65 research outputs found

    Bureauonderzoek archeologische waarden Spui 24-28 gemeente Den Haag

    No full text
    Lit.opg

    Spui-Lamgroen, Gemeente Den Haag : bureauonderzoek archeologische waarden

    No full text
    Lit.opg., bijl

    Bezuidenhoutseweg 98, Gemeente Den Haag : bureauonderzoek archeologische waarden

    No full text
    Lit.opg

    Spui-Lamgroen, Gemeente Den Haag : inventariserend en definitief onderzoek op een weeshuisterrein

    No full text
    Met lit. op

    Bezuidenhoutseweg 98, gemeente Den Haag : bureauonderzoek archeologische waarden

    No full text
    Met lit. op

    Pastoorwarande-Snoekstraat, gemeente Den Haag : bureauonderzoek archeologische waarden

    No full text
    Met lit. op

    Hertenrade, Inheems-Romeinse bewoning in een weids landschap, Gemeente Den Haag : definitief archeologisch onderzoek

    No full text
    lit. opg., bijl

    Gedempte Gracht 39-85, Den Haag : definitieve opgraving

    No full text
    lit. opg., bijl

    Inventariserend archeologisch veldonderzoek Nutstuin, fonds 1818 Riviervismarkt 3-5, Den Haag

    No full text
    Op basis van eerdere waarnemingen en opgravingen in de Haagse binnenstad is er vooral op de hoger gelegen delen van de flanken van de Oude Duinenrug in de Haagse binnenstad kans op sporen uit de prehistorie. De locaties van de sleuven op het terrein van Riviervismarkt 3-5 waren zo hoog mogelijk op de flank gepositioneerd. Deze locaties bleken verstoord in de middeleeuwen en de moderne tijd. Op basis van dit vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat de kans op intacte sporen uit de prehistorie op dit terrein klein is. Resten van 15de eeuwse bebouwing zijn opvallend goed geconserveerd gebleven. De verwachting is dat een groot deel van minimaal één huisplattegrond en mogelijk ook begeleidende bewoningsporen (afvalkuilen, waterputten ed.) bewaard zijn gebleven. De postmiddeleeuwse sporen in de sleuven bleken fragmentarisch van karakter. De ondiepe uitvoering van de funderingen is daar waarschijnlijk debet aan. Op basis van dit onderzoek kan niet worden uitgesloten dat dieper gelegen bewoningsporen (afvalkuilen, waterputten ed.) uit de 17de eeuw en later wel goed bewaard zijn gebleven

