2 research outputs found
Achtergronddocument Oplossingsrichtingen voor het mobiliteitssysteem
Inleiding
Mobiliteit van personen en goederen levert belangrijke voordelen aan de inwoners van Vlaanderen en aan de Vlaamse economie. De personenmobiliteit draagt ertoe bij dat de inwoners van Vlaanderen een
inkomen kunnen realiseren uit arbeid, dat zij zich persoonlijk kunnen ontplooien en ontspannen, en dat zij een netwerk aan sociale contacten kunnen hebben. De mobiliteit van goederen zorgt ervoor dat de
bedrijven hun productieproces efficiënt kunnen organiseren en hun klanten gemakkelijk kunnen bereiken.
Mobiliteit leidt echter ook tot een reeks hardnekkige, met elkaar verweven problemen die vallen onder de noemer van externe kosten. Deze omvatten onder meer de schade door de uitstoot van broeikasgassen en luchtpolluenten, verminderde leefkwaliteit, congestie, geluidshinder, verkeersonveiligheid en inefficiënt
ruimtegebruik.
Het ambitieniveau voor de verduurzaming van de mobiliteit is hoog en er is een grote nood aan oplossingen
voor de transportsector. Kleinere oplossingen zullen niet volstaan, en meer fundamentele veranderingen
zullen het bereiken van de doelstellingen moeten schragen. Er is, met andere woorden, nood aan een
duurzaamheidstransitie in het mobiliteitssysteem.
Doel en reikwijdte van de studie
Deze studie kadert in de Milieuverkenning 2018 van de dienst MIRA van de Vlaamse Milieumaatschappij.
Het doel is om een overzicht te geven van innovaties/oplossingen die kunnen bijdragen aan de transitie
naar ecologische duurzaamheid van het mobiliteitssysteem, van hun potentieel en van hefbomen waarmee
dat potentieel kan gerealiseerd worden en de barrières die daarmee kunnen verlaagd worden.
Gelijktijdig met deze studie werden voor de Milieuverkenning 2018 gelijkaardige studies uitgevoerd voor het energiesysteem en het voedingssysteem. De link met de transities in die twee systemen wordt in dit rapport zoveel mogelijk aangegeven. Voor de elementen die specifiek zijn voor die systemen wordt er evenwel naar die twee andere studies verwezen. Er is ook een belangrijke interactie tussen ontwikkelingen in het mobiliteitssysteem en ruimtelijke ontwikkelingen. Die interactie wordt meer belicht in het onderzoek rond de Milieuverkenning Ruimte.
De sterke band tussen het Vlaams mobiliteitssysteem en andere maatschappelijke systemen
Een belangrijk kenmerk van het Vlaams mobiliteitssysteem is dat het niet op zich staat, maar sterk
verbonden is met de andere maatschappelijke systemen in binnen- en buitenland. Enerzijds maken de
veelheid van verbanden de verduurzaming van het mobiliteitssysteem complex. Anderzijds kunnen zij ook
opportuniteiten bieden om via de andere maatschappelijke systemen de uitdagingen voor het mobiliteitssysteem
aan te pakken. Bv. door het ruimtegebruik beter te organiseren kan de behoefte aan transport beperkt worden of beter ingevuld worden door openbaar vervoer.
Een bijkomende observatie is dat er vele nieuwe initiatieven, producten en diensten aan het opborrelen zijn, die relevant kunnen zijn voor het mobiliteitssysteem. Sommige vinden reeds een enthousiaste
afzetmarkt (bv. elektrische fietsen), andere hebben succes bij een gemotiveerde groep gebruikers (bv.
autodelen), terwijl nog andere zich nog in een meer prille fase bevinden (bv. waterstofauto’s). In vele
gevallen gaat het om ‘niches’. Deze zijn nu nog volop in ontwikkeling, maar kunnen potentieel een rol of in
sommige gevallen een grote rol spelen in de transitie naar een duurzaam mobiliteitssysteem mits de nodige
randvoorwaarden vervuld zijn. De manier waarop dergelijke niches tot een systeemverandering kunnen leiden is een belangrijke topic binnen het transitiedenken dat bekijkt hoe men systeemveranderingen kan
versnellen en ondersteunen via transitiegovernance. Het uiteindelijke doel is het mobiliteitssysteem te veranderen door de dominante maar niet-duurzame regimes (geleidelijk) te vervangen door andere, meer
duurzame alternatieven. Deze studie wil een aantal van die niches ontdekken/toelichten en hun potentieel
voor een duurzamer mobiliteitssysteem analyseren.
Innovaties en oplossingen voor het mobiliteitssysteem: van longlist naar shortlist In de maatschappelijke discussie over de verduurzaming van het mobiliteitssysteem in Vlaanderen en in de rest van de wereld komen verschillende oplossingen en innovaties aan bod. Als eerste stap in de studie
werd een longlist opgesteld van mogelijke innovaties en oplossingen. Zij werden gesitueerd in het kader
van de drie brede oplossingsrichtingen van het Europees Milieuagentschap:
– ‘Vermijden’ (‘Avoid’): dit verwijst naar oplossingen en innovaties die het mobiliteitssysteem duurzamer
maken door het aantal verplaatsingen te verminderen of de afgelegde afstand per verplaatsing te
verkorten (bv. e-werken).
– ‘Verschuiven’ (‘Shift’): dit verwijst naar oplossingen en innovaties die het gebruik van andere, meer
milieuvriendelijke, vervoersmiddelen aanmoedigen (bv. voor een aantal verplaatsingen de auto
vervangen door een elektrische fiets).
– ‘Verbeteren’ (‘Improve’): dit verwijst naar oplossingen en innovaties die de milieuprestaties van de vervoersmiddelen verbeteren, bv. door technologie, door een betere benutting van de vervoersmiddelen,
enz. (bv. een elektrische auto gebruiken in plaats van een auto met verbrandingsmotor op fossiele brandstof).
Ook werd de link gelegd met vijf overkoepelende categorieën van oplossingen en innovaties die men in een
recente transitienota voor de Vlaamse Regering over ‘Werken aan een vlot en veilig mobiliteitssysteem’
identificeert als potentiële ‘game changers’ of doorbraken:
– Geconnecteerde mobiliteit en (deels) autonome vervoermiddelen
– Combimobiliteit
– Gedeelde mobiliteit
– Gepersonaliseerde mobiliteitsdiensten (of Mobility as a Service)
– Groene mobiliteit
De longlist werd opgesteld aan de hand van een literatuurstudie en op basis van inzichten bekomen door
gesprekken met experten in het domein. Uit deze longlist werd vervolgens een shortlist gepuurd die
bestaat uit tien oplossingsgroepen. De keuze voor de tien groepen is gebaseerd op een eerste inschatting
van het milieupotentieel en van de mate waarin de innovaties een transitie inhouden, zoals aangegeven
door de experten en in de literatuurstudie. Bovendien werd er in de keuze naar gestreefd om voorbeelden
op te nemen die betrekking hebben op de drie oplossingsrichtingen die naar voren werden geschoven door
het Europees Milieuagentschap (Vermijden, Verschuiven, Verbeteren).
De volgende tabel vat de shortlist van de tien groepen samen. Een aantal groepen hebben enkel betrekking
op het personenvervoer (Groep 1, 2, 6). Groep 3 focust op het goederenvervoer. De overige oplossingsgroepen
kunnen toepassingen hebben in zowel het personen- als het goederenvervoer.
Shortlist met tien oplossingsgroepen
Groep
Overkoepelende categorie
transitienota Vlaamse
Regering
Personen-
/goederenvervoer
Vermijden/Verschuiven/Verbeteren
1: Werken, leren,
vergaderen op afstand
Andere Personenvervoer Vermijden
2: Ritdelen personen Gedeelde mobiliteit Personenvervoer Verbeteren
3: Logistieke verbeteringen
Gepersonaliseerde
mobiliteitsdiensten
Combimobiliteit
Goederenvervoer Vermijden/Verschuiven/Verbeteren
4: (Elektrische) fiets en
nieuwe lichte elektrische
voertuigen
Groene mobiliteit
Personen- en
goederenvervoer
Verschuiven
5: Voertuigdelen Gedeelde mobiliteit
Personen- en
goederenvervoer
Vermijden/Verschuiven/Verbeteren
6: Performante
mobiliteitsdiensten of
Mobility as a Service
Gepersonaliseerde
mobiliteitsdiensten
Combimobiliteit
Gedeelde mobiliteit
Personenvervoer Verschuiven
7: Autonome voertuigen
Geconnecteerde mobiliteit
en autonome voertuigen
Personen- en
goederenvervoer
Verschuiven
8: Elektrische voertuigen
met batterij
Groene mobiliteit
Personen- en
goederenvervoer
Verbeteren
9: Elektrische voertuigen
met waterstof brandstofcel
Groene mobiliteit
Personen- en goederenvervoer
Verbeteren
10: Geavanceerde biobrandstoffen
Groene mobiliteit
Personen- en
goederenvervoer
Verbeteren
Het milieupotentieel van de tien oplossingsgroepen uit de shortlist
De volgende tabel vat de algemene bevindingen samen voor het milieupotentieel van de innovaties en
oplossingen uit de shortlist. Men kan een onderscheid maken tussen drie categorieën in de shortlist.
Ten eerste zijn er een aantal innovaties en oplossingen die binnen een bepaald segment van het
mobiliteitssysteem een gunstig milieueffect kunnen hebben. Dit is het geval voor de eerste zes groepen van
de shortlist. De wijze waarop deze gunstige effecten optreden verschilt tussen de zes groepen, en wordt
telkens samengevat in de onderstaande tabel. Een belangrijke voorwaarde hierbij is wel dat er extra
transportbeleid geïntroduceerd wordt om ongewenste reboundeffecten zoveel mogelijk onder controle te
houden. Het extra beleid confronteert idealiter de transportgebruikers zoveel mogelijk met de maatschappelijke
kosten van hun transportbeslissingen. Bij afwezigheid hiervan zullen de positieve effecten lager en
in bepaalde gevallen substantieel lager of nagenoeg onbestaande zijn (zoals bv. in het geval van e-werken).
De tweede categorie bestaat uit innovaties en oplossingen die een veel groter milieupotentieel kunnen
hebben omdat zij op een groter deel van het mobiliteitssysteem kunnen inspelen. Dit is het geval voor de
alternatieve aandrijftechnologieën en mogelijk ook voor de geavanceerde biobrandstoffen. Maar ook hier
geldt een belangrijke voorwaarde, namelijk dat de opwekking van de energie en de productie van de biobrandstoffen op een duurzame wijze gebeurt, wat vandaag (nog) niet of onvoldoende het geval is. De
mogelijkheden hiertoe in het Vlaamse energiesysteem komen meer in detail aan bod in de gelijklopende studie over het energiesysteem.
De derde categorie omvat de autonome voertuigen. De ontwikkelingen in dat domein kunnen potentieel een grote impact hebben op het mobiliteitssysteem. Het is echter moeilijk om in dit stadium te beoordelen
wat het effect op de mobiliteitsvraag en de eraan gerelateerde milieueffecten zal zijn. Ook hier kan
gewezen worden op de nood aan een goed beleidskader om een positief milieueffect te realiseren en eventuele reboundeffecten onder controle te houden, maar het is nog onzekerder of het beleid snel genoeg zal kunnen inspelen op de nieuwe context die door deze ontwikkelingen wordt gecreëerd.status: Published onlin
Rectal Biopsy for Hirschsprung’s Disease: A Multicentre Study Involving Biopsy Technique, Pathology and Complications
Background: The heterogeneity of rectal biopsy techniques has encouraged us to search for a surgical and pathological standardisation of this diagnostic technique to exclude Hirschsprung’s disease. The different amounts of information on the anatomopathology report prompted us to compile a template for the anatomopathology report for diagnostic rectal biopsies for surgical colleagues and pathologists working on Hirschsprung’s disease. Methods: We gathered the anonymous biopsy information and its pathology information from five hospitals for all patients in which rectal biopsies were taken to diagnose Hirschsprung’s disease over two years (2020–2021). Results: Of the 82 biopsies, 20 suction (24.4%), 31 punch (37.8%) and 31 open biopsies (37.8%) were taken. Of all biopsies, 69 were conclusive (84.2%), 13 were not (15.8%). In the suction biopsy group, 60% were conclusive and 40% were not; for punch biopsy, the values were 87% and 13%, respectively and for open biopsy, 97% and 3%. Inconclusive results were due to insufficient submucosa in 6/8 suction biopsies, 4/4 punch biopsies and 0/1 open biopsies. An insufficient amount of submucosa was the reason for an inconclusive result in 6/20 cases (30%) after suction biopsy, 4/31 (12.9%) cases after punch biopsy and 0 cases (0%) after open biopsy. We had one case with major postoperative bleeding post suction biopsy; there were no further adverse effects after biopsy. Conclusions: Diagnostic rectal biopsies in children are safe. Non-surgical biopsies are more likely to give inconclusive results due to smaller amounts of submucosa present in the specimen. Open biopsies are especially useful when previous non-surgical biopsies are inconclusive. An experienced pathologist is a key factor for the result. The anatomopathology report should specify the different layers present in the specimen, the presence of ganglion cells and hypertrophic nerve fibres, their description and a conclusion