10 research outputs found

    Measuring vinylchloride in soil air and indoor air

    No full text
    Bodems kunnen verontreinigd zijn met oplosmiddelen die gebruikt worden in chemische wasserijen: 'per' (tetrachlooretheen) en 'tri' (trichlooretheen). Hierbij kan vinylchloride (monochlooretheen) als afbraakproduct vrijkomen, een stof die al bij lage concentraties schadelijk is voor de gezondheid. Van vinylchloride is bekend dat het leverschade kan veroorzaken en kankerverwekkend is. De stof is verder zeer vluchtig, waardoor deze kan uitdampen naar de binnenlucht van gebouwen op de verontreinigde locatie. Het is daarom belangrijk om over betrouwbare meetmethoden voor bodem- en binnenlucht te beschikken, waarmee ook relatief lage concentraties van vinylchloride kunnen worden aangetoond. Vinylchloride blijkt zelden in binnenlucht te worden aangetoond, ook niet als dat volgens modelberekeningen te verwachten is. Het RIVM heeft in een verkennende studie onderzocht of dit ligt aan de meetmethoden of aan de modelberekeningen. Er zijn sterke aanwijzingen dat vinylchloride wordt afgebroken en om die reden niet in de binnenlucht is terug te vinden. Daarom wordt aanbevolen deze stofeigenschap in de modellering te verwerken voor een betrouwbaardere voorspelling van concentraties vinylchloride in de binnenlucht. Daarnaast wordt een andere meetmethode voorgesteld als de kansrijkste, op basis van zogeheten canisters. Dat komt onder andere doordat hiermee lagere concentraties gedetecteerd kan worden en langer kan worden gemeten op een locatie. Canisters zijn bollen die vacuüm worden gezogen en op een locatie weer worden volgezogen met de te onderzoeken lucht. Aanbevolen wordt om na te gaan of een protocol voor bodemluchtbemonstering met canisters kan worden opgesteld. Momenteel wordt vinylchloride in bodem- en binnenlucht meestal gemeten met behulp van koolbuizen.In case of groundwater contaminations with the solvents 'pce' (tetrachloroethene) and 'tce' (trichloroethene), vinylchloride is often found as a breakdown product of the former two substances. Vinylchloride is highly volatile, making it likely that the substance evaporates through the soil into indoor air. Vinylchloride is considered highly toxic, even at low dosages. It is because of these specific properties that it is important to have reliable methods for low level detection of vinylchloride in soil air and indoor air. In practice, vinylchloride is rarely detected in indoor air, even in situations where high concentrations are predicted by volatilization models. The question to be answered is whether this is caused by the applied methods for measurement, or by shortfalls of the models. Traditionally, vinylchloride is sampled using sorbent tubes. In this report a selection is made of methods for the sampling and analysis of vinylchloride in air. The methods were then applied on two locations in The Netherlands known to be heavily polluted with pce and tce. Vinylchloride was actually detected in only one soil air sample. This contributes to growing evidence that fast degradation of vinylchloride occurs on a larger scale than has been previously assumed. In this report it is advised to investigate how the existing volatilization models can be improved to enhance the prediction of indoor air concentrations of vinyl chloride.Ministerie van Infrastructuur en Milie

    Risicobeoordeling van vinylchloride : Probleemverkenning uitdampingsrisico's uit grond en grondwater

    No full text
    Vinylchloride (monochlooretheen) is een vluchtige verbinding die wordt aangetroffen in grondwater op verontreinigde locaties. Verontreinigingen van vinylchloride in bodem en gondwater zijn in het algemeen het gevolg van afbraak van verontreinigingen met de oplosmiddelen tetrachlooretheen (per) of trichlooretheen (tri). Deze oplosmiddelen worden - onder andere - gebruikt voor de chemische reiniging van textiel en ontvetting. Vinylchloride kan, net als andere vluchtige verontreinigingen in grondwater, via de bodem uitdampen. De stof kan langs deze route terecht komen in het binnenmilieu. Daar vormt het een risico voor de mensen die in deze ruimten verblijven. In de praktijk blijkt de aanwezigheid van vinylchloride lastig aan te tonen door middel van metingen én lastig te voorspellen met modellen. Waarschijnlijk wordt dit verklaard doordat de stof kan worden afgebroken in de bodem en door de hoge vluchtigheid van de stof. In dit rapport wordt op basis van resultaten van metingen van vinylchloride in verschillende compartimenten onderzocht welke oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan de afwijkende modelberekeningen. De resultaten moeten bijdragen aan een verbetering van meetprotocollen en de modellen waarmee de uitdamping van vinylchloride wordt voorspeld.Ministerie van Infrastructuur en Milie

