37 research outputs found
Acute Aquatische Risico-indicator voor bestrijdingsmiddelen
De acute aquatische risico-indicator voor bestrijdingsmiddelen kan beschouwd worden als een indicator voor de toxische druk van bestrijdingsmiddelen op het aquatische milieu. De indicator is gebaseerd op alle bestrijdingsmiddelen die in Nederland gebruikt worden of werden sinds 1984. Voor elk bestrijdingsmiddel werd de quotient van de voorspelde concentratie (PEC) in het oppervlakte water en de toxiciteit voor een bepaalde groep van waterorganismen, vermenigvuldigd met het relatieve oppervlakte waarop de stof werd toegepast (ten opzichte van al het met bestrijdings-middelen behandelt agrarisch areaal). De indicator is berekend voor elk jaar sinds het in werking treden van het MJPG. De druk op algen en daphniaþs is verminderd met 40% en voor vissen met 15%. Minder dan twintig bestrijdingsmiddelen zijn verantwoordelijk voor ongeveer 85% van de hoogte van de indicator. De bestrijdingsmiddelen die met meer dan 10% bijdragen aan de indicator waarde zijn fentin-acetaat en monolinuron bij de algen, fentin-acetaat, ethyl-parathion en fosalone bij de daphniaþs en captan en lambda-cyhalothrin bij de vissen. De grootste winst voor het aquatische milieu kan bereikt worden door deze bestrijdingsmiddelen niet meer te gebruiken, zelfs wanneer we ervan uit gaan dat andere bestrijdingsmiddelen dan meer gebruikt worden. De vervangende bestrijdingsmiddelen dienen dan wel een lagere PEC/TOX verhouding te hebben.The Acute Aquatic Risk Indicator for Pesticides can be considered as an indicator for the effects of pesticides on the aquatic ecosystem or on particular groups of species (e.g. algae, daphnids or fish). This indicator is based on all the pesticides that are used in the Netherlands or were used since 1984. For every compound the quotient of the predicted environmental concentration and the toxicity for a certain group of organisms is multiplied by the relative area treated with a compound. The indicator value is calculated for every year since the introduction of the Multi Year Crop Protection Plan in the Netherlands. The risk for algae and daphnids has declined by 40% and for fish by 15%. Less than 20 pesticides accounted for approximately 85% of the height of the indicator. The pesticides that contributed in 1996 more than 10% to the indicator value for algae are fentin-acetate and monolinuron, for daphnids fentin-acetate, parathion (ethyl) and phosalone and for fish captan and lambda-cyhalothrin. The greatest benefit for the aquatic ecosystem can be obtained by abondoning the use of these pesticides, even in case other pesticides are used, provided that their PEC/TOX quotients are lower.RIVM/SV
Afleiding van de ecotoxicologisch ernstige bodemverontreinigings concentratie, stoffen geevalueerd in 1993 en 1994
The intervention value for soil clean-up is based on the integration of a separately derived human toxicological serious soil contamination concentration or HUMAN-SCC as well as an ecotoxicological serious soil contamination concentration or ECOTOX SCC. In this report proposals are done for the ECOTOX SCC for substances evaluated in 1993 and 1994 or the second and third series of substances. The methodology used is described in a number of earlier published reports.De interventiewaarde voor bodemsanering is gebaseerd op de integratie van een humaan toxicologisch ernstige verontreinigings bodem concentratie humane-EVBC en ecotoxicologisch ernstige bodemverontreinings concentratie of ecotox-EVBC. In dit rapport zijn voorstellen voor eco-EVBC's gedaan voor stoffen die in 1993 en 1994 zijn geevalueerd. De methodologie is beschreven in een serie eerder gepubliceerde rapporten
Protocol ter afleiding van Maximaal Toelaatbare Residuen (MTRs)
