants in soil, depending on the land use. The soil concentrations of pollutants with values below these concentrations meet all the requirements. The risks for humans, the ecosystem and agriculture were analyzed as critical factors, with risk thresholds derived for different types of land use, such as playgrounds, gardens, and agricultural and nature areas. Furthermore, an accelerated procedure was used to compile a complete list of reference values in 2006. The RIVM used state-of-the-art knowledge to complete the 'old' knowledge for information on toxicity of substances; figures were used where knowledge gaps occurred. A recommendation for the coming years is to address resulting inconsistencies in the list of reference values.Het RIVM heeft de referentiewaarden afgeleid waarmee het ministerie van VROM de maximaal toelaatbare bodemverontreinigingen onderbouwt (maximale waarden). Het ministerie heeft deze normen ingesteld in lijn met zijn voorstel uit 2003 om het bodembeleid en de Wet bodembescherming te actualiseren. Referentiewaarden zijn concentraties van verontreinigende stoffen in de bodem die, afhankelijk van het bodemgebruik, zijn toegestaan. Onder deze concentraties voldoet de bodem aan alle eisen. Voor verschillende vormen van bodemgebruik, zoals landbouw, kinderspeelplaatsen of industrie, zijn grensgehalten voor risico's bepaald. Dat zijn bijvoorbeeld, afhankelijk van het gebruik, risico's voor de mens, voor het ecosysteem en voor de landbouw. Het RIVM heeft gebruikgemaakt van een versnelde procedure om in 2006 een compleet voorstel van referentiewaarden gereed te hebben. Die snelheid was ingegeven door de werkgroep NOBO (normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling). Deze werkgroep heeft tevens uitgangspunten en beslissingen geformuleerd op basis waarvan het RIVM de referentiewaarden heeft afgeleid. Het RIVM heeft voor zijn onderzoek zo veel mogelijk gebruikgemaakt van de nieuwste kennis en inzichten, voor zover die beschikbaar zijn. Deze informatie is aangevuld met 'oude' kennis over stoffen. Deze combinatie heeft evenwel tot inconsistenties geleid in de afleiding van referentiewaarden. Het RIVM beveelt daarom aan de komende jaren aandacht te besteden aan de inconsistenties en zwakke plekken van de referentiewaarden

    Advies 'Beoordeling bodemverontreiniging als gevolg van verbrandingsproducten van munitie'

    No full text
    DGM-R

    Advies 'Beoordeling bodemverontreiniging als gevolg van verbrandingsproducten van munitie'

    No full text
    DGM-R

    Blauwdruk voor veilige en duurzame kringlopen in een circulaire economie

    No full text
    Het RIVM heeft de basis gelegd voor een raamwerk om te beoordelen of grondstoffen uit afval veilig én duurzaam kunnen worden gebruikt. Met deze integrale benadering wordt de risicobeoordeling van stoffen naast de voordelen van hergebruik voor het milieu geplaatst, bijvoorbeeld hoeveel uitstoot van CO2 wordt bespaard. Door dit allebei inzichtelijk te maken wordt duidelijk wat nodig is om de risico's voor het milieu voldoende te beperken en wat die inspanning oplevert aan duurzaamheid. Op basis van deze informatie kunnen zowel de industrie als beleidsmakers een afweging maken over het gebruik van teruggewonnen grondstoffen. Andere waarden, zoals economische kosten en sociale acceptatie, zijn nog buiten beschouwing gebleven. Het raamwerk voegt wettelijk vastgestelde regels, bestaande risicogrenzen en nieuwe methoden samen tot één samenhangend, getrapt systeem. Het ondersteunt zo het uitgangspunt van de Nederlandse overheid om efficiënt om te gaan met grondstoffen en het milieu minder te belasten. De veiligheid voor mens en milieu is een randvoorwaarde voor de overgang naar de circulaire economie, waarin zo veel mogelijk materialen uit afvalstromen opnieuw worden gebruikt. Materiaal dat wordt gerecycled, kan risico's voor het milieu met zich meebrengen wanneer het bijvoorbeeld zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), geneesmiddelresten, bestrijdingsmiddelen of ziekteverwekkers bevat. Wetgeving en beleidskaders voorkomen de risico's gedeeltelijk. De huidige regelgeving is echter nog onvoldoende ingericht op het gebruik van gerecycled materiaal. Zo kan de regelgeving het gebruik van stoffen in nieuwe producten verbieden, zoals brandvertragers, terwijl ze in afvalstromen zitten van producten die zijn gemaakt toen het verbod nog niet gold. Daarnaast kan regelgeving ontbreken, bijvoorbeeld voor geneesmiddelresten. Het raamwerk is met drie casussen getest: fosfaat terugwinnen uit afvalwater, piepschuim recyclen en het gebruik van rubbergranulaat uit oude autobanden. Het RIVM wil met de industrie en de overheid in gesprek over de praktische toepasbaarheid van het raamwerk en de verdere uitwerking ervan. Door het raamwerk uit te breiden met andere veiligheids-en duurzaamheidsthema's, wordt het breder toepasbaar.RIVM has laid the foundations of a framework to assess whether raw materials from waste can be used safely and sustainably. In this integral approach, the risk assessment of a substance is compared with the benefits of its reuse for the environment, e.g. how much CO2 emissions are reduced. By making both explicit, it becomes clear what is needed to adequately limit the risks to man and the environment and what that effort will contribute towards sustainable development. On the basis of this information, both industry and policy makers can make an assessment of the use of recovered raw materials. Other values, such as economic costs and social acceptance, have not yet been taken into account. The framework integrates legally established rules, existing risk limits and new methods into one coherent, tiered system. In this way, it supports the Dutch government's basic principle of dealing efficiently with raw materials and reducing the burden on the environment. Safety for man and the environment is a precondition for the transition to the circular economy; an economy which maximizes the reuse of materials from waste streams wherever possible. Material that is recycled may present risks to the environment if it contains substances of very high concern (ZZS), drug residues, pesticides or pathogens. Legislation and policy frameworks protect against some of the risks but are not comprehensive enough to prevent the risks currently presented by recycled material. For example, while the regulations prohibit the use of substances in new products, such as fire retardants, there is no legislation available for products which were made before the prohibition was enforced. In addition, regulations may be missing, such as those for controlling drug residues. The framework has been tested with three cases: recovering phosphate from waste water, recycling polystyrene foam and using rubber granulate from old car tires. RIVM would like to discuss the practical application of the framework, and its further development, with the government and industry. By expanding the framework with other safety and sustainability themes, it will become more widely applicable.Ministerie van I&

