11 research outputs found
Graadmeters voor de natuur
Twee jaar geleden publiceerden wij in Landschap een voorstel voor vier graadmeters voor het landelijke natuurbeleid (Ten Brink et al, 2001): de Natuurwaarde, de EHS- doelrealisatie graadmeter, de Soortgroep Trend Index en de Rode Lijst Indicator. Daarop zijn reacties gekomen van Wamelink (2002), Musters et al (2002), Vermaat et al (2003) en - meer zijdelings - Barendregt en Dagevos (2003). We gaan hier in op enkele hoofdpunten van de kritiek
Graadmeters voor de natuur
Twee jaar geleden publiceerden wij in Landschap een voorstel voor vier graadmeters voor het landelijke natuurbeleid (Ten Brink et al, 2001): de Natuurwaarde, de EHS- doelrealisatie graadmeter, de Soortgroep Trend Index en de Rode Lijst Indicator. Daarop zijn reacties gekomen van Wamelink (2002), Musters et al (2002), Vermaat et al (2003) en - meer zijdelings - Barendregt en Dagevos (2003). We gaan hier in op enkele hoofdpunten van de kritiek
Halting biodiversity loss in the Netherlands : evaluation of progress
De studie presenteert de verliezen van biodiversiteit in heden, verleden en toekomst. Ze zijn gekwantificeerd en in geld omgerekend door een internationale onderzoeksteam. De studie werd uitgevoerd in opdracht van de dienst Environment van de EU en het team stond onder leiding van dr. Leon Braat van Alterra. Uit de studie blijkt dat de doelstellingen van een significante afname van het jaarlijkse verlies (de Biodiversiteitdoelstelling 2010 van de Convention of Biological Diversity) en het stoppen van de achteruitgang (de EU 2010-doelstelling) zonder extra beleid niet worden gehaald – zelfs niet in 2050. Een rapport van Milieu- en Natuurplanburea
Technisch ontwerp Natuurwaarde 1.0 en toepassing in Natuurverkenning 2
Dit rapport bevat het technisch ontwerp van de graadmeter Natuurwaarde en de realisatie ervan in het signaleringsdeel van de Tweede Nationale Natuurverkenning. Het is een nadere uitwerking van het globaal ontwerp dat beschreven is in het rapport Natuurgraadmeters voor de behoudoptiek van het RIVM, CBS en Alterra (Ten Brink et al., 2000). De directie van het RIVM en het Natuurplanbureau gaven de opdracht voor dit rapport. Dit rapport is tevens een achtergronddocument voor de Tweede Nationale Natuurverkenning. Het doel van dit rapport is een onderbouwing te geven van de vele keuzes die aan dit technisch ontwerp ten grondslag liggen en deze expliciet vast te leggen zodat de Natuurwaarde reproduceerbaar en verbeterbaar is. Het gaat om een eerste versie, de Natuurwaarde 1.0. Dit rapport is uitgevoerd met behulp van de inbreng van diverse PGO's, instituten en onderzoeksbureaus waaronder: Alterra, CBS, RIZA, RIKZ, FLORON, SOVON, Vlinderstichting, VZZ, RAVON, Nationaal Herbarium Nederland, Wageningen-UR, RIVO, OVB en STOWA. Dit rapport:Deelt Nederland in in 27 gebieden, zogenaamde natuurtypen per fysisch-geografische regio (NT/FGR), waarvoor begrenzing, referentie en abiotiek zijn gespecificeerd. Selecteert voor de 27 NT/FGR's in totaal 980 kenmerkende soorten aan de hand van 9 overwegingen, voor het bepalen van de natuurkwaliteit. Bepaalt voor de 27 NT/FGR's de ligging, het areaal, de natuurkwaliteit en de Natuurwaarde. Idem voor het gehele agrarische en natuurlijke gebied. Geeft de berekeningsmethodiek hiervoor weer;doet aanbevelingen voor op te nemen soorten, monitoring, modellering en referentie-onderzoek. De huidige kwaliteit voor natuurlijke gebieden bedraagt momenteel 44%, de natuurkwantiteit bedraagt 40% en de Natuurwaarde bedraagt 18%. De natuurkwaliteit voor agrarische gebieden bedraagt momenteel 36%, de natuurkwantiteit bedraagt 48 %, waardoor de Natuurwaarde op17% uitkomt. In 1950 bedroeg deze naar schatting 51%. De kwaliteit van het natuurtype open duin is het hoogst (55%), die van vennen het laagst (31%). De Natuurwaarde versie 1.0 moet