A procedure is described here for deriving harmonised Maximum Permissible Concentrations (MPCs). This procedure was developed because different MPCs are operative in the frameworks "Setting of Integrated Environmental Quality Standards", and registration of plant protection products and biocides. It is also undesirable that 2 or 3 different MPCs for the same compound coexist. A search profile for literature is presented. Reliability criteria will be used to evaluate the studies (public literature and confidential reports) underlying the MPC derivation. The selection of ecotoxicological endpoints for MPC derivation depends on the amount, reliability and the kind of data. Two methods (direct and indirect )were used to derive harmonised MPCs from ecotoxicological studies. Direct methods are the refined effect assessment method and the preliminary effect assessment method TGD. Which of the methods is applied depends on the data availability. MPCs for soil and sediment can also be derived indirectly from the MPC water with the equilibrium partitioning method (Ep-method) if experimental data are lacking. The latter method will also be used to harmonise the MPCs for the individual environmental compartments. The possible potential risk for secondary poisoning will be assessed if compounds have a log Kow 5.0 and/or have low depuration or high accumulation rates. This means that MPCs in lower compartments will be adjusted on the basis of accumulation potential of a compound in top predators.Een procedure voor het afleiden van geharmoniseerde Maximaal Toelaatbare Residuen (MTRs) wordt beschreven. Deze procedure is opgesteld omdat het in Nederland op dit moment mogelijk is dat in het kader van Integrale Normstelling (INS) een andere MTR waarde is afgeleid dan in het kader voor de toelating van bestrijdingsmiddelen en biociden voor eenzelfde stof. Een zoekprofiel voor literatuur is opgesteld. Voor de evaluatie van de studies die gebruikt worden voor afleiding van de MTRs worden betrouwbaarheidscriteria gebruikt. De genoemde evaluatie methoden zullen voor zowel de vertrouwelijke rapporten als de openbare literatuur worden toegepast. Uit de beschikbare gegevens worden ecotoxicologische eindpunten geselecteerd voor het afleiden van MTR waarden. Er worden twee methoden gebruikt voor afleiding van de MTR waarden: de statistische extrapolatie methode ("refined effect assessment") van Aldenberg en Slob (1993) en extrapolatie methode die gebruik maakt van extrapolatiefaktoren ("preliminary effect assessment") volgens de "Technical Guidance Documents" (ECB, 1996). De keuze welke methode wordt toegepast (statistisch of extrapolatiefaktoren), wordt bepaald door de hoeveelheid en de aard van de beschikbare ecotoxicologische gegevens. MTR waarden voor bodem en sediment kunnen ook afgeleid worden op indirecte wijze. Hierbij wordt dan gebruik gemaakt van de evenwichtspartitie methode (Ep methode). De Ep methode wordt ook gebruikt voor intercompartimentale afstemming. Dit is nodig omdat transport van de stof tussen de verschillende milieucompartimenten optreedt. Voor stoffen met een log Kow > 5.0, slechte uitscheiding of sterk accumulerende eigenschappen wordt er gekeken of er een potentieel risico voor doorvergiftiging is, en in voorkomende gevallen wordt daarmee rekening gehoude
Protocol ter afleiding van Maximaal Toelaatbare Residuen (MTRs)
Dit rapport is vervangen door 601501012<br>Een procedure voor het afleiden van geharmoniseerde Maximaal Toelaatbare Residuen (MTRs) wordt beschreven. Deze procedure is opgesteld omdat het in Nederland op dit moment mogelijk is dat in het kader van Integrale Normstelling (INS) een andere MTR waarde is afgeleid dan in het kader voor de toelating van bestrijdingsmiddelen en biociden voor eenzelfde stof. Een zoekprofiel voor literatuur is opgesteld. Voor de evaluatie van de studies die gebruikt worden voor afleiding van de MTRs worden betrouwbaarheidscriteria gebruikt. De genoemde evaluatie methoden zullen voor zowel de vertrouwelijke rapporten als de openbare literatuur worden toegepast. Uit de beschikbare gegevens worden ecotoxicologische eindpunten geselecteerd voor het afleiden van MTR waarden. Er worden twee methoden gebruikt voor afleiding van de MTR waarden: de statistische extrapolatie methode ("refined effect assessment") van Aldenberg en Slob (1993) en extrapolatie methode die gebruik maakt van extrapolatiefaktoren ("preliminary effect assessment") volgens