    Locatiespecifieke humane risicobeoordeling van bodemverontreiniging met vluchtige verbindingen

    No full text
    Het RIVM heeft het zogeheten VOLASOIL-model verbeterd. Het model schat voor woningen en andere gebouwen de binnenluchtconcentraties die ontstaan als gevolg van bodemverontreiniging met vluchtige verbindingen. Deze verontreiniging van bodem en grondwater kan zich voordoen in de omgeving van bijvoorbeeld benzinestations en chemische wasserijen. Om de risico's hiervan voor de mens te kunnen bepalen, berekent het model op basis van de vervuilingsgraad van het grondwater de concentraties vluchtige stoffen in de binnenlucht. Het aangepaste model maakt een betere risicobeoordeling mogelijk, zodat de mate van spoed om te saneren beter is te bepalen. De nieuwe versie is voor meer typen woningen bruikbaar, namelijk voor woningen zonder kruipruimte of woningen met een kelder. Eerder was het alleen bruikbaar voor woningen met een kruipruimte. Als vergelijking zijn voor de toegevoegde woningtypen twee alternatieve berekeningsmethoden opgenomen die internationaal worden toegepast. Het rapport onderbouwt bovendien de waarden voor de belangrijkste parameters van de modelconcepten. Onder andere zijn karakteristieke eigenschappen van zes standaard bodemtypen vereenvoudigd en verduidelijkt, waardoor lokale beoordelingen beter zijn uit te voeren. Daarnaast is aangeven wat de belangrijkste locatiespecifieke gegevens zijn van het model. Het is de bedoeling de modelconcepten van de nieuwe VOLASOIL-versie te gebruiken bij het beleidsinstrument voor bodemsanering (SANSCRIT), de uitwerking van het in 2008 herziene Saneringscriterium bodemsanering. Op basis van de resultaten van de modelberekeningen kan besloten worden aanvullende (binnen)luchtmetingen te doen. De combinatie van modelleren en meten geeft de beste basis om de risico's van vluchtige verbindingen voor de mens te beoordelen.RIVM has improved the VOLASOIL model. The model estimates the indoor air concentration of houses and other buildings originating from soil contamination with volatile compounds. This contamination occurs for example in the vicinity of petrol stations and dry cleaning. To estimate the risks for humans, the model calculates the air concentrations based on the concentrations in soil and or groundwater. The extended and updated model facilitates a better risk assessment in the process of determination of the urgency for remediation. In the past, the model only was suitable for buildings with a crawlspace. The current version is extended for slab-on-grade buildings and buildings with a basement. For comparison with the standard modelling approach concept also two alternative model concepts are included, which have been applied in other international models. These alternative calculation models should only be used by expert users. Furthermore the background and underpinning of the most relevant parameters has been evaluated and has led to an adjustment of the values that can be selected in a site specific risk assessment. Also the most important site specific parameters are given in the report. The scenarios and model concepts in VOLASOIL can be applied in the Remediation Criteria (SANSCRIT), being revised in 2008. Based on the results of these model calculations it can be decided whether unacceptable risks can be excluded. If not, it can be decided to do additional (indoor) air measurements. The combination of modelling and air measurements gives the best basis for decisions about human health risks and about the urgency for remediation.DGM-K&