gezien worden als een eerste schatting van de voorraad biodiversiteit of ecologisch kapitaal in Nederland. Hoewel de Natuurwaarde 1.0 naar verwachting een van de best onderbouwde nationale biodiversiteitschattingen ter wereld is, is op verschillende onderdelen verbetering gewenst. Evenzeer is een verbeterde aansluiting gewenst op het beleid zoals de indeling in gebieden en de vertaling van enkele beleidsdoelen in Natuurwaarde-termen. Dit is een proces van enige jaren. De Natuurwaarde zal stapsgewijs verder worden uitgebreid en verbeterd, in samenhang met de ontwikkeling van meetnetten, modellen, referenties en beleidsdoelen. Ook dient de huidige koppeling met het Biodiversiteitsverdrag te worden behouden. Met name bossen en de regionale en rijkswatersystemen vragen de nodige aandacht voor de keuze van kwaliteitsvariabelen en het specificeren van de referentiewaarden. Deze uitbreidingen zullen als nieuwe versies worden vastgesteld in geactualiseerde rapporten. De uitwerking van de andere natuurgraadmeters van het Milieu- en Natuurplanbureau (Soortgroep Trend Index, EHS-Doelrealisatie Graadmeter en de Rode Lijst Indicator) zullen op termijn de beoordeling van de natuur volgens verschillende invalshoeken mogelijk make
Technisch ontwerp Natuurwaarde 1.0 en toepassing in Natuurverkenning 2
Dit rapport bevat het technisch ontwerp van de graadmeter Natuurwaarde en de realisatie ervan in het signaleringsdeel van de Tweede Nationale Natuurverkenning. Het is een nadere uitwerking van het globaal ontwerp dat beschreven is in het rapport Natuurgraadmeters voor de behoudoptiek van het RIVM, CBS en Alterra (Ten Brink et al., 2000). De directie van het RIVM en het Natuurplanbureau gaven de opdracht voor dit rapport. Dit rapport is tevens een achtergronddocument voor de Tweede Nationale Natuurverkenning. Het doel van dit rapport is een onderbouwing te geven van de vele keuzes die aan dit technisch ontwerp ten grondslag liggen en deze expliciet vast te leggen zodat de Natuurwaarde reproduceerbaar en verbeterbaar is. Het gaat om een eerste versie, de Natuurwaarde 1.0. Dit rapport is uitgevoerd met behulp van de inbreng van diverse PGO's, instituten en onderzoeksbureaus waaronder: Alterra, CBS, RIZA, RIKZ, FLORON, SOVON, Vlinderstichting, VZZ, RAVON, Nationaal Herbarium Nederland, Wageningen-UR, RIVO, OVB en STOWA. Dit rapport:Deelt Nederland in in 27 gebieden, zogenaamde natuurtypen per fysisch-geografische regio (NT/FGR), waarvoor begrenzing, referentie en abiotiek zijn gespecificeerd. Selecteert voor de 27 NT/FGR's in totaal 980 kenmerkende soorten aan de hand van 9 overwegingen, voor het bepalen van de natuurkwaliteit. Bepaalt voor de 27 NT/FGR's de ligging, het areaal, de natuurkwaliteit en de Natuurwaarde. Idem voor het gehele agrarische en natuurlijke gebied. Geeft de berekeningsmethodiek hiervoor weer;doet aanbevelingen voor op te nemen soorten, monitoring, modellering en referentie-onderzoek. De huidige kwaliteit voor natuurlijke gebieden bedraagt momenteel 44%, de natuurkwantiteit bedraagt 40% en de Natuurwaarde bedraagt 18%. De natuurkwaliteit voor agrarische gebieden bedraagt momenteel 36%, de natuurkwantiteit bedraagt 48 %, waardoor de Natuurwaarde op17% uitkomt. In 1950 bedroeg deze naar schatting 51%. De kwaliteit van het natuurtype open duin is het hoogst (55%), die van vennen het laagst (31%). De Natuurwaarde versie 1.0 moet gezien worden als een eerste schatting van de voorraad biodiversiteit of ecologisch kapitaal in Nederland. Hoewel de Natuurwaarde 1.0 naar verwachting een van de best onderbouwde nationale biodiversiteitschattingen ter wereld is, is op verschillende onderdelen verbetering gewenst. Evenzeer is een verbeterde aansluiting gewenst op het beleid zoals de indeling in gebieden en de vertaling van enkele beleidsdoelen in Natuurwaarde-termen. Dit is een proces van enige