    Haagse Archeologische Rapportage 1109

    No full text
    Het archeologisch onderzoek op het bouwterrein Spui-Lamgroen was ingegeven door twee bijzondere gebruiksfasen van het terrein: namelijk begin 17de eeuw als tuin behorende bij het zogenaamde Zweedse huis, de woning van de ambassadeur voor Zweden, Jacob van Dijck en de periode van het weeshuis tussen 1660 en 1867. Voor de ambassadeur hier ging wonen stond er in ieder geval sinds 1530 al een huis met een tuin. Die tuin lijkt te zijn bemest met humeus materiaal vermengd met een kleine hoeveelheid huishoudelijk afval. Er bleken nauwelijks sporen en vondsten uit de fase van het Zweedse huis aanwezig. Belangrijkste oorzaken daarvan zijn de bouwactiviteiten die er vanaf 1687 tot in de 20ste eeuw zijn geweest. Tegenvaller was dat de loodverontreiniging die tijdens het milieuonderzoek buiten de bebouwing van Uilebomen werd aangetroffen niet afkomstig bleek van de vulling van een vijver maar vermoedelijk in de 20ste eeuw is veroorzaakt. Er werd wel een restant van een schelpenpad gevonden dat waarschijnlijk onderdeel was van de Franse tuin van het Zweedse huis. Het gebrek aan vondsten uit de periode tot 1630 hangt mogelijk ook samen met het afvoeren van afval over het water of door lozing op het water. Het weeshuis is opgebouwd uit het voormalige Zweedse huis (dat westelijk van het plangebied was gelegen) het buurhuis de Keizerskroon en nieuwbouw. Uit verschillende historische prenten en beschrijvingen was al duidelijk hoe het weeshuis er uit zag en hoe het terrein was ingedeeld. Door het archeologisch onderzoek is inzicht verkregen hoe men de uitbreiding in 1687 heeft opgezet en hoe de achterbouw van de Keizerskroon is geïncorporeerd. Laatst genoemd gebouw werd op een kaart uit 1660 aangeduid als tuinhuis. Dat bleek een stenen gebouwtje te zijn met een haardmuur en een kelder. Het gebouw is vermoedelijk in de 19de eeuw afgebroken en vervangen. De plattegrond van de nieuwbouw had, in ieder geval in het onderzocht deel van het terrein, een zeer regelmatige opzet. Aangezien de ondergrond bestaat uit een afwisseling van zand en klei met daarop een dikke veenlaag en de nieuwbouw van het weeshuis enkele verdiepingen hoog zou worden was er de noodzaak om een zware fundering aan te leggen. Allereerst zijn er funderingssleuven gegraven. Alhoewel we ze maar eenmaal hebben kunnen zien (vanwege een ligging ver onder het grondwaterpeil) moeten we aannemen dat er palen op regelmatige afstanden zijn geheid. Plaatselijk zijn kespen toegepast. Hierop werden een of twee funderingsplanken geplaatst die door middel van spijkers waren verbonden met de funderingspalen. Deze werkwijze om met kespen te werken is tot zover bekend nog niet eerder in een pand van deze ouderdom aangetroffen in Den Haag. De funderingsplanken lagen tijdens de opgraving onder het grondwater en zo zal het tijdens de aanleg ook zijn geweest aangezien rotting van funderingspalen moest worden voorkomen. Op de planken werd een brede funderingsmuur gemetseld, via enkele versnijdingen direct aan de onderkant werd de muur daarboven smaller. Onder in de funderingen werden vaak wat grotere stenen toegepast dan in de delen daarboven. Allereerst zijn de funderingsmuren van de buitenmuren gemetseld. Vervolgens zijn de even dikke muren van de binnenplaats en de iets dunnere binnenmuren gemetseld en zijn de ruimten daartussen deels weer aangevuld met de uitgegraven grond. De bovenzijden van de binnen en de buitenmuren zijn vervolgens in metselverband opgemetseld. De opgegraven funderingsmuren van het weeshuis variëren in breedte tussen 28 en 38 cm. Er is een duidelijk patroon in de funderingen. Circa 2 meter binnen de buitenomtrek ligt weer een fundering. De achtergevels, tevens muren van de binnenplaats liggen daar weer 5 meter vandaan. Dit patroon zou kunnen wijzen op een oorspronkelijke indeling met lange brede gangen direct achter de rooilijnen van de Ververstraat en het Lamgroen met aan de gangen kamers van circa 5 m diep. Mogelijk hangt dit patroon samen met een oorspronkelijke functie als individuele woonruimtes aan een gezamenlijke gang. Ongeveer 15 meter uit de hoek met de Ververstraat waren er bij de funderingen afwijkende dingen te zien. Allereerst is er daar een dwarsmuur haaks op het Lamgroen, die een fundering met kespen heeft gekregen. Ter hoogte van deze muur wordt het patroon van de doorgaande gangmuur doorbroken, de fundering verspringt hier enigszins. In de zuidoosthoek van het terrein, aan de zijde van de Uilebomen is dieper gefundeerd. Bij interne verbouwingen, zoals de herbouw van een laag gebouw (de bergplaats) werd op staal gefundeerd, dat wil zeggen dat er niet op palen is gefundeerd maar dat men brede funderingsmuren heeft gebouwd die trapsgewijs naar boven smaller worden. Een ander nieuw gegeven is dat er behalve twee grote zwengelpompen op de binnenplaatsen nog enkele waterputten inpandig aanwezig waren. De oudste put dateert vermoedelijk uit de 18de of vroege 19de eeuw. De meest recente put ligt in de grote keuken op de hoek van het Lamgroen en Uilebomen. Vanaf 1858 werd het water hier machinaal opgepompt. De motor van de pompinstallatie stond op een zwaar funderingsblok. In de keuken stonden ronde gemetselde fornuizen, waarvan resten zijn gevonden. Een eveneens in de keuken gelegen kelder voor de opslag van water werd gevuld via een gootje vanaf de binnenplaats. Na afbraak van het weeshuis vanaf december 1867 is het terrein weer bebouwd. De bouw van een blok arbeiderswoningen aan de zijde van het Lamgroen en de hoek van de Ververstraat was de eerste nieuwe bebouwing rond 1871. Men heeft daar zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de stevige funderingen van het weeshuis en heeft daar bovenop gebouwd. De structuur van de afgebroken bebouwing van het weeshuis is duidelijk maatgevend geweest in de nieuwbouw. Andere onderdelen van deze laat 19de-eeuwse bebouwing zoals de bakstenen riolen en de waterputten zouden niet hebben misstaan in 18de-eeuwse huizen. Pas in 1874 is er een belangrijke modernisering in de huisvesting die een verbetering van de volksgezondheid tot gevolg had namelijk de aanleg van een drinkwaterleidingnet
    corecore