    Creating safe and sustainable material loops in a circular economy : Proposal for a tiered modular framework to assess options for material recycling

    No full text
    Het RIVM heeft de basis gelegd voor een raamwerk om te beoordelen of grondstoffen uit afval veilig én duurzaam kunnen worden gebruikt. Met deze integrale benadering wordt de risicobeoordeling van stoffen naast de voordelen van hergebruik voor het milieu geplaatst, bijvoorbeeld hoeveel uitstoot van CO2 wordt bespaard. Door dit allebei inzichtelijk te maken wordt duidelijk wat nodig is om de risico's voor het milieu voldoende te beperken en wat die inspanning oplevert aan duurzaamheid. Op basis van deze informatie kunnen zowel de industrie als beleidsmakers een afweging maken over het gebruik van teruggewonnen grondstoffen. Andere waarden, zoals economische kosten en sociale acceptatie, zijn nog buiten beschouwing gebleven. Het raamwerk voegt wettelijk vastgestelde regels, bestaande risicogrenzen en nieuwe methoden samen tot één samenhangend, getrapt systeem. Het ondersteunt zo het uitgangspunt van de Nederlandse overheid om efficiënt om te gaan met grondstoffen en het milieu minder te belasten. De veiligheid voor mens en milieu is een randvoorwaarde voor de overgang naar de circulaire economie, waarin zo veel mogelijk materialen uit afvalstromen opnieuw worden gebruikt. Materiaal dat wordt gerecycled, kan risico's voor het milieu met zich meebrengen wanneer het bijvoorbeeld zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), geneesmiddelresten, bestrijdingsmiddelen of ziekteverwekkers bevat. Wetgeving en beleidskaders voorkomen de risico's gedeeltelijk. De huidige regelgeving is echter nog onvoldoende ingericht op het gebruik van gerecycled materiaal. Zo kan de regelgeving het gebruik van stoffen in nieuwe producten verbieden, zoals brandvertragers, terwijl ze in afvalstromen zitten van producten die zijn gemaakt toen het verbod nog niet gold. Daarnaast kan regelgeving ontbreken, bijvoorbeeld voor geneesmiddelresten. Het raamwerk is met drie casussen getest: fosfaat terugwinnen uit afvalwater, piepschuim recyclen en het gebruik van rubbergranulaat uit oude autobanden. Het RIVM wil met de industrie en de overheid in gesprek over de praktische toepasbaarheid van het raamwerk en de verdere uitwerking ervan. Door het raamwerk uit te breiden met andere veiligheids-en duurzaamheidsthema's, wordt het breder toepasbaar

    Recovery of resources from wastewater : Barriers and opportunities based on the cases phosphate and cellulose