    Environmental quality criteria for PFOS

    No full text
    Alleen digitaal verschenenIn opdracht van de provincie Noord-Holland heeft het RIVM de beschikbare kennis over de blootstelling en effecten van de stof PFOS verzameld en generieke risicogrenzen afgeleid. Op basis daarvan kan de provincie een zogenoemde gebieds- of locatiegerichte aanpak opstellen. Binnen deze aanpak kan bijvoorbeeld worden bepaald of een verontreiniging een bedreiging vormt voor het gebruik van de bodem en het grondwater, en of maatregelen nodig zijn. Aanleiding voor de vraag is dat PFOS in de omgeving van Schiphol in sloten, de bodem en het grondwater is aangetroffen. Deze stof is in het verleden gebruikt als brandvertragend middel in blusschuim. De verontreinigingen zijn het gevolg van een incident waarbij blusschuim naar de bodem en het grondwater kon weglekken. Inmiddels is het gebruik van PFOS sterk aan banden gelegd. Voor PFOS zijn vooralsnog geen landelijke normen voor bodem en grondwater vastgesteld. Om een gebiedsgerichte aanpak mogelijk te maken, worden in dit rapport niet alleen generieke onder- en bovengrenzen aangereikt, maar ook overwegingen geboden die van belang zijn bij de beoordeling van PFOS in het gebied. De feitelijke uitwerking van de gebiedsaanpak valt buiten het bestek van dit onderzoek. De risicogrenzen zijn afgeleid volgens nationale, generieke methoden.Parts of the surface water, soil and subsoil in the area of the Dutch national airport Schiphol are contaminated with the substance PFOS. PFOS was used in the past as a flame retardant in firefighting foam. The contaminations are the result of a spill which led to emissions of PFOS to soil and groundwater. Currently there are no national environmental quality criteria in The Netherlands for PFOS. The Province of Noord Holland has asked RIVM to derive generic risk limits based on the exposure and effects of PFOS that can be used in a so called area specific approach. This report contains lower and upper boundaries for determining the bandwidth for area specific policy. Furthermore the report summarizes the available generic risk criteria for human health, the ecosystem and the spreading of contaminations to surface waters, along with other considerations that are relevant for assessing PFOS in the area. This information can be used by the competent authorities to formulate an area specific approach. The formulation of an area specific approach is not part of this report.Provincie Noord-Hollan

    Health and safety aspects of biodigestion

    No full text
    Biovergisting is de afbraak van organisch materiaal uit mest en andere restanten in speciaal daarvoor ingerichte installaties. Bij dit proces komt het energierijke biogas methaan (CH4) vrij. Daarnaast ontstaat een product ('digestaat') dat gebruikt kan worden als meststof in de landbouw. Wanneer niet alleen mest maar ook andere organische materialen worden verwerkt in een vergister, spreken we van covergisting. In 2014 heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) in opdracht van het ministerie van Economische Zaken een evaluatie uitgevoerd van covergisting in Nederland. Het RIVM heeft hiervoor informatie verzameld over gezondheid en veiligheid. Hieruit blijkt dat de mensen bij mestvergisting niet in hogere mate aan pathogenen en antibiotica-resisente bacteriën blootstaan dan bij andere vormen van mestverwerking. Wel zijn incidenten en ongevallen met covergistingsinstallaties gevaarlijk geweest voor medewerkers, bijvoorbeeld vanwege explosie- en verstikkingsgevaar door gasvorming. Ook hebben ze omwonenden stankoverlast bezorgd. Verder blijkt dat de risico's onbekend zijn als de regelgeving voor co-vergisting niet wordt nageleefd, bijvoorbeeld door materialen bij te mengen die daarvoor niet zijn toegestaan. Een goede procescontrole is daarom van belang. De bevindingen, waar meerdere partijen aan bijdragen, worden in 2015 gepubliceerd. Onderliggende rapportage bevat de uitgebreide informatie van het RIVM die wordt samengevat in het CDM-rapport. Voor het onderwerp gezondheid zijn de microbiologische risico's van mestvergisting nader beschouwd. Het onderwerp veiligheid betreft Arboregelgeving en externe veiligheidsrisico's.Biodigestion is a process in which organic material from manure and other residues is degraded in specifically designed plants. In this process biogas is formed which contains the combustible gas methane (CH4). The solid residue, termed 'digestate', is used as fertilizer. The process in which other organic materials are digested besides manure is called codigestion. Co-digestion is promoted in many EU countries as a source of renewable fuel. In The Netherlands, co-digestion is promoted and subsidized by national and regional authorities. There are now about 100 plants for the co-digestion of manure and other organic materials. Another three plants are dedicated to process manure only.Ministerie van I&

    ETX 2.0. Een programma om "hazardous concentrations" en "fraction affected" te berekenen, gebaseerd op normaal verdeelde toxiciteitsgegevens.

