3 research outputs found

    De zandbalans van het Zeegat van Texel, bepaald met verschillende buitendelta-definities

    No full text
    In dit werkdocument is getracht de verwarring met betrekking tot de stellingname over "zandverlies in de buitendelta" te ontrafelen. De invloed van de verschillende definities op het gedrag van het volume van een buitendelta is hierom uitgewerkt. Daarnaast is in dit werkdocument het gedrag van de buitendelta uitgewerkt, gedefinieerd als morfologische eenheid. In een later stadium kunnen de resultaten gebruikt worden voor het toepassen van empirische relaties. Op hun beurt kunnen deze meer inzicht geven in de morfologische relaties van de buitendelta's, de aangrenzende kusten en de binnendelta's van het Waddengebied. Bij het opstellen van een zandbalans van een buitendelta is het uitgangspunt vaak een buitendelta met vaste grenzen. Indien de verandering in het zandvolume van de buitendelta gevraagd wordt dan is het uitgangspunt vaak een buitendelta met grenzen die in de tijd in grootte en van plaats veranderen. Om de zandhuishouding van de buitendelta (platen en geulen) te bepalen zijn vier definities te onderscheiden, die verband houden met alle grenzen van de buitendelta: 1. Ondergrens van de delta: een horizontale vlak, constant in de tijd Gebiedsgrenzen: vaste grenzen, constant in de tijd 2. Ondergrens van de delta: een referentie-bodem, met de kust meebewegend in de tijd Gebiedsgrenzen: vaste grenzen, constant in de tijd 3. Ondergrens van de delta: Een referentie-bodem, constant in de tijd Gebiedsgrenzen: morfologische eenheid, die in grootte en van plaats verandert 4. Ondergrens van de delta: Een referentie-bodem, met de kust meebewegend in de tijd Gebiedsgrenzen: morfologische eenheid, die in grootte en van plaats verandert Ter illustratie zijn de definities toegepast op het Zeegat van Texel.K2005*NL-Kus

    Evaluatie Zandsuppleties na 1990

    No full text
    In de loop van 2000 zal de derde Kustnota worden uitgebracht. Deze derde Kustnota zal onder andere de balans weergeven van bijna 10 jaar dynamisch handhaven. In verband hiermee is bij RIKZ een evaluatie uitgevoerd van het handhaven van de kustlijn met zandsuppleties in de periode 1990-1998. In deze periode is het kustbeleid uitgevoerd zoals dat in 1990 door de regering is vastgesteld. De resultaten van deze evaluatie worden vastgelegd in het rapport Evaluatie Zandsuppleties na 1990 (Roelse, 2000, in prep.) door het beschrijven van de effecten van de zandsuppleties aan de hand van een morfologische analyse. SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN PER ONDERWERP Handhaven kustlijn op raainiveau: \u95 Het aantal BKL-overschrijdingen wordt landelijk steeds kleiner. In 1992 was dit 31%, in 1999 was dit nog 11%. \u95 Grofweg de helft van de BKL-overschrijdingen bedraagt minder dan 10m. \u95 9% van alle raaien in het handhavingsgebied van de Nederlandse kust is jaarlijks gesuppleerd. Langs de Hollandse kust was dit percentage het hoogst. \u95 Het grootste deel van de raaien met een BKL-overschrijding wordt niet op tijd gesuppleerd. \u95 Landelijk is gemiddeld 4% van de raaien in het handhavingsgebied gesuppleerd, zonder dat de BKL werd overschreden. Kustlijnhandhaving a.d.h.v. MKL-arealen: \u95 Van 1990 tot 1998 is het MKL-areaal van Nederland met 560 ha gegroeid. De groei in de sedimentatiegebieden gaat wel minder snel dan in de periode 1980-1990. Dit wordt echter meer dan goedgemaakt in de erosiegebieden. Het verlies van areaal is, na de invoering van het beleid 'dynamisch handhaven' in 1990, omgebogen in winst. \u95 De reserve, de MKL-ligging t.o.v. de BKL, is zowel in de sedimentatie- als in de erosiegebieden na 1990 toegenomen. Autonome erosie en het effect van suppleties op erosie: \u95 Ruim vóór 1990 is gestart met het aanbrengen van zandsuppleties. \u95 Door meer zand te suppleren in het kader van het kustbeleid, is na 1990 het zandvolume toegenomen in de kustnabije zone. \u95 Wanneer er geen zandsuppleties uitgevoerd zouden zijn, had Nederland ca. 5 mm3/jaar zand verloren in de erosiegebieden. \u95 Na 1990 is in de erosiegebieden het zandverlies van ca. 5 mm3/jaar voldoende gecompenseerd door zandsuppleties en het natuurlijke kustgedrag. \u95 Het Waddengebied vormt hierop een uitzondering doordat hier is gekozen voor de natuurlijke dynamiek van de kust. \u95 De grootste suppletiehoeveelheden zijn aangebracht op Texel en in Noord-Holland. Effect suppleties op waterkeren en objecten: \u95 De gemiddelde ligging van de afslagpunten in de raaien, geselekteerd vanuit de functie waterkeren, is na 1990 14m zeewaarts verplaatst. \u95 De gemiddelde ligging van de afslagpunten in de raaien, geselekteerd vanuit de functie objecten, is na 1990 11m zeewaarts verplaatst. Strandbreedte (recreatie): \u95 Het strand van de recreatiegebieden in Nederland verplaatst langzaam zeewaarts. \u95 De breedte van het strand zelf van de recreatiegebieden in Nederland neemt toe. \u95 Door het handhavingsbeleid zoals dit in 1990 is ingesteld, is het strand in de recreatiegebieden niet versneld breder geworden.EVAZAN

