Evaluatie Zandsuppleties na 1990

Abstract

In de loop van 2000 zal de derde Kustnota worden uitgebracht. Deze derde Kustnota zal onder andere de balans weergeven van bijna 10 jaar dynamisch handhaven. In verband hiermee is bij RIKZ een evaluatie uitgevoerd van het handhaven van de kustlijn met zandsuppleties in de periode 1990-1998. In deze periode is het kustbeleid uitgevoerd zoals dat in 1990 door de regering is vastgesteld. De resultaten van deze evaluatie worden vastgelegd in het rapport Evaluatie Zandsuppleties na 1990 (Roelse, 2000, in prep.) door het beschrijven van de effecten van de zandsuppleties aan de hand van een morfologische analyse. SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN PER ONDERWERP Handhaven kustlijn op raainiveau: \u95 Het aantal BKL-overschrijdingen wordt landelijk steeds kleiner. In 1992 was dit 31%, in 1999 was dit nog 11%. \u95 Grofweg de helft van de BKL-overschrijdingen bedraagt minder dan 10m. \u95 9% van alle raaien in het handhavingsgebied van de Nederlandse kust is jaarlijks gesuppleerd. Langs de Hollandse kust was dit percentage het hoogst. \u95 Het grootste deel van de raaien met een BKL-overschrijding wordt niet op tijd gesuppleerd. \u95 Landelijk is gemiddeld 4% van de raaien in het handhavingsgebied gesuppleerd, zonder dat de BKL werd overschreden. Kustlijnhandhaving a.d.h.v. MKL-arealen: \u95 Van 1990 tot 1998 is het MKL-areaal van Nederland met 560 ha gegroeid. De groei in de sedimentatiegebieden gaat wel minder snel dan in de periode 1980-1990. Dit wordt echter meer dan goedgemaakt in de erosiegebieden. Het verlies van areaal is, na de invoering van het beleid 'dynamisch handhaven' in 1990, omgebogen in winst. \u95 De reserve, de MKL-ligging t.o.v. de BKL, is zowel in de sedimentatie- als in de erosiegebieden na 1990 toegenomen. Autonome erosie en het effect van suppleties op erosie: \u95 Ruim v贸贸r 1990 is gestart met het aanbrengen van zandsuppleties. \u95 Door meer zand te suppleren in het kader van het kustbeleid, is na 1990 het zandvolume toegenomen in de kustnabije zone. \u95 Wanneer er geen zandsuppleties uitgevoerd zouden zijn, had Nederland ca. 5 mm3/jaar zand verloren in de erosiegebieden. \u95 Na 1990 is in de erosiegebieden het zandverlies van ca. 5 mm3/jaar voldoende gecompenseerd door zandsuppleties en het natuurlijke kustgedrag. \u95 Het Waddengebied vormt hierop een uitzondering doordat hier is gekozen voor de natuurlijke dynamiek van de kust. \u95 De grootste suppletiehoeveelheden zijn aangebracht op Texel en in Noord-Holland. Effect suppleties op waterkeren en objecten: \u95 De gemiddelde ligging van de afslagpunten in de raaien, geselekteerd vanuit de functie waterkeren, is na 1990 14m zeewaarts verplaatst. \u95 De gemiddelde ligging van de afslagpunten in de raaien, geselekteerd vanuit de functie objecten, is na 1990 11m zeewaarts verplaatst. Strandbreedte (recreatie): \u95 Het strand van de recreatiegebieden in Nederland verplaatst langzaam zeewaarts. \u95 De breedte van het strand zelf van de recreatiegebieden in Nederland neemt toe. \u95 Door het handhavingsbeleid zoals dit in 1990 is ingesteld, is het strand in de recreatiegebieden niet versneld breder geworden.EVAZAN

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image

    Available Versions