100 research outputs found

    Metamorfose : vlinders in een veranderend landschap

    Get PDF
    Rede bij aanvaarding buitengewoon hoogleraarschap in Ecologie en Bescherming van Insecten. Gezien de belangrijke ecosysteemdiensten die insecten leveren is het verrassend hoe weinig aandacht er voor bescherming van insecten bestaat

    Aandacht voor ongewervelden in het natuurbeleid

    Get PDF
    In het natuurbeleid is er al lange tijd veel aandacht voor de gewervelde fauna. Om praktische redenen van doelmatigheid en beschikbare kennis over verspreiding en ecologie lijkt dat terecht, maar er zijn goede redenen voor een prominentere plaats voor ongewervelden. Ook op basis van de soortenrijkdom zou je veel meer aandacht voor ongewervelde dieren mogen verwachten. De vraag is wel hoe die moet worden ingevuld. In het kort worden hier de positie en de waarde van ongewervelden in het natuurbeleid uiteen gezet

    Hoe stikstof de vlinders laat stikken

    Get PDF
    De verstoring van de stikstofkringloop door de mens, via de productie van kunstmest en via industrie en verkeer, wordt als één van de grootste bedreigingen beschouwd voor de ecologische stabiliteit van de aarde. De atmosferische depositie van stikstof dringt tot ver in de natuurgebieden door. De effecten op de biodiversiteit zijn voor planten al goed onderzocht, maar de doorwerking op de dierenwereld is nog goeddeels onbekend. Dit artikel belicht de invloed op dagvlinders. De meeste soorten daarvan komen in stikstofarme milieus voor. Bij deze groep overheerst de neerwaartse trend, in tegenstelling tot soorten van stikstofrijkere milieus. Ook de afname in aantallen vlinders blijkt sterker te zijn met toenemende stikstofdepositie. Drie mechanismen lijken daarbij een rol te spelen: afname van voedselplanten, afname van voedselkwaliteit en afkoeling van het microklimaat in het voorjaar

    Hoogveen en klimaatverandering in Nederland

    Get PDF
    Voor de instandhouding en ontwikkeling van hoogveen zijn het neerslagoverschot, de temperatuur en de positie in het landschap belangrijk. Gunstige ontwikkelingen doen zich voor in gebieden waar het (actieve) hoogveen water uit zijn omgeving ontvangt. De landelijke instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-habitattype Actieve hoogvenen kunnen waarschijnlijk ook onder het klimaatscenario W+ worden gerealiseerd: behoud van kwaliteit en oppervlakte zijn kansrijk en verbetering van kwaliteit en uitbreiding van oppervlakte zijn mogelijk. Voorwaarden hierbij zijn een optimale waterhuishouding. Dat wil zeggen voldoende hoge grondwaterstanden in de zandondergrond en de veenbasis in combinatie met een waterondoorlatende (veen)laag en/of de toevoer van lokaal grondwater. Om hoogvenen op de lange termijn in Nederland te behouden onder het W+- scenario zijn waterhuishoudkundige maatregelen nodig, zoals de aanleg en inrichting van bufferzones en compartimenten en/of door het bevorderen van kwel

    Changes in nectar supply: A possible cause of widespread butterfly decline

    Get PDF
    Recent studies have documented declining trends of various groups of flower-visiting insects, even common butterfly species. Causes of these declines are still unclear but the loss of habitat quality across the wider countryside is thought to be a major factor. Nectar supply constitutes one of the main resources determining habitat quality. Yet, data on changes in nectar abundance are lacking. In this study, we provide the first analysis of changes in floral nectar abundance on a national scale and link these data to trends in butterfly species richness and abundance. We used transect data from the Dutch Butterfly Monitoring Scheme to compare two time periods: 1994-1995 and 2007-2008. The results show that butterfly decline can indeed be linked to a substantial decline in overall flower abundance and specific nectar plants, such as thistles. The decline is as severe in reported flower generalists as in flower specialists. We suggest that eutrophication is a main cause of the decline of nectar sources [Current Zoology 58 (3): 384-391, 2012]