    Evaluatie onderwatersuppleties Egmond en Bergen

    No full text
    Het kustvak bij Egmond wordt, evenals dat bij Bergen, frequent gesuppleerd om de positie van de vastgestelde basiskustlijn (BKL) te handhaven. Deze BKL is ter plekke, vanwege de specifieke situatie aldaar, verder zeewaarts gekozen dan in aangrenzende vakken. Bij Egmond moet zo bijvoorbeeld gewaarborgd worden dat de strandboulevard in tact blijft. De suppleties werden tot voor kort uitgevoerd als strandsuppletie. Hun levensduur bleek relatief kort te zijn, zodat de suppleties regelmatig werden herhaald. Deze korte levensduur wordt geweten aan de vooruitgeschoven positie van de kustlijn, die de natuur relatief snel teniet wil doen (Boers, 1999). Als alternatief voor deze strandsuppleties is bij Egmond in 1999 een combinatie gerealiseerd van een (gebruikelijke) strandsuppletie met een zeewaarts daarvan aangebrachte onderwatersuppletie, terwijl hetzelfde bij Bergen in 2000 gebeurde. De hoop is dat een strandsuppletie door het toevoegen van een onderwatersuppletie een langer leven beschoren is dan zonder deze maatregel. Reden daarvoor zou zijn dat de onderwatersuppletie de golfaanval op de strandsuppletie reduceert. Verder wordt van een onderwatersuppletie sowieso een gunstige werking verwacht op de kustlijn, gezien eerdere ervaringen (bijv. Terschelling). Het is redelijk te verwachten dat dit effect ook op zal treden in de combinatie met een strandsuppletie. Met dergelijke combinaties is nog nauwelijks ervaring opgedaan. De onderwatersuppleties bij Terschelling, Delfland, Katwijk, Noordwijk, Ameland en Scheveningen, die redelijk gemonitord en bestudeerd worden, zijn alle uitgevoerd zonder aanvullende maatregelen als strandsuppletie. Combinatie-suppleties zullen in de toekomst vaker overwogen worden, als een strandsuppletie nodig is. Volgen of de combinatie bij Egmond en Bergen positief uitvalt is daarom gewenst. Hier worden enkele resultaten gegeven van onze bevindingen tot op heden. Bij de huidige analyses bleken het kustsysteem Bergen-Egmond en daarmee de onderwatersuppleties een complex gedrag te vertonen. Zowel bij Egmond als Bergen vervormt het zandlichaam van de onderwatersuppletie zich direct tot een bank/trogsysteem. Bij Egmond komt deze bank midden op het suppletielichaam te liggen, (en de trog landwaarts ervan, waarbij de oorspronkelijke buitenste bank landwaarts wordt gedrukt), bij Bergen vormt zich de bank daarentegen op de zeewaartse helft van het lichaam (met de trog in de landwaartse helft, en wordt de oorspronkelijke bank minder beïnvloed). Het ziet ernaar uit dat \u95 De kustdwarse breedte van een onderwatersuppletie (bij het huidige ontwerp: suppletie met horizontaal bovenvlak tegen buitenste bank, met een volume vergelijkbaar met dat van de bank) bepaalt of en in hoeverre de brekerbank landwaarts wordt gedrukt (nl. vooral bij een breedte kleiner dan de afstand tussen natuurlijke