41 research outputs found
A classification of social media methods of environmental scanning for entrepreneurial opportunity development
A limited amount of scholarly literature has focused on environmental scanning and the use of social
media by nascent entrepreneurs. This paper aims to address these deficiencies in literature. A
theoretical framework is presented that describes the level of scanning towards entrepreneurial
opportunity development and includes fifteen social media based methods for scanning the
environment with the objective of entrepreneurial opportunity development. This methods are
reviewed on their data collection, interpretation and learning. Several implications for both practice
and future research derive from this framework and are discussed
Hightech agrosystems: made in Holland in het kwadraat
Vier redenen om als ondernemer niet stil te blijven zitten 1. Groeiende wereldbevolking, dreigend voedseltekort. De wereldbevolking groeit snel, van 7 miljard eind 2011 tot 9,2 miljard in 2050. En ook de welvaart neemt toe: het aantal mensen dat tot de ‘middenklasse’ behoort, zal in 2030 drie miljard hoger zijn dan vandaag. Die ontwikkeling vraagt niet alleen om meer voedsel - terwijl er nu al tekorten zijn aan agrarische grondstoffen - maar ook om meer gevarieerd voedsel van goede kwaliteit. 2. Verhogen productiviteit, reduceren verspilling. Voor het opvoeren van de productiviteit van de wereldwijde land- en tuinbouw moeten de investeringen in agrotechnische equipment met naar schatting 6,7% per jaar omhoog, tot 173 miljard dollar in 2016. Het verminderen en voorkomen van verspilling is een andere grote uitdaging. McKinsey becijfert die wereldwijd op zo’n 180 miljard dollar, bij ongewijzigd beleid oplopend tot 300 miljard dollar over enkele jaren. 3. Leidend in land- tuinbouw. Nederland heeft een uitstekende agrotechnische industrie, getuige het feit dat onze land- en tuinbouw sinds jaar en dag nummer 1 in de wereld is en de productie-efficiency vijf maal hoger ligt dan het Europees gemiddelde. Dat verklaart waarom Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen behoren tot de (negen) topsectoren van de Nederlandse economie. Maar de wereldwijde concurrentie zit niet stil: om de voorsprong te behouden is er werk aan de winkel. Daar komt bij dat de Nederlandse boeren en tuinders al jaren geplaagd worden door lage marges, waardoor ze alleen willen en kunnen investeren in innovaties die hun kosten evident verlagen en/of hun toegevoegde waarde verhogen. Internationaal is er met name behoefte aan technologie die schaalvergroting faciliteert. 4. Leidend in volatiele high tech. Nederland beschikt ook over een uitmuntende sector High Tech Systemen & Materialen (HTSM), die daarom ook het predicaat topsector heeft gekregen. Neem ASML, met wereldwijd een ijzersterke positie in halfgeleiders – een markt die cruciaal is, want waar zit tegenwoordig geen chip meer in? Maar de HTSM-bedrijven hebben te maken met volatiele markten. In de halfgeleidersecor, bijvoorbeeld, is sprake van hoge pieken en diepe dalen. En de solarsector gaat momenteel gebukt onder een wereldwijde overcapaciteit. Een minder cyclische markt, als de agro & food en tuinbouw & uitgangsmaterialen, zou de stabiliteit van deze topsector sterk ten goede komen. Kortom, majeure en mondiale vraagstukken schreeuwen om goede oplossingen – en bieden onze sterke HTSM-sector geweldige kansen om te differentiëren door nieuwe afzetmarkten te betreden. Lopende ontwikkelingen Een aantal ontwikkelingen die deze vraagstukken kunnen helpen oplossen en waarop de agrotechnische industrie en kennisinstellingen reeds inspelen, zijn: ¿¿ Schaalvergroting: in Nederland, maar meer nog in opkomende landen als China en Rusland, neemt de schaal van het boeren- en tuindersbedrijf ras toe. Verschillende Nederlandse agrotechnische bedrijven spelen hier op in met een aanbod van technologie waarmee grote aantallen dieren en grote oppervlaktes akkerland of kassenteelt verzorgd en bewerkt kunnen worden met weinig mankracht en met een verbetering van de productkwaliteit. ¿¿ Precision farming: in de keten is ruimte voor efficiencyverbetering. Nieuwe (online) informatiesystemen vertellen de boer exact waar hij (niet) moet beregenen, bemesten of oogsten. Daarnaast zijn er systemen die dieren op het juiste moment de juiste (hoeveelheid en kwaliteit) voer aanbieden – waardoor de opbrengst fors wordt verhoogd en op schaarse grondstoffen wordt bespaard. ¿¿ Verspillingsreductie: er wordt gewerkt aan chips die de eindconsument – als grootste verspiller – veel meer zeggen over de status van producten dan enkel de houdbaarheidsdatum. Ook wordt er gedokterd opslagsystemen voor agrarische producten waardoor deze langer hun kwaliteit behouden. ¿¿ Gentechnologie: de planten- en dierenvariaties die het best aansluiten op de consumentenwens worden geselecteerd voor reproductie van de volgende generatie. Inzicht in de genetische eigen-schappen bespaart jaren wachten tot de volgende generatie volwassen is geworden en zijn kwaliteiten kan tonen. Gentechnologie ondersteunt en versnelt dit. ¿¿ Communicatiestandaardisatie: de technologie om communicatie in de foodketen, van boer tot retail, te optimaliseren