jaren. De Natuurwaarde zal stapsgewijs verder worden uitgebreid en verbeterd, in samenhang met de ontwikkeling van meetnetten, modellen, referenties en beleidsdoelen. Ook dient de huidige koppeling met het Biodiversiteitsverdrag te worden behouden. Met name bossen en de regionale en rijkswatersystemen vragen de nodige aandacht voor de keuze van kwaliteitsvariabelen en het specificeren van de referentiewaarden. Deze uitbreidingen zullen als nieuwe versies worden vastgesteld in geactualiseerde rapporten. De uitwerking van de andere natuurgraadmeters van het Milieu- en Natuurplanbureau (Soortgroep Trend Index, EHS-Doelrealisatie Graadmeter en de Rode Lijst Indicator) zullen op termijn de beoordeling van de natuur volgens verschillende invalshoeken mogelijk make
Natuurgraadmeters voor de behoudoptiek
In het rapport zijn vier complementaire graadmeters uitgewerkt waarmee het nationale beleid gericht op natuurbehoud kan worden ondersteund in producten van het Natuur- en Milieuplanbureau: De Natuurwaarde geeft een beeld van hoe de natuur er als geheel voorstaat in natuurlijk, agrarisch en stedelijk gebied, het "ecologisch kapitaal". De Soortgroep Trend Index en de Rode Lijst Indicator geven aanvullende informatie op het niveau van soorten. Zij geven een beeld van respectievelijk de trend van soortgroepen sinds 1950 en van de mate waarin soorten in Nederland dreigen uit te sterven. De EHS-doelrealisatie graadmeter geeft een beeld van de realisatie van de doelen voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze graadmeters zijn relevant voor zowel de signalerings-, evaluatie- als verkenningsfunctie van het Natuur- en Milieuplanbureau. De graadmeters zijn bepaald op grond van de natuur- en milieubeleidwensen. Daarnaast is met operationele eisen rekening gehouden. Voor de rijks- en regionale watersystemen zullen bovengenoemde graadmeters nader vorm worden gegeven met het RIZA en het RIKZ, in aansluiting op de Europese Kaderrichtlijn Water
Cross-roads of planet earth's life : exploring means to meet the 2010 biodiversity target : solution-oriented scenarios for Global Biodiversity Outlook 2
A scenario study from 2000 to 2050 has been performed (by Natuur en Milieuplanbureau, UNEP and WCMC) to explore the effects of future economic, demographic and technical developments on environmental pressures and global biodiversity. Policy options that affect global biodiversity were analysed on their contribution to the 2010 biodiversity targets agreed upon under the Convention on Biological Diversity (CBD). The mean species abundance of natural occurring species was used as indicator for biodiversity. To analyse the economic and environmental consequences of changes in global drivers and policies, we developed a global economic-biophysical framework by combining the extended GTAP model (Van Meijl et al., 2005) with the IMAGE model (Alcamo et al., 1998; IMAGE Team, 2001)
Cross-roads of planet earth's life : exploring means to meet the 2010 biodiversity target : solution-oriented scenarios for Global Biodiversity Outlook 2
A scenario study from 2000 to 2050 has been performed (by Natuur en Milieuplanbureau, UNEP and WCMC) to explore the effects of future economic, demographic and technical developments on environmental pressures and global biodiversity. Policy options that affect global biodiversity were analysed on their contribution to the 2010 biodiversity targets agreed upon under the Convention on Biological Diversity (CBD). The mean species abundance of natural occurring species was used as indicator for biodiversity. To analyse the economic and environmental consequences of changes in global drivers and policies, we developed a global economic-biophysical framework by combining the extended GTAP model (Van Meijl et al., 2005) with the IMAGE model (Alcamo et al., 1998; IMAGE Team, 2001)