79 research outputs found

    Social implications of celiac disease or non-celiac gluten sensitivity

    Get PDF
    Contains fulltext : 200649.pdf (publisher's version ) (Open Access)Research has described the perceived social restrictions that people who suffer from celiac disease can experience, but never investigated their actual amount of social contacts as compared to a healthy population. Therefore, we focus on the question whether people who suffer from celiac disease or non-celiac gluten sensitivity have less informal social capital (e.g. contacts with friends and family) than a healthy population and, if so, which health related factors can explain these differences in social capital. With the aid of the Dutch Celiac Association, we recently gathered high quality data. Results show that people who are diagnosed with celiac disease or NCGS indeed have less informal social capital than a healthy control group. This can be explained partly because the former more often suffer from depression, poor subjective health and another chronic condition. Moreover, it appears that demographic factors, such as gender, age, having children and marital status, reduce the initial relationship completely. These demographic factors thus play a more important role. As yet, these findings may help healthcare professionals to interpret social consequences of celiac disease and non-celiac gluten sensitivity in a broader sense.7 p

    De opleiding tot specialist ouderengeneeskunde beoordeeld anno 2016: Een herhaald onderzoek onder aios en pas afgestudeerden

    Get PDF
    Contains fulltext : 174869.pdf (publisher's version ) (Open Access)Dit rapport beschrijft het tweede onderzoek dat het NIVEL heeft gedaan naar de ervaren kwaliteit van de opleiding ouderengeneeskunde. Het onderzoek is daarmee een herhaling van de tevredenheidsmeting die in 2012 onder aios specialisme ouderengeneeskunde is gehouden. In 2016 zijn niet alleen aios maar ook pas afgestudeerden gevraagd naar hun mening over de kwaliteit van de opleiding ouderengeneeskunde. De doelen van het onderzoek waren om: (1) De beoordeling van nieuwe onderdelen van de opleiding voor het eerst in kaart te brengen; (2) De resultaten van 2012 met de resultaten van 2016 te vergelijken; (3) Verbeterpunten voor de opleiding te formuleren. Hierbij is telkens gelet op verschillen tussen aios en pas afgestudeerden die eerder en later met de opleiding zijn gestart en aios die de opleiding volgen bij verschillende opleidingsinstituten. Ongeveer 180 aios en 80 pas afgestudeerden hebben de vragenlijsten voor dit onderzoek ingevuld. Daarmee is een respons van 62% respectievelijk 43% bereikt. Over het algemeen zijn de aios en de pas afgestudeerden tevreden over de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Zo beoordelen de aios de leerzaamheid van de stages en leerperioden met een 7,8 als rapportcijfer, en vindt 85 procent van de pas afgestudeerden dat ze goed zijn voorbereid op verschillende competentiegebieden die nodig zijn in het werk als specialist ouderengeneeskunde. Over het algemeen zijn er relatief weinig verschillen in de resultaten ten opzichte van 2012. Ook naar opleidingsinstituut en instroomjaar zijn weinig systematische verschillen te zien. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn ook enkele aandachtspunten geformuleerd op basis van positief geformuleerde stellingen die in minder dan 50 of minder dan 68 procent van de gevallen door de aios worden onderschreven of minder goed scoren dan in 2012. Een belangrijk aandachtspunt is de aandacht voor medisch inhoudelijke verdieping binnen de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Andere aandachtspunten hebben te maken met de aandacht voor wetenschap binnen de opleiding, de voorbereiding van de opleiding op bepaalde organisatorische aspecten in het werk als specialist ouderengeneeskunde, de werkdruk tijdens de stages, de communicatie vanuit de opleiding en de volgorde en aansluiting van het onderwijs. Dit onderzoek biedt handvatten om de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde te verbeteren. Het is daarnaast een goed middel om de tevredenheid van aios en pas afgestudeerden over de opleiding te monitoren, waardoor effectief gewerkt kan worden aan verbetering van de opleiding en waardoor het succes van geïmplementeerde veranderingen gemeten kan worden.112 p

    Chronic illness and informal social capital: Individual level mediators and country-level moderators

    Get PDF
    Contains fulltext : 207453.pdf (publisher's version ) (Open Access)This study investigates whether there are differences in informal social capital between people with a chronic illness and healthy individuals. We also test to what extent this relationship is mediated by individual characteristics and moderated by country-level characteristics. In contrast to previous research, we use representative recent and high-quality data from the European Social Survey of 2012 as well as multilevel analysis. Our results demonstrate that chronically ill people have less informal social capital, all across Europe. Individual characteristics, including depression, subjective health, and perceived income, mediate this relationship almost fully. Welfare regimes and the amount of money countries spend on health care moderate the relationship between chronic illness and informal social capital.19 p

    Opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen: Hoeveel worden aangevraagd, beschikt en ingevuld?

    No full text
    Inzichten in de opleiding tot GZ-psycholoog Voor de opleiding tot GZ-psycholoog wordt door het ministerie van VWS jaarlijks het aantal opleidingsplaatsen vastgesteld. TOP opleidingsplaatsen doet vervolgens een voorstel voor de verdeling voor de subsidie voor deze opleidingsplaatsen over de opleidingsinstellingen, die vooraf hun behoefte hieraan kunnen doorgegeven. De GZ-opleidingsplaatsen worden vervolgens beschikt uit bijdragen van VWS en in de praktijk ingevuld. In deze factsheet wordt een trendoverzicht gegeven van de aantallen waar het in dit ‘tweestap-proces’ om gaat, op landelijk niveau en naar sector
    • …
    corecore