Opwindend onderzoek : de ontwikkeling van de seksuele psychofarmacologie

Klinisch en dierexperimenteel seksueel psychofarmacologisch wetenschappelijk onderzoek vraagt tijd, en geduld. Het leidt echter tot nieuwe en vaak tot de verbeelding sprekende bevindingen. Maar wat is nu precies wetenschappelijk onderzoek? Aan het essay over wetenschapstheorie van de socioloog Prof. Dr. Johan Goudsblom ontleen ik graag de volgende kijk op wetenschappelijk onderzoek. Dit wordt volgens hem gekenmerkt door de vier relatief zelfstandige criteria: precisie, reikwijdte, systematiek, en relevantie [1]. De theorie kant van onderzoek heeft te maken met de wisselwerking tussen 1. relevantie en 2. reikwijdte. De empirische kant van wetenschappelijk onderzoek heeft daarentegen te maken met de wisselwerking tussen 3. precisie en 4. systematiek. Deze vier criteria liggen ten grondslag aan de tegenwoordig gangbare term “evidence based onderzoek” dat met name de vereisten precisie en systematiek verder uitwerkt. Tussen theorie en empirie bestaat een wisselwerking: beter empirisch onderzoek verbetert de onderliggende theorie. In het vervolg van mijn lezing zult u kunnen constateren dat seksueel psychofarmacologisch onderzoek, mits met precisie en systematiek uitgevoerd, bijdraagt aan relevantie en reikwijdte en daarmee tot een betere theorie over seksuele dysfuncties

Opwindend onderzoek : de ontwikkeling van de seksuele psychofarmacologie

Klinisch en dierexperimenteel seksueel psychofarmacologisch wetenschappelijk onderzoek vraagt tijd, en geduld. Het leidt echter tot nieuwe en vaak tot de verbeelding sprekende bevindingen. Maar wat is nu precies wetenschappelijk onderzoek? Aan het essay over wetenschapstheorie van de socioloog Prof. Dr. Johan Goudsblom ontleen ik graag de volgende kijk op wetenschappelijk onderzoek. Dit wordt volgens hem gekenmerkt door de vier relatief zelfstandige criteria: precisie, reikwijdte, systematiek, en relevantie [1]. De theorie kant van onderzoek heeft te maken met de wisselwerking tussen 1. relevantie en 2. reikwijdte. De empirische kant van wetenschappelijk onderzoek heeft daarentegen te maken met de wisselwerking tussen 3. precisie en 4. systematiek. Deze vier criteria liggen ten grondslag aan de tegenwoordig gangbare term “evidence based onderzoek” dat met name de vereisten precisie en systematiek verder uitwerkt. Tussen theorie en empirie bestaat een wisselwerking: beter empirisch onderzoek verbetert de onderliggende theorie. In het vervolg van mijn lezing zult u kunnen constateren dat seksueel psychofarmacologisch onderzoek, mits met precisie en systematiek uitgevoerd, bijdraagt aan relevantie en reikwijdte en daarmee tot een betere theorie over seksuele dysfuncties

Serotonin and the neurobiology of the ejaculatory threshold.

Item does not contain fulltextDisorders of the ejaculatory threshold, such as lifelong premature ejaculation, are fairly common in humans and can have a great impact on the quality of life. Research in humans and rats have indicated that increased serotonin levels in the central nervous system elevate the ejaculatory threshold, probably via 5-HT(1B) and 5-HT(2C) receptors, whereas depletion of serotonin decreases the ejaculatory threshold. 5-HT(1A) receptor activation strongly lowers the ejaculatory threshold, probably mediated by both the reduction of serotonin levels via presynaptic 5-HT(1A) receptors and yet unknown effects of postsynaptic 5-HT(1A) receptors. The present review attempts to integrate psychopharmacological data on serotonergic control over ejaculation with the knowledge of the neuroanatomical substrate of ejaculation, indicating the importance of the lumbosacral spinal cord, the nucleus paragigantocellularis, the lateral hypothalamic area and several other supraspinal areas. In addition, the gaps in our understanding of the role of serotonin in the ejaculatory threshold are discussed. Filling in those gaps might help to design specific drugs that alter the ejaculatory threshold, thereby alleviating ejaculatory disorders