    Verkenning LARCH: omgaan met kwaliteit binnen ecologische netwerken

    Get PDF
    Vanuit de taak van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is er een grote behoefte om de realisatie van beleidsdoelen te meten en te toetsen. In het bouwwerk van de graadmeter Natuurwaarde worden zowel meetnetten als modellen gebruikt. De meetnetten worden gebruikt om inzicht te krijgen in de actuele situatie van de natuur. De modellen worden veelal gebruikt om toekomstscenario’s te beoordelen. LARCH is als kennissysteem/model voor fauna onderdeel van dit samenhangend systeem. Het blijkt dat bij de ontwikkeling en het gebruik van LARCH geen eenduidige lijn is gevolgd met betrekking tot het te modelleren resultaat. Het PBL is daarom op zoek naar een scherpe visie voor LARCH, van waaruit nieuwe modellen ontwikkeld kunnen worden of onderbouwende studies aangestuurd kunnen worden. Om te komen tot een kennissysteem waarbinnen de nieuwe modellijn goed functioneert, zijn een aantal technische aanpassingen, een aantal onderbouwende studies en kwaliteitsborging belangrijk. Voor 25 vlindersoorten en 38 vogelsoorten en alle Vogel- en Habitrichtlijnsoorten zullen de critical loads bepaald moeten worden. Vervolgens zal van alle soorten nagegaan moeten worden in hoeverre het eindresultaat een goede weergave van potentiële leefgebieden geeft. Wanneer alle soortmodellen gereed zijn, moet een gevoeligheidsanalyse en een onzekerheidsanalyse worden uitgevoerd. Aldus is verwoord in het onderzoek van Alterra, SOVON en Wageningen Universiteit (Entomologie

    Urgent bedreigde typische soorten en vegetatietypen van Natura 2000-habitattypen

    Get PDF
    Dit rapport is de weerslag van een onderzoek naar de urgent bedreigde en potentieel urgent bedreigde typische soorten en de urgent bedreigde en potentieel urgent bedreigde vegetatietypen van de habitattypen van de Natura 2000-gebieden. In totaal zijn 67 typische soorten als Urgent Bedreigd gecategoriseerd; nog eens 26 soorten zijn gecategoriseerd als Potentieel Urgent Bedreigd. Voor de vegetatietypen geldt dat er 15 (sub)associaties Urgent bedreigd zijn. Op een bijbehorende cdrom wordt voor al deze soorten en vegetaties de huidige verspreiding gegeven, of herstel binnen of buiten Natura 2000 zou moeten plaatsvinden, wat de knelpunten hierbij zijn en waar de beste herstellocaties gelegen zijn

    Verkenning herstel kleinschalige lijnvormige infrastructuur Heuvelland

    Get PDF
    Kalkgraslanden en hellingbossen zijn voorbeelden van soortenrijke natuur in het Limburgse Heuvelland. In het kader van OBN is een verkennend overzicht van natuurwaarden van lijnvormige elementen gemaakt, met een visie op mogelijk herstel van natuur in bermen, heggen en houtwallen. Deze inventarisatie is tot stand gekomen dankzij de inzet van: RAVON, Vlinderstichting, Stichting Anemoon, Floron, Zoogdierenvereniging VZZ, EIS Nederland, en Alterr

    No evidence of the effect of extreme weather events on annual occurrence of four groups of ectothermic species

    Get PDF
    Weather extremes may have strong effects on biodiversity, as known from theoretical and modelling studies. Predicted negative effects of increased weather variation are found only for a few species, mostly plants and birds in empirical studies. Therefore, we investigated correlations between weather variability and patterns in occupancy, local colonisations and local extinctions (metapopulation metrics) across four groups of ectotherms: Odonata, Orthoptera, Lepidoptera, and Reptilia. We analysed data of 134 species on a 1×1 km-grid base, collected in the last 20 years from the Netherlands, combining standardised data and opportunistic data. We applied dynamic site-occupancy models and used the results as input for analyses of (i) trends in distribution patterns, (ii) the effect of temperature on colonisation and persistence probability, and (iii) the effect of years with extreme weather on all the three metapopulation metrics. All groups, except butterflies, showed more positive than negative trends in metapopulation metrics. We did not find evidence that the probability of colonisation or persistence increases with temperature nor that extreme weather events are reflected in higher extinction risks. We could not prove that weather extremes have visible and consistent negative effects on ectothermic species in temperate northern hemisphere. These findings do not confirm the general prediction that increased weather variability imperils biodiversity. We conclude that weather extremes might not be ecologically relevant for the majority of species. Populations might be buffered against weather variation (e.g. by habitat heterogeneity), or other factors might be masking the effects (e.g. availability and quality of habitat). Consequently, we postulate that weather extremes have less, or different, impact in real world metapopulations than theory and models suggest
    corecore