4 research outputs found

    Technisch rapport macrostabiliteit

    No full text
    Dit rapport is het concept \u91Technisch Rapport macrostabiliteit bij Dijken\u92 (TRMD). In dit technisch rapport worden benodigde stappen gegeven die nodig zijn om een uitspraak over de macrostabiliteit van dijken en dammen \u91dijk\u92 te kunnen geven. Hierbij wordt ingegaan op de verschillende faalmechanismen, bepaling van de belastingen. Tevens wordt ingegaan op schematiseringen van de (onder)grondopbouw bij dijken en de hierin optredende waterspanningen. Diverse rekenmodellen komen aan de orde waarbij ook ingegaan wordt op \u91de nieuwe manier van rekenen\u92 waarbij in veel gevallen wordt voorgestaan om met ongedraineerde sterkte-eigenschappen ongedraineerde stabiliteitsanalyses uit te voeren. In de huidige Nederlandse adviespraktijk wordt namelijk voor de beoordeling van de taludstabiliteit van een grondconstructie veelal gebruik gemaakt van een gedraineerde analyse met effectieve schuifsterkteparameters c\u92 (= effectieve cohesie) en (= effectieve hoek van inwendige wrijving). Een ongedraineerde analyse met effectieve schuifsterkteparameters wordt in de Nederlandse adviespraktijk vaak toegepast op de uitvoeringsfase. De voorspelde of gemeten wateroverspanning kan daarbij direct in de berekening worden ingevoerd of met behulp van aanpassingspercentages. Bovengenoemde stabiliteitsanalyses zijn geen betrouwbare analyses in situaties met slecht of minder goed doorlatende gronden. In dit technisch rapport wordt een ongedraineerde analyse met ongedraineerde schuifsterkteparameters nog niet voorgestaan. In hoofdstuk 6 wordt een nieuwe methodiek van rekenen met het vrije glijvlak in Spencer geïntroduceerd. De daarvoor te hanteren modelfactoren (zie hoofdstuk 9) zijn echter nog onvoldoende zeker en dienen door nader onderzoek en een brede discussie nader te worden onderbouwd. Voor het uitvoeren van ongedraineerde stabiliteitsanalyses met ongedraineerde parameters is de parameterbepaling erg belangrijk. Hierop wordt in hoofdstuk 7 en 8 ingegaan. Ten behoeve van de gedraineerde stabiliteitsanalyse wordt tevens ingegaan op de zogenaamde pseudo karakteristieke waarden van de sterkte. De veiligheidsbenadering is in hoofdstuk 9 weergegeven. In het addendum behorende bij het TRWG zaten onvolkomenheden die hiermee worden opgelost. Zo ook aangaande de differentiatie van de schadefactor afhankelijk van de ligging van het glijvlak (ofwel zonering). Sinds het verschijnen van het TR Actuele sterkte (waarin de diverse methoden zijn beschreven) zijn onduidelijkheden en onjuistheden geconstateerd waarvoor in het voorliggende TR in hoofdstuk 10 oplossingen worden geboden. Zeker voor het bepalen van de macrostabiliteit van een talud komt er veel bij kijken en dienen veel keuzes te worden gemaakt. Hiervoor zijn stappenplannen gemaakt. Een stap voor stap uitgewerkt voorbeeld is dan ook in dit TR weergegeven in hoofdstuk 12. De handreikingen in dit TR zijn zowel geschikt voor gebruik bij het toetsen van dijken, conform het wettelijk toetsinstrumentarium (Voorschrift Toetsen op Veiligheid, VTV) als voor gebruik bij het ontwerpen van (primaire) dijken of dijkversterkingen. Hoewel veel van de hier beschreven handreikingen ook gelden voor regionale keringen wordt hier niet specifiek op ingegaan. Voor deze keringen specifieke problematiek bij droogte bijvoorbeeld maakt geen onderdeel uit van dit TR. Bij dit technisch rapport behoren o.a. een achtergrondrapport (SBW werkelijke sterkte van dijken) met meer detailinformatie.TAW/EN

    SBW project werkelijke sterkte: Projectplan 2009

    No full text
    Het SBW programma heeft als doel onderzoek uit te voeren voor de nieuwe VTV 2011. Het SBW project getiteld werkelijke sterkte beoogt dit te realiseren voor het toetsspoor macrostabiliteit. Dit rapport beschrijft de planning van de werkzaamheden voor 2009 en geeft inzicht in de verwachte werkzaamheden in 2010. Thans is voorzien dat het project in 2010 wordt afgerond.SB

    Effecten van peilveranderingen in het IJsselmeer en Markermeer-IJmeer

    No full text
    Een seizoensgebonden peilbeheer in het IJsselmeergebied, waarbij in het voorjaar het peil hoger wordt opgezet en in de zomer verder uitzakt, lijkt zowel voor zoetwatervoorziening als voor het versterken van natuurwaarden interessant. In verschillende studies, workshops en beleidsdocumenten is aan dit peilbeheer gerefereerd en gerekend. Aan Deltares is gevraagd te verkennen in hoeverre de wensen ten aanzien van het seizoensgebonden peil vanuit natuur en zoetwatervoorzieining en de effecten daarvan op diverse aspecten en gebruiksfuncties bekend en gekwantificeerd zijn en hoe deze kennis eventueel in vervolgstudies verder is aan te vullen. Dit rapport beschrijft het resultaat van deze inventarisatie. De focus is hierbij geweest op het IJsselmeer en het Markermeer. De Veluwerandmeren zijn buiten beschouwing gelaten. Een seizoensgebonden peil kan door inundatie van oeverzones in het vroege voorjaar en het vervolgens weer droogvallen tijdens het groeiseizoen een grotere diversiteit aan vegetatie en daarmee meer diverse habitats bewerkstelligen. Deze versterking van natuurwaarden kan in het IJsselmeer en het Markermeer alleen plaatsvinden wanneer ook grootschalige landwaterovergangen worden gerealiseerd; het talud van oeverzones bepaalt immers hoeveel land inundeert en weer droogvalt. Een variatie door het seizoen van 65 tot 100 cm lijkt wenselijk. Natuurwaarden hebben echter baat bij afwijkingen van deze variatie door de jaren heen. Voor nieuw te ontwikkelen natuur moet het talud en de hoogteligging van de oevers worden afgestemd op het in te stellen peilverloop. Het instellen van een structureel hoger of lager peil zal invloed hebben op bestaande natuurwaarden. Een afweging waarin alle natuurwaarden worden meegenomen is nodig. Peilveranderingen hebben ook invloed op waterkwaliteit (slibopwerveling, temperatuur, nalevering uit de bodem) en waterkwaliteit en natuurwaarden beïnvloeden elkaar. Het is raadzaam om de waterkwaliteitseffecten op natuurwaarden mee te nemen in een verdere bepaling van het voor natuurwaarden gewenste peilverloop. Voor zoetwatervoorziening verwacht het W+ klimaatscenario een vraag naar extra water (in 2050 ongeveer 50 cm waterschijf in IJsselmeer en Markermeer in een extreem droog jaar), waarin door middel van seizoensfluctuaties voorzien kan worden. Hierbij wordt juist gevraagd het peil tot ver in de zomer (juli, augustus) hoog te houden. Uitgangspunt is om voor het instellen van een seizoensgebonden peil geen dijkverhoging te laten plaatsvinden. Veiligheid bepaalt daarmee de bovengrens voor het instellen van een seizoensgebonden peil. In het vroege voorjaar (maart/april) kan op het IJsselmeer tot 2020 het peil tot - 0,05 m NAP verhoogd worden, tot 2035 kan dit tot -