    No full text
    Bij dit rapport hoort een CD-ROM met het software programma ETX 2.0 Programma ook beschikbaar op / Software also available at: ETX siteDit rapport is geschreven als handleiding bij het software programma ETX 2.0. De rekentechnieken die met dit programma worden aangeboden worden onder andere gebruikt binnen het RIVM project '(Inter)nationale normstelling stoffen' (INS) maar ook bij de Europese risico-beoordeling van bestaande stoffen. In deze projecten worden milieurisicogrenzen afgeleid voor chemische stoffen. Zowel het INS- als het EU-raamwerk staat het gebruik van statistische extrapolatie toe wanneer voldoende toxiciteitsgegevens beschikbaar zijn. De resultaten van deze extrapolatie dienen als basis voor een milieurisicogrens (INS) of een geen-effect niveau (EU bestaande stoffen) van een chemische stof. In de wetenschappelijke literatuur is recent een methode beschreven om deze statistische berekening uit te voeren. Het programma ETX 2.0 maakt deze methode toegankelijk voor hen die werkzaam zijn in de vakgebieden van de risicobeoordeling en/of normstelling. Het programma wordt samen met dit rapport verspreid op CD-ROM.This report was written as a manual for the software program, ETX 2.0. The calculation techniques offered here are currently in use in the RIVM project, 'Setting (inter)national environmental quality criteria' (INS), and the EU risk assessment for existing substances. Environmental risk limits for chemical substances are derived here. Both the INS and EU frameworks allow for statistical extrapolation in the presence of sufficient toxicity data, which serves as a basis for an environmental risk limit (INS) or a predicted no-effect concentration (EU existing substances) of a chemical substance. A statistical technique for achieving this result, recently described in the scientific literature, is made accessible to those working on risk assessment and/or standard-setting through the ETX 2.0 program. A CD-ROM is delivered along with the report.VROM-DGM-SA

    ETX 2.0. Een programma om "hazardous concentrations" en "fraction affected" te berekenen, gebaseerd op normaal verdeelde toxiciteitsgegevens.

    No full text
    This report was written as a manual for the software program, ETX 2.0. The calculation techniques offered here are currently in use in the RIVM project, 'Setting (inter)national environmental quality criteria' (INS), and the EU risk assessment for existing substances. Environmental risk limits for chemical substances are derived here. Both the INS and EU frameworks allow for statistical extrapolation in the presence of sufficient toxicity data, which serves as a basis for an environmental risk limit (INS) or a predicted no-effect concentration (EU existing substances) of a chemical substance. A statistical technique for achieving this result, recently described in the scientific literature, is made accessible to those working on risk assessment and/or standard-setting through the ETX 2.0 program. A CD-ROM is delivered along with the report.Dit rapport is geschreven als handleiding bij het software programma ETX 2.0. De rekentechnieken die met dit programma worden aangeboden worden onder andere gebruikt binnen het RIVM project '(Inter)nationale normstelling stoffen' (INS) maar ook bij de Europese risico-beoordeling van bestaande stoffen. In deze projecten worden milieurisicogrenzen afgeleid voor chemische stoffen. Zowel het INS- als het EU-raamwerk staat het gebruik van statistische extrapolatie toe wanneer voldoende toxiciteitsgegevens beschikbaar zijn. De resultaten van deze extrapolatie dienen als basis voor een milieurisicogrens (INS) of een geen-effect niveau (EU bestaande stoffen) van een chemische stof. In de wetenschappelijke literatuur is recent een methode beschreven om deze statistische berekening uit te voeren. Het programma ETX 2.0 maakt deze methode toegankelijk voor hen die werkzaam zijn in de vakgebieden van de risicobeoordeling en/of normstelling. Het programma wordt samen met dit rapport verspreid op CD-ROM

    Milieukwaliteitswaarden voor PFOS : Uitwerking van generieke en gebiedsspecifieke waarden voor het gebied rond Schiphol