    No full text
    Het ministerie van Infrastructuur en Milieu wil duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen stimuleren, evenals het hergebruik ervan. Grondstoffen terugwinnen uit bijvoorbeeld afvalstromen moet voorkomen dat bronnen uitputten. Daarnaast kan er energie en geld mee worden bespaard. Het RIVM onderzoekt hoe de overheid juridische belemmeringen kan wegnemen en hergebruik van grondstoffen uit huishoudelijk afvalwater kan stimuleren. In onderliggend rapport zijn hiervoor twee casussen uitgewerkt: het hergebruik van fosfaat (uit ontlasting en urine) en cellulose (uit toiletpapier). Een belemmering is dat het etiket 'afval' van het materiaal moet worden afgehaald om er voor de wet een product van te kunnen maken. Hiervoor moet het beoogde product eerst aan veiligheids- en technische eisen voldoen die garanderen dat het hergebruik geen onacceptabele risico's veroorzaakt voor mens en milieu. Voor fosfaat is dat in gang gezet, namelijk voor het product kunstmest. Voor cellulose nog niet omdat er nog geen concrete producten zijn ontwikkeld. Momenteel worden hiervoor meerdere opties verkend. Wat de veiligheidseisen betreft zijn zowel bij fosfaat als cellulose de hygiënische eisen een belemmering. Het is namelijk lastig om huishoudelijk afvalwater zodanig schoon te krijgen dat er na de zuivering een 'aanvaardbaar niveau' ziekteverwekkers in zit. Voor kunstmest (uit herwonnen fosfaat) worden hiervoor al criteria ontwikkeld, die wettelijk moeten worden vastgelegd. Daarnaast is het van belang om bij de ontwikkeling van producten, naast economische, naar duurzame voordelen te kijken, zoals een lagere CO2-uitstoot. Ook kan het gebruik van fosfaat uit afvalwater in kunstmest een alternatief zijn voor de winning van fosfaat uit mijnen en zo voorkomen dat deze uitgeput raken. De overheid kan een belangrijke stimulerende en richtinggevende rol innemen bij dit soort bredere afwegingen. De belemmeringen en mogelijkheden zijn in kaart gebracht met behulp van een methodische aanpak die het RIVM heeft ontwikkeld.The Dutch Ministry of Infrastructure and Environment aims to stimulate sustainable use of natural resources, as well as its reuse. Resource recovery from waste streams avoids depletion of resources and saves money and energy. The RIVM investigates how the government can remove legal barriers and encourage recycling of resources from domestic wastewater. The present study elaborates on two cases: the reuse of phosphate (from feces and urine) and cellulose (from toilet paper). One barrier is that the 'waste' label must be removed from the material before it can be put on the market as a product. To achieve this 'end of waste' status, the intended product must meet safety and technical requirements to ensure that reuse does not impose any unacceptable risks to humans and the environment. For phosphate to be used as fertilizer, this procedure has already started. However, for cellulose, there are no concrete products available and therefore the procedure has not started yet. Currently, several options for applications of reused cellulose are being explored. Regarding safety, both in the phosphate as well as in the cellulose case, hygiene requirements are a barrier. Indeed, it is difficult to purify the domestic wastewater to such an extent, that an 'acceptable level' of pathogens is present. For fertilizer (from reclaimed phosphate) criteria are developed. These criteria need to be established. When developing new products, it is important to also consider sustainable benefits such as lower CO2 emissions, besides economic benefits. In our case, the use of fertilizer containing phosphate from wastewater could be an alternative to the mining of phosphate. This prevents exhaustion of non-renewable resources. The government can play an important stimulating and guiding role in this kind of broader considerations. The barriers and opportunities have been mapped using a methodical approach developed by the RIVM.Ministerie van I&

    Opties voor 'doelstellingen voor herstel' voor grond bij Chemie-Pack Moerdijk

    No full text
    Op de terreinen rond het voormalige Chemie-Pack in Moerdijk zijn na de brand in januari 2011 stoffen in grond gemeten waarvoor geen beleidsmatige of wettelijke normen zijn vastgesteld. Het RIVM is gevraagd te inventariseren welke gegevens voor deze stoffen beschikbaar zijn. Met deze gegevens kunnen zogenaamde 'doelstellingen voor herstel' worden afgeleid. Deze doelstellingen worden gebruikt om vast te stellen hoeveel grond er gesaneerd dient te worden en welke mate van restverontreiniging eventueel aanvaardbaar is. Dit is in opdracht van de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk gedaan. Eerst risicogrenzen bepaald: Normen voor bodem zijn over het algemeen gebaseerd op gegevens over ecologische en humane risico's (risicogrenzen). Voor enkele stoffen waren zowel ecologische als humane risicogrenzen beschikbaar. Voor de andere stoffen, op één na, zijn alleen gegevens gevonden over de risico's voor de mens. Voor vier van deze stoffen zijn daarna de ecologische risicogrenzen afgeleid, om ook voor deze stoffen (mogelijke) 'doelstellingen voor herstel' te kunnen bepalen. Scenario's voor doelstellingen voor herstel: Vervolgens heeft het RIVM de mogelijkheden voor de doelstellingen voor herstel verkend. Hiertoe zijn drie scenario's uitgewerkt, die variëren van een volledige verwijdering van de verontreiniging tot een sanering tot een niveau waarin de bodem nog geschikt is voor het huidige gebruik (bedrijven en industrie). Nieuwe verontreinigingen dienen ingevolge artikel 13 van de Wet Bodembescherming zo veel mogelijk ongedaan te worden gemaakt. Er zijn echter hoge kosten mee gemoeid om de omvangrijke verontreiniging bij Moerdijk ongedaan te maken. Het RIVM doet geen uitspraak over de (kosten) technische haalbaarheid van de mogelijke saneringdoelstellingen voor herstel. De keuze hiervoor wordt door de bevoegde overheid gemaakt op basis van de gewenste ambitie en de nog te bepalen haalbaarheid.Gemeente MoerdijkProvincie Noord-Braban
    corecore