brekerbanken). \u95 Na/door de onderwatersuppletie is de buitenste bank ten zuiden van km 38 verder verlaagd, hetgeen gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de teruggang (2000) in de zuidelijke helft van het suppletievak van de MKL na de strandsuppletie 1999. \u95 Door de onderwatersuppleties heeft deze bank een vorm aangenomen die eerder niet of nauwelijks is voorgekomen, met een naar het noorden steeds grotere afstand tot de kust. \u95 De excentriciteit van de ca. 2 km lange segmenten lijkt na de onderwatersuppleties groter dan ooit. Gezien vanuit de diverse kentallen als MKL etc. lijkt het effect van de onderwatersuppleties positief. Het ziet ernaar uit dat \u95 de onderwatersuppleties de levensduur van de strandsuppleties verlengen, in die zin dat de BKL langer gehandhaafd blijft (op een incidentele raai na) door de combinatie strand/onderwatersuppletie dan door enkel een strandsuppletie. Bij Bergen is er sedert de aanleg van de onderwatersuppletie + strandsuppletie geen noodzaak geweest voor verdere maatregelen, en vooralsnog lijken deze nog niet nodig. \u95 Het lijkt er dan ook op dat de doelstelling onderwatersuppletie Bergen (verlengen van de periode dat de BKL gehandhaafd blijft) fraai gehaald gaat worden. Bij Egmond is in 2000, het jaar na de strand- en onderwatersuppletie, een extra strandsuppletie rond km 38.5 uitgevoerd omdat de MKL lokaal onderschreden werd. De zuidelijke helft van het suppletievak lijkt zich ook daarna qua MKL slechter te gedragen dan de noordelijke helft, maar de waarden van de diverse parameters (MKL, duinvoetpositie, GHW) zijn anno 2003 nog redelijk tot goed. In de noordelijke helft zijn de waarden nog uitstekend, \u95 zodat de onderwatersupplete bij Egmond zich ook goed lijkt te gedragen. Het lijkt erop dat voor zowel Egmornd als Bergen het merendeel van het zand uit het suppletielichaam is verdwenen, Hierbij verdween alleen al in de winter 2001/2002 orde de helft van het resterende zand. We denken dat dit zand via de koppen van de suppleties is opgegaan in de buitenste bank ter plekke, en daarmee \u95 waarschijnlijk grotendeels zijwaarts uit de gesuppleerde kustvakken is verdwenen. Onduidelijk is in hoeverre het restant wan de suppleties lokaal nog een positieve invloed heeft op de kust. Bij Bergen zijn de reserves o.a. in MKL volumes momenteel redelijk. Daarom zijn \u95 bij Bergen vooralsnog geen maatregelen nodig. Bij Egmond lijken de reserves in de zuidelijke helft van het suppletievak minder. Een \u95 nieuwe (onderwater-) suppletie dient ontworpen (locatie, volume, etc.) te worden met gebruikmaking van de jongste inzichten. Met name dient de onderwatersuppletie zich verder zuidwaarts uit te strekken. Het ziet ernaar uit dat de BKL in dit kustvak gehandhaafd kan worden met enkel een onderwatersuppletie, door gebruik te maken van diens invloed op het bankensysteem en daarmee ook op het hogere deel van het profiel
    corecore