is steeds breder beschikbaar. Wat nogal eens ontbreekt, is de 4 bereidheid onder de ketenspelers om zich te conformeren aan de communicatiestandaard die in de keten geldt, maar ook hier worden vorderingen gemaakt. ¿¿ Duurzaamheid: in de land- en (vooral) de tuinbouw wordt veel energie verbruikt. De eerste energie-neutrale stallen en kassen zijn inmiddels op de markt. Steeds meer consumenten zijn bereid wat meer te betalen voor een ei of stukje vlees dat ‘diervriendelijk’ is geproduceerd. De agrotechnische industrie weet die vraag steeds beter te beantwoorden. ¿¿ Co-creatie: consumenten willen tegenwoordig niet alleen weten hoe voedsel geproduceerd wordt; we willen ook meedenken over hoe dat kan of moet. Het internet biedt daarvoor het platform. ¿¿ Wet- en regelgeving: de land- en tuinbouw is in Nederland – en Europa – sterker gereguleerd door overheden dan elders in de wereld. Dat dwingt onze agrotechnische industrie als eerste met innovaties te komen, wanneer dit ook in de betreffende landen gaat spelen. Versnelling vergt ook samenwerking tussen sectoren Deze ontwikkelingen leiden niet vanzelf tot gewenste en tijdige oplossingen om kwantitatief en kwalitatief te voorzien in de voedingsbehoefte van de groeiende wereldbevolking. Een versnelling van het innovatievermogen van de agrotechnische industrie is noodzakelijk. Het antwoord daarop is samenwerking tussen uiteenlopende wetenschappelijke en vakinhoudelijke disciplines. Veel agrotechnische oplossingen zouden vandaag niet bestaan zonder bijvoorbeeld de combinatie van mechanische en elektronische (lees: mechatronische) innovaties. Het besef dat je wetenschappers en onderzoekers van verschillende disciplines bijeen moet brengen voor ‘doorbraak’-innovaties, heeft de laatste jaren gelukkig breed postgevat. Echter samenwerking tussen economische sectoren – dus over de grenzen van de eigen sector heen – staat echter nog in de kinderschoenen. En ook die is broodnodig. In het topsectoren-beleid zijn miljoenen gereserveerd om wetenschappers, onder-zoekers en ondernemers binnen die sectoren tot samenwerken te stimuleren. Maar samenwerking tussen de topsectoren is helaas nog geen uitgesproken onderdeel van dat beleid. Voor duurzame verhoging van volume en kwaliteit van de voedselproductie is de samenwerking tussen drie topsectoren buitengewoon relevant: tussen Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen enerzijds en High Tech Systemen & Materialen anderzijds. Binnen HTSM is de knowhow aanwezig of liggen de innovaties zelfs al op de plank om de land- en tuinbouw en de agrotechnische industrie verder te helpen. Om ziektegedrag van kippen nog sneller waar te nemen; om dieren nog meer ruimte te geven terwijl de efficiëntie en effectiviteit omhoog gaat; om in de groenteteelt nog adequater op retailacties te kunnen reageren en zo verspilling te voorkomen en opbrengsten te verhogen; om in de kassen de benodigde hoeveelheden fossiele brandstoffen en water met 90 procent te reduceren – en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Andersom biedt de agrotechnische industrie de HTSM-sector kennis en knowhow van de land- en tuinbouw – en daarmee de mogelijkheid om nieuwe, snelgroeiende afzetmarkten te betreden. Vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid én gezond ondernemerschap
Genomic analysis of microRNA time-course expression in liver of mice treated with genotoxic carcinogen N-ethyl-N-nitrosourea
<p>Abstract</p> <p>Background</p> <p>Dysregulated expression of microRNAs (miRNAs) has been previously observed in human cancer tissues and shown promise in defining tumor status. However, there is little information as to if or when expression changes of miRNAs occur in normal tissues after carcinogen exposure.</p> <p>Results</p> <p>To explore the possible time-course changes of miRNA expression induced by a carcinogen, we treated mice with one dose of 120 mg/kg <it>N</it>-ethyl-<it>N</it>-nitrosourea (ENU), a model genotoxic carcinogen, and vehicle control. The miRNA expression profiles were assessed in the mouse livers in a time-course design. miRNAs were isolated from the livers at days 1, 3, 7, 15, 30 and 120 after the treatment and their expression was determined using a miRNA PCR Array. Principal component analysis of the miRNA expression profiles showed that miRNA expression at post-treatment days (PTDs) 7 and 15 were different from those at the other time points and the control. The number of differentially expressed miRNAs (DEMs) changed over time (3, 5, 14, 32, 5 and 5 at PTDs 1, 3, 7, 15, 30 and 120, respectively). The magnitude of the expression change varied with time with the highest changes at PTDs 7 or 15 for most of the DEMs. In silico functional analysis of the DEMs at PTDs 7 and 15 indicated that the major functions of these ENU-induced DEMs were associated with DNA damage, DNA repair, apoptosis and other processes related to carcinogenesis.</p> <p>Conclusion</p> <p>Our results showed that many miRNAs changed their expression to respond the exposure of the genotoxic carcinogen ENU and the number and magnitude of the changes were highest at PTDs 7 to 15. Thus, one to two weeks after the exposure is the best time for miRNA expression sampling.</p