    No full text
    Alleen digitaal verschenen<br

    Soil risk limits for the use of soil and dredging spoil containing PFAS for arable farming and livestock breeding

    No full text
    PFOS en PFOA zijn chemische stoffen die van nature niet in het milieu voorkomen. Deze stoffen behoren tot de groep poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en zijn door mensen gemaakt. Deze stoffen zijn in veel producten toegepast. Daardoor, en door fabrieksemissies en incidenten, zijn PFAS in het milieu terechtgekomen en zitten nu onder andere in de bodem, in bagger en in het oppervlaktewater. Bagger komt vrij als watergangen worden onderhouden om bijvoorbeeld de bevaarbaarheid en de waterafvoer zeker te stellen. Deze bagger wordt vaak op het aangrenzend perceel gelegd. Op deze manier kunnen PFAS op agrarisch land terecht komen. Het RIVM heeft de risicogrenzen bepaald voor PFAS in grond voor de landbouwvormen akkerbouw en veeteelt. Dit is gedaan omdat er (nog) geen landelijke normen bestaan voor PFAS in grond en bagger voor deze bodemfuncties. Een aantal decentrale overheden, waaronder de provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer, hebben daarom zelf lokale normen voor grond vastgesteld. Hiervoor zijn risicogrenzen gebruikt die het RIVM eerder heeft bepaald voor niet-agrarische bodemfuncties. In opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland is onderzocht of deze risicogrenzen ook veilig genoeg zijn voor akkerbouw en veeteelt. Op basis van wat nu bekend is liggen concentraties PFAS in bagger meestal onder de risicogrenzen voor grond als deze op akkerbouwland wordt gebruikt. De risicogrenzen voor veeteelt zijn strenger dan die voor akkerbouw. De verwachting is dat de bagger op de meeste plaatsen ook zal voldoen aan de risicogrenzen voor veeteelt.Perfluorooctane sulphonate (PFOS) and perfluorooctanoic acid (PFOA) are chemical substances that do not naturally occur in the environment. These substances belong to the poly and perfluoralkyl group (PFAS) and are man-made. As a result of emissions and incidents and due to the fact that these substances have been used in an wide range of products, PFAS have been released into the environment and are now present in soil, in the sediment and in surface water. This means that PFAS can be present in dredging spoil, the upper layer of sediment that is dredged out of rivers, ditches and canals to prevent them from clogging up. The dredging spoil is often dumped on the plot adjoining the river, ditch or canal in question. RIVM has determined the risk limits for PFAS in soil for arable farming and livestock breeding, because there are, as yet, no national standards for PFAS in soil and dredging spoil. For this reason, a number of regional government bodies, including the province of Noord-Holland and the municipality of Haarlemmermeer, have themselves laid down local standards for soil. To this end, they used risk limits determined earlier by RIVM for non-agricultural soil functions. The water board Hoogheemraadschap van Rijnland commissioned this study to determine whether these risk limits are also safe enough for arable farming and livestock breeding. Based on what we currently know, the concentrations of PFAS in dredging spoil are below the risk limits for soil if it is used on arable farming land. The risk limits for livestock breeding are stricter than those for arable farming, but the dredging spoil is expected to comply with the risk limits for livestock breeding in most places too.Hoogheemraadschap van Rijnlan

    CSOIL 2020: blootstellingsmodel voor gezondheidsrisico's door bodemvervuiling. Technische beschrijving