de "Technical Guidance Documents" (ECB, 1996). De keuze welke methode wordt toegepast (statistisch of extrapolatiefaktoren), wordt bepaald door de hoeveelheid en de aard van de beschikbare ecotoxicologische gegevens. MTR waarden voor bodem en sediment kunnen ook afgeleid worden op indirecte wijze. Hierbij wordt dan gebruik gemaakt van de evenwichtspartitie methode (Ep methode). De Ep methode wordt ook gebruikt voor intercompartimentale afstemming. Dit is nodig omdat transport van de stof tussen de verschillende milieucompartimenten optreedt. Voor stoffen met een log Kow > 5.0, slechte uitscheiding of sterk accumulerende eigenschappen wordt er gekeken of er een potentieel risico voor doorvergiftiging is, en in voorkomende gevallen wordt daarmee rekening gehoudenA procedure is described here for deriving harmonised Maximum Permissible Concentrations (MPCs). This procedure was developed because different MPCs are operative in the frameworks "Setting of Integrated Environmental Quality Standards", and registration of plant protection products and biocides. It is also undesirable that 2 or 3 different MPCs for the same compound coexist. A search profile for literature is presented. Reliability criteria will be used to evaluate the studies (public literature and confidential reports) underlying the MPC derivation. The selection of ecotoxicological endpoints for MPC derivation depends on the amount, reliability and the kind of data. Two methods (direct and indirect )were used to derive harmonised MPCs from ecotoxicological studies. Direct methods are the refined effect assessment method and the preliminary effect assessment method TGD. Which of the methods is applied depends on the data availability. MPCs for soil and sediment can also be derived indirectly from the MPC water with the equilibrium partitioning method (Ep-method) if experimental data are lacking. The latter method will also be used to harmonise the MPCs for the individual environmental compartments. The possible potential risk for secondary poisoning will be assessed if compounds have a log Kow 5.0 and/or have low depuration or high accumulation rates. This means that MPCs in lower compartments will be adjusted on the basis of accumulation potential of a compound in top predators.DGM/DW
Afleiding van de ecotoxicologisch ernstige bodemverontreinigings concentratie, stoffen geevalueerd in 1993 en 1994
De interventiewaarde voor bodemsanering is gebaseerd op de integratie van een humaan toxicologisch ernstige verontreinigings bodem concentratie humane-EVBC en ecotoxicologisch ernstige bodemverontreinings concentratie of ecotox-EVBC. In dit rapport zijn voorstellen voor eco-EVBC's gedaan voor stoffen die in 1993 en 1994 zijn geevalueerd. De methodologie is beschreven in een serie eerder gepubliceerde rapporten.The intervention value for soil clean-up is based on the integration of a separately derived human toxicological serious soil contamination concentration or HUMAN-SCC as well as an ecotoxicological serious soil contamination concentration or ECOTOX SCC. In this report proposals are done for the ECOTOX SCC for substances evaluated in 1993 and 1994 or the second and third series of substances. The methodology used is described in a number of earlier published reports.DGM/B
Maximaal toelaatbare risiconiveaus en verwaarloosbare risiconiveaus voor zeldzame aardmetalen (ZAMs)
In this report maximum permissible concentrations (MPCs) and negligible concentrations (NCs) are derived for Rare Earth Elements (REEs), which are also known as lanthanides. The REEs selected for derivation of environmental risk limits in this report are Yttrium (Y), Lanthanum (La), Cerium (Ce), Praseodymium (Pr), Neodymium (Nd), Samarium (Sm), Gadolinium (Gd), and Dysprosium (Dy). Since REEs are natural compounds, the added risk approach is used to derive MPC values. The total amount of toxicity studies for freshwater and saltwater organisms to base the MPA upon is limited, often an assessment factor of 1000 had to be used. For fresh surface water, the derived MPCs range from 1.8 ug/L for Nd to 22.1 ug/L for