7 research outputs found

    NAR 54

    No full text
    In deze publicatie worden de resultaten van de onder ‘Oogst voor Malta-onderzoek’ ressorterende mini-competitie ‘Synthetiserend Archeologisch Onderzoek Gebruiksvoorwerpen van Hout’ gepresenteerd. Sinds de invoering van Malta zijn meer dan vijftienhonderd houten gebruiksvoorwerpen uit alle perioden vanaf het mesolithicum tot 1300 n.Chr. opgegraven. Daarbij springt de diversiteit aan houten gebruiksvoorwerpen meteen in het oog. Het spectrum omvat in het mesolithicum en het neolithicum peddels, fuiken, speren, spiesen, bogen en bijlstelen. In de metaaltijden komen daar voorwerpen bij die op het erf en in huis zijn gebruikt, zoals schalen en kommetjes voor de voedselbereiding en klimgereedschap voor de bouw van een waterput. Uit de ijzertijd getuigen ploegscharen van grondbewerking en akkerbouw. In de Romeinse tijd is de invloed van de Romeinen goed zichtbaar in het spectrum aan houten gebruiksvoorwerpen. Blijkbaar wist men de Romeinse stijl ook op het platteland te waarderen, getuige de vondsten van houten gebruiksvoorwerpen van Romeinse makelij in agrarische nederzettingen. Het spectrum aan houten gebruiksvoorwerpen uit de vroege middeleeuwen reflecteert de intensivering van bovenregionale contacten met handel in hout en/of houten gebruiksvoorwerpen. Opvallend is het gebruik van taxushout dat in de vroege middeleeuwen in ons land een duidelijke piek kent. Met de opkomst van de steden neemt de variatie in houten gebruiksvoorwerpen toe. Ook komen er nieuwe houten gebruiksvoorwerpen bij, zoals houten speelgoed en trippen. Kenmerkend is het hergebruik van houten gebruiksvoorwerpen in waterputten. Lege wijntonnen dienden al in de Romeinse tijd als beschoeiing van waterputten, en afgedankte spaakwielen werden als fundering van plaggenputten gebruikt. Met uitzondering van het mesolithicum en het neolithicum zijn de meeste houten objecten gevonden in waterputten. Hierin zijn de houten voorwerpen ooit per ongeluk of ook bewust terecht gekomen en hebben dankzij de ligging binnen het bereik van het permanente grondwater de tand des tijds overleefd. Het is maar een klein deel van wat er daadwerkelijk ooit aan houtgerei in huis en op het erf heeft rondgezworven, voordat het in voor hout conserverende omstandigheden is beland. De studie aan houten gebruiksvoorwerpen laat een glimp zien van hoe belangrijk hout tot aan 1300 n.Chr. en daarna is geweest. Het geeft inzicht in velerlei facetten van het jagers-verzamelaars- en boerenbestaan tot aan de opkomst van de steden. In feite kwam pas aan het begin van de twintigste eeuw verandering in de waardering van hout als grondstof voor gebruiksvoorwerpen, toen emaille het keukengerei van hout en aardewerk verdrong, machines de handmatige inzet van gereedschap vervingen en de kleinschaligheid van huisnijverheid plaats maakte voor inkoop van centraal geproduceerde producten

    Databestanden van houtskool uit archeologische context uit de Steentijd in Nederland

    No full text
    KDP: eindrapportage project: “Ontsluiting databestanden van houtskool uit archeologische context in Nederland” In Nederland wordt onderzoek naar hout en houtskool uit archeologische context uitgevoerd door verschillende instanties. De onderzoeksresultaten hiervan zijn sterk versnipperd en slechts beperkt ontsloten. Vanwege de beperkte toegankelijkheid is er behoefte aan een nationaal databestand dat alle onderzochte vondstcomplexen van Nederland ontsluit. Met behulp van subsidie van DANS (Data Archiving and Networked Services), een instituut van KNAW (Koninklijke, Nederlandse Academie van Wetenschappen) en NWO (Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek), is met het invoeren van houtskool uit mesolithische en neolithische contexten een begin gemaakt met de opbouw van een nationale database. Voor houtskool van deze tijdsperioden is gekozen, omdat er een overzicht was van de hoeveelheid in te voeren gegevens Ă©n er voor houtskool al een internationaal invoerprogramma zou zijn, genaamd WODAN. De doelstelling van het opbouwen van het databestand is drieledig: 1. ontsluiting van een overzichtelijke hoeveelheid beschikbare databestanden teneinde ervaring op te doen om in de toekomst te komen tot 2. gestandaardiseerde en duurzame documentatie van databestanden van houtskool (en hout) uit archeologische context, met daarop aansluitend 3. faciliteren van (synthetiserend) wetenschappelijk onderzoek en onderzoek met betrekking tot de archeologische monumentenzorg. Om vergelijkbare redenen is eerder RADAR ontwikkeld, het nationale databestand van archeobotanische macroresten, en is recentelijk gestart met het opbouwen van het dendrochronologisch databestand Digital Collaboratory for Cultural Dendrochronology in The Low Countries (NWO-project)

    A sustainable frontier? The establishment of the Roman frontier in the Rhine delta. Part C. Provisioning with vegetable food products

    No full text
    NWO-programma Oogst van Malta - Onderzoeksproject: A sustainable frontier? The establishment of the Roman frontier in the Rhine delt

    Archeologische Begeleiding protocol Opgraven.

    No full text
    Gedurende het onderzoek zijn sporen van (perceels)greppels aangetroffen daterend van vóór de bakstenen gebouwen langs de Lange Bellingstraat. Op basis van het aangetroffen vondstmateriaal en de bekende gegevens dateren de bakstenen gebouwen langs de Lange Bellingstraat uit de 14e eeuw. Het plangebied is gesitueerd in de tuinen of achtererven van deze huizen. Het huidige onderzoek en onderzoek uit 1991 tonen aan dat aan deze zijde van de stad verschillende ambachtelijke activiteiten werden uitgevoerd. Het huidige onderzoek duidt op de aanwezigheid van een leerlooierij en mogelijk ook een textielbewerker. Onderzoek uit 1991 wees op de mogelijke aanwezigheid van een schoenbewerker. Rond het begin van de 15e eeuw wordt de tuin van het Refugium van Baudeloo opgericht. Hierdoor worden delen van de tuinen of achtererven van de 14e eeuwse gebouwen ingenomen. Deze tuin wordt minstens éénmaal heringericht in de 2e helft van de 18e eeuw. Het is niet duidelijk wanneer de tuin en het Refugium worden opgeheven, maar topografische kaarten tonen aan dat het terrein in het midden van de 20ste eeuw wordt bebouwd. Deze bebouwing wordt aan het einde van de 20ste eeuw, begin van de 21ste eeuw afgebroken om plaats te maken voor de aanleg van een weg en parkeerterrein. Binnen het plangebied zijn geen sporen in situ bewaard. Aan de westzijde van het plangebied is de bodem tot diep in de C-horizont verstoord bij de bouw van het nieuwe stadhuis. Aan de zuidzijde reiken de verstoringen mogelijk tot daar waar de 20ste eeuwse bebouwing stond. Aan de noord- en oostzijde kunnen meerdere archeologische sporen en of vondsten worden aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met het Refugium van Baudelo of mogelijk oudere fasen wanneer daar geen diepreikende recente verstoringen hebben plaats gevonde

    AS Rapport 2

    No full text
    Lithologisch en palynologisch onderzoek en ouderdomsbepaling aan de restgeulafzettingen van de Dubbel aan de Overkampweg-Politiebureau, Dordrech

    Almere De Green Booronderzoek Een nulmeting zetting

    No full text
    ADC ArcheoProjectenheeft in april 2010 een nulmeting uitgevoerd ten behoeve van een langlopend monitoringsproject op de steentijdvindplaats “De Green”. Het doel van dit onderzoek is het verrichten van een nulmeting voor het meerjarig monitoren van de effecten van zetting en compactie als een gevolg van de ophoging van het proefveld. Hiervoor zijn drie Begemann boringen gezet binnen het proefveld tot in de top van het pleistocene oppervlak. Er is onderzoek gedaan naar zowel de conserveringstoestand van botanische resten (door middel van pollen- en macroresten onderzoek) als de fysieke toestand van de top van het dekzand, door middel van micromorfologisch onderzoek. Er is pollenonderzoek uitgevoerd op een transect lopend van basis vondstlaag naar de veenlaag binnen de drie boringen. Het gemiddelde percentage aangetast pollen is met 80% hoog. De monsters uit de basis van de vondstlaag zijn het sterkst aangetast, terwijl de conservering van de monsters uit de veenlaag relatief het best is. De algemene conserveringstoestand van de amper aanwezige macroresten is matig. Tussen de verschillende boringen is amper verschil in conservering. Op een schaal van 1 tot 5 scoren de aanwezige resten in conserveringsklasse 1 en 2. Binnen deze klassen is soortdeterminatie niet of nauwelijks meer mogelijk, vanwege de sterke aantasting en fragmentatie van het materiaal. De mate van conservering zoals vastgesteld met deze nulmeting is dusdanig, dat een eventuele verdere verslechtering niet of nauwelijks vast te stellen is. Met het micromorfologisch onderzoek is vastgesteld dat er verschillen zijn in de pakking van het zand tussen de bemonsterde locaties. De hoeveelheid zandkorrels per centimeter neemt toe naarmate je dieper in het bemonsterde profiel komt. Het maximale aantal zandkorrels wordt bereikt tussen de 15-30 cm vanaf de top van het bemonsterde profiel, waarna het aantal stabiliseert. De in de profielen aanwezige sporenkapsels zijn goed geconserveerd. Bij ophoging van het plangebied zal er waarschijnlijk een verdichting van de pakking optreden, het maximale aantal zandkorrels zal eerder bereikt worden en/of hoger zijn, tevens zal de conservering van de sporenkapsels verslechteren
    corecore