    No full text
    This report describes the CSOIL 2020 model, which calculates human exposure to soil contaminants throughout the entire human lifetime. Exposure can occur through, for example, consuming home grown vegetables and inhalation of soil particles during gardening. CSOIL 2020 is the most recent version of the CSOIL model, which was developed in 1995 and revised in 2000. The Government of The Netherlands uses the results of this model to determine soil quality standards. CSOIL 2020 was updated to incorporate recent scientific knowledge and allow functionality under newer IT operating systems. Additionally, the exposure results from CSOIL can now be used in the newest version of the risk toolbox for soil (in Dutch: Risicotoolbox Bodem). The toolbox is used to determine whether soil can safely be (re-)used. New modules are currently under development to allow the toolbox to be used in the Environment and Planning act, which will enter into force on the first of January 2022. Contact with contaminants in soil can be damaging to human health. Information on the extent of human exposure is required to determine the risk to health. CSOIL determines the exposure on the basis of the type of soil use on a location, like 'Residential with garden', the properties of the contaminant, such as solubility, and the local situation.Dit rapport beschrijft de update van het blootstellingsmodel CSOIL 2020. Met dit rekenmodel wordt berekend in welke mate mensen gedurende hun hele leven blootstaan aan bodemvervuiling. Dat kan bijvoorbeeld door groente en fruit uit eigen tuin te eten of gronddeeltjes in te slikken als ze in de tuin werken. Het RIVM heeft dit model, dat in 1995 is ontwikkeld en in 2000 is herzien, nu geactualiseerd. De overheid gebruikt het CSOIL-model om de normen voor de kwaliteit van de bodem te bepalen. Door de update sluit CSOIL 2020 aan op nieuwe ICTbesturingssystemen en wetenschappelijke kennis. Ook kan het model hierdoor aansluiten op de nieuwste versie van de Risicotoolbox Bodem, die de blootstellingsberekeningen van CSOIL gebruikt. Met deze toolbox kan worden bepaald of de grond veilig mag worden (her-)gebruikt. De toolbox wordt op dit moment uitgebreid met andere tools zodat hij voor de Omgevingswet kan worden ingezet. Deze wet treedt, naar verwachting, op 1 januari 2022 in werking. Contact met stoffen uit een vervuilde bodem kan schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen. Om te weten hoe groot het risico op gezondheidseffecten is, is informatie nodig over de mate waarin mensen blootstaan aan een stof. Voor de blootstelling kijkt CSOIL 2020 welke functie een bodem op een locatie heeft, zoals wonen of natuur, en naar de eigenschappen van een vervuilende stof. Het samenspel van de functie van een bodem, de stofeigenschappen en de lokale situatie zoals de diepte van de vervuiling bepaalt de blootstelling. Een voorbeeld van een stofeigenschap is hoe makkelijk een stof oplost in water.Ministerie van Infrastructuur en Waterstaa

    The web portal: www.risicotoolboxBodem.nl. Model description

    No full text
    Met de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit in 2008 zijn nieuwe regels vastgesteld voor de kwaliteit van grond en bagger, bedoeld voor hergebruik. Op het webportaal www.risicotoolboxbodem.nl is informatie te vinden over deze nieuwe regels en worden instrumenten aangeboden om de (water)bodems op basis van deze regels te beoordelen. Dit rapport bevat informatie over de onderliggende formules. Op dit moment zijn de modules 'Gevolgen Lokale Maximale Waarden' en 'Gevolgen Actuele Bodemkwaliteit' operationeel. Met de eerste module kunnen de risico's worden berekend voor een voorgestelde set van lokale normen, de zogenoemde Lokale Maximale Waarden. Binnen deze berekeningsvariant werkt de risicotoolbox strikt volgens de bepalingen uit het Besluit. Met de tweede module kunnen de mogelijke risico's van een bestaande lokale bodemkwaliteit naar aard en omvang worden gespecificeerd. Dit rapport vormt de modeldocumentatie van de module 'Gevolgen Lokale Maximale Waarden'. De modellen zijn voor alle stoffen gecontroleerd door deze in een andere applicatie na te bouwen en de uitkomsten te vergelijken. De modules omvatten ook onderliggende bestanden met modelparameters, stofeigenschappen en toxiciteitgegevens. Deze gegevens zijn ontleend aan de literatuur en zijn niet nader geverifieerd.New regulatory rules for the assessment and handling of slightly polluted soils will come into force in 2008 in the Netherlands. The web portal www.risicotoolboxbodem.nl initially provides two modules, to assist in the practical risk assessment of polluted soils. The tools are named: 'Consequences Local Maximum Values' and 'Consequences Current Soil Quality'. Both tools specify the risks of soil or sediment contamination as to kind and degree, as compared to the exceedance of generic quality standards. That is: the generic quality identifies whether toxic compounds might pose potential risks for any possible soil use, while the application of the module specifies which soil uses are most at risk, and up till which risk level. The use of the first tool is legally required when local authorities plan to set area-specific soil quality standards. The use of the second tool is not legally required, but it is used when authorities and local inhabitants want a specification of potential risks in cases when generic standards are exceeded. This report forms the model description of the module 'Consequences Local Maximum Values'. It provides the equations that are used in the web portal to specify risks for humans, for agricultural products and for ecosystems. The models as presented to users via the portal have been verified for a large number of compounds by rebuilding them in another application and comparing the results. The models themselves are - in part - representing others bodies of knowledge, such as datasets with model parameters, compound characteristics and toxicity data. These bodies of knowledge themselves have not been verified, since they have been officially reported earlier and elsewhere.VRO
    corecore