Ce. For salt surface water the derived MPCs are much lower, from 0.28 ug/L for Ce to 3.8 ug/L for Dy. MPC values for fresh water sediments are also higher than those for salt water sediments. Dutch water and sediment concentrations do not exceed the MPCs of the different REEs. Occasionally, environmental concentrations of REEs exceed the NC-levels.In dit rapport worden maximaal toelaatbare risiconiveaus (MTR) en verwaarloosbare risiconiveaus (VR) afgeleid voor zeldzame aardmetalen (ZAM). De geselecteerde ZAMs zijn Yttrium (Y), Lanthanum (La), Cerium (Ce), Praseodymium (Pr), Neodymium (Nd), Samarium (Sm), Gadolinium (Gd), en Dysprosium (Dy). Omdat ZAMs van nature voorkomen, is de toegevoegd-risico benadering gebruikt om MTRs af te leiden. Het aantal beschikbare toxiciteitstudies om een MTR op te baseren is beperkt, vaak is daarom een factor 1000 gebruikt om tot een normwaarde te komen. Voor zoet oppervlaktewater ligt de MTR tussen 1,8 ug/l voor Nd en 22,1 ug/l voor Ce. Voor zout oppervlaktewater zijn de afgeleide MTRs veel lager, varierend van 0,28 ug/l voor Ce tot 3,8 ug/l voor Dy. MTRs voor zoete sedimenten liggen eveneens hoger dan voor zoute sedimenten. Nederlandse water- en sedimentconcentraties overschrijden niet de MTRs voor de verschillende ZAMs. Af en toe overschrijden de milieuconcentraties het VR
Maximaal toelaatbare risiconiveaus en verwaarloosbare risiconiveaus voor zeldzame aardmetalen (ZAMs)
In dit rapport worden maximaal toelaatbare risiconiveaus (MTR) en verwaarloosbare risiconiveaus (VR) afgeleid voor zeldzame aardmetalen (ZAM). De geselecteerde ZAMs zijn Yttrium (Y), Lanthanum (La), Cerium (Ce), Praseodymium (Pr), Neodymium (Nd), Samarium (Sm), Gadolinium (Gd), en Dysprosium (Dy). Omdat ZAMs van nature voorkomen, is de toegevoegd-risico benadering gebruikt om MTRs af te leiden. Het aantal beschikbare toxiciteitstudies om een MTR op te baseren is beperkt, vaak is daarom een factor 1000 gebruikt om tot een normwaarde te komen. Voor zoet oppervlaktewater ligt de MTR tussen 1,8 ug/l voor Nd en 22,1 ug/l voor Ce. Voor zout oppervlaktewater zijn de afgeleide MTRs veel lager, varierend van 0,28 ug/l voor Ce tot 3,8 ug/l voor Dy. MTRs voor zoete sedimenten liggen eveneens hoger dan voor zoute sedimenten. Nederlandse water- en sedimentconcentraties overschrijden niet de MTRs voor de verschillende ZAMs. Af en toe overschrijden de milieuconcentraties het VR.In this report maximum permissible concentrations (MPCs) and negligible concentrations (NCs) are derived for Rare Earth Elements (REEs), which are also known as lanthanides. The REEs selected for derivation of environmental risk limits in this report are Yttrium (Y), Lanthanum (La), Cerium (Ce), Praseodymium (Pr), Neodymium (Nd), Samarium (Sm), Gadolinium (Gd), and Dysprosium (Dy). Since REEs are natural compounds, the added risk approach is used to derive MPC values. The total amount of toxicity studies for freshwater and saltwater organisms to base the MPA upon is limited, often an assessment factor of 1000 had to be used. For fresh surface water, the derived MPCs range from 1.8 ug/L for Nd to 22.1 ug/L for Ce. For salt surface water the derived MPCs are much lower, from 0.28 ug/L for Ce to 3.8 ug/L for Dy. MPC values for fresh water sediments are also higher than those for salt water sediments. Dutch water and sediment concentrations do not exceed the MPCs of the different REEs. Occasionally, environmental concentrations of REEs exceed the NC-levels.DGM-SV
Geintegreerde Milieukwaliteitsdoelstellingen voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's)
In dit rapport zijn Maximaal Toelaatbare Risiconivo's (MTR's) voor 10 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) afgeleid. Voor het aquatisch milieu zijn MTR's afgeleid uit de beschikbare experimentele gegevens. Voor 3 PAK's zijn geen experimentele gegevens beschikbaar. Deze MTR's zijn berekend met behulp van de QSAR-methode (Van Leeuwen et al., 1992). Voor bodem en sediment zijn MTR's afgeleid met behulp van de beschikbare experimentele gegevens. Doordat experimentele gegevens erg schaars zijn, is het voor slechts 3 PAK's mogelijk MTR's af te leiden voor de bodem. Vervolgens zijn deze MTR's voor bodem afgestemd met die voor water met behulp van de evenwichtspartitie-methode. Voor de overige PAK's, 7 voor bodem en 10 voor sediment zijn MTR's afgeleid met behulp van de evenwichtspartitie-methode, waarbij de MTR's voor bodem en sediment worden berekend uit de MTR's voor het aquatische milieu. Omdat er onzekerheden zijn in de werkingsmechanismen voor PAK's is het op dit moment niet mogelijk een wetenschappelijk onderbouwde somnorm voor de 10 PAK's te berekenen.In the present report Maximum Permissible Concentrations (MPCs) are derived for 10 Polycyclic Aromatic Hydrocarbons (PAHs). For the aquatic environment MPCs are derived from the available experimental data. For 3 PAHs no experimental data are available. These MPCs are calculated using the QSAR-approach (Van Leeuwen et al., 1992). For soil and sediment the MPCs are derived from the available experimental data. This resulted in only 3 MPCs for soil. These three MPCs for soil are harmonized with the MPCs for the aquatic environment, using the equilibrium partitioning method. The remaining MPCs, 7 for soil and 10 for sediment are calculated from the MPC water also using the equilibrium partitioning method. Because of uncertainties in the mode of action of PAHs, it is at this moment not possible to derive a scientifically underpinned risk limit for the mixture of the 10 PAHs.DGM/SV
Geintegreerde Milieukwaliteitsdoelstellingen voor Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's)
In the present report Maximum Permissible Concentrations (MPCs) are derived for 10 Polycyclic Aromatic Hydrocarbons (PAHs). For the aquatic environment MPCs are derived from the available experimental data. For 3 PAHs no experimental data are available. These MPCs are calculated using the QSAR-approach (Van Leeuwen et al., 1992). For soil and sediment the MPCs are derived from the available experimental data. This resulted in only 3 MPCs for soil. These three MPCs for soil are harmonized with the MPCs for the aquatic environment, using the equilibrium partitioning method. The remaining MPCs, 7 for soil and 10 for sediment are calculated from the MPC water also using the equilibrium partitioning method. Because of uncertainties in the mode of action of PAHs, it is at this moment not possible to derive a scientifically underpinned risk limit for the mixture of the 10 PAHs.In dit rapport zijn Maximaal Toelaatbare Risiconivo's (MTR's) voor 10 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) afgeleid. Voor het aquatisch milieu zijn MTR's afgeleid uit de beschikbare experimentele gegevens. Voor 3 PAK's zijn geen experimentele gegevens beschikbaar. Deze MTR's zijn berekend met behulp van de QSAR-methode (Van Leeuwen et al., 1992). Voor bodem en sediment zijn MTR's afgeleid met behulp van de beschikbare experimentele gegevens. Doordat experimentele gegevens erg schaars zijn, is het voor slechts 3 PAK's mogelijk MTR's af te leiden voor de bodem. Vervolgens zijn deze MTR's voor bodem afgestemd met die voor water met behulp van de evenwichtspartitie-methode. Voor de overige PAK's, 7 voor bodem en 10 voor sediment zijn MTR's afgeleid met behulp van de evenwichtspartitie-methode, waarbij de MTR's voor bodem en sediment worden berekend uit de MTR's voor het aquatische milieu. Omdat er onzekerheden zijn in de werkingsmechanismen voor PAK's is het op dit moment niet mogelijk een wetenschappelijk onderbouwde somnorm voor de 10 PAK's te berekenen
Maximaal Toelaatbaar Risiconiveaus en Verwaarloosbaar Risiconiveaus voor pesticiden
Maximum Permissible Concentrations (MPCs) and Negligible Concentrations (NCs) derived for a series of pesticides are presented in this report. These MPCs and NCs are used by the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) to set Environmental Quality Objectives. For some of the pesticides, earlier MPCs and NCs were derived to set Environmental Quality Objectives for water, sediment and soil (MILBOWA), and for atrazine, azinfos methyl, diazinon, malathion, parathion ethyl and TBTO. The MPCs and NCs for these pesticides which are presented here have been proposed for use in adjusting the earlier Environmental Quality Objectives. Firstly, MPCs and NCs are derived for the distinct environmental compartments on the basis of ecotoxicological data and by applying extrapolation methods. Secondly, the MPCs and NCs are harmonised for the water, sediment and soil compartments using the equilibrium partition method. Since no suitable data are available for benthic organisms, MPCs and NCs for sediment are derived from data for water and the sediment/water partition coefficients. MPCs that are derived using the equilibrium partition method are considered less reliable than those derived on the basis of ecotoxicological data for the respective compartments. The number of data for soil organisams are also scarce. For 31 pesticides there are no data available on soil organisms. More ecotoxicological data are available on water organisms. However, the number of chronic data for water organisms are also scarce. It should be noted that ecotoxicological data are available for most pesticides concerning sensitive species. The lack of data can be concluded to seriously hamper derivation of MPCs and NCs for pesticides. The reliability of the MPCs is in the order of MPC based on statistical extrapolation > MPC based on the modified EPA method. It should be noted that for each compartment and each pesticide the reliability of the underlying data should also be evaluated. The comparison between the MPCs and NCs, and concentrations of the pesticides in the environment, shows these environmental concentrations to frequently and in many locations exceed the MPCs and NCs.In het rapport worden Maximaal Toelaatbare Risiconiveaus (MTR's) en Verwaarloosbare Risiconiveaus (VR's) voor een aantal pesticiden afgeleid, die door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu gebruikt kunnen worden voor het vaststellen van milieukwaliteitsdoelstellingen. Voor een aantal van de in het rapport opgenomen pesticiden zijn al eerder MTR's en VR's voorgesteld ten behoeve van de MILBOWA-notitie. Dit betreft de bestrijdingsmiddelen atrazine, azinfos-methyl, diazinon, malathion, parathion-ethyl en TBTO. Voor deze pesticiden geldt dat de voorstellen gedaan in het bijgevoegde rapport gebruikt kunnen worden om de bestaande milieukwaliteitsdoelstellingen te herzien. MTR's en VR's zijn eerst voor de afzonderlijke milieucompartimenten afgeleid op basis van ecotoxicologische gegevens door toepassing van extrapolatiemethoden. Vervolgens zijn deze MTR's en VR's voor de verschillende compartimenten water, sediment en bodem geharmoniseerd met behulp van de zogenaamde evenwichtspartitiemethode. Voor sedimentorganismen zijn geen geschikte gegevens beschikbaar, zodat alle MTR's en VR's voor sediment afgeleid zijn met de evenwichtspartitiemethode uit de MTR's en VR's voor water, gebruikmakend van partitiecoefficienten tussen water en sediment. MTR's afgeleid met de evenwichtspartitiemethode worden als minder betrouwbaar beschouwd dan MTR's afgeleid op een directe manier op basis van ecotoxicologische gegevens voor het betreffende compartiment. Ook voor het compartiment bodem ontbreken veelal gegevens. Zo zijn voor 31 bestrijdingsmiddelen geen ecotoxicologische data voor bodemorganismen beschikbaar. Voor waterorganismen is de situatie beter, al zijn chronische gegevens schaars. Geconcludeerd kan worden dat het gebrek aan ecotoxicologische gegevens een groot knelpunt vormt bij het afleiden van MTR's en VR's voor pesticiden. Voor wat de betrouwbaarheid van het MTR betreft kan de volgende algemene lijn worden aangehouden: MTR gebaseerd op statistische extrapolatie en experimentele gegevens > MTR gebaseerd op de gemodificeerde EPA-methode. Hierbij moet worden opgemerkt dat per stof en per compartiment ook rekening moet worden gehouden met de betrouwbaarheid van de onderliggende gegevens. Uit een vergelijking van de MTR's en VR's met metingen van bestrijdingsmiddelen in het milieu blijkt dat deze concentraties van bestrijdingsmiddelen frequent en op vele plaatsen deze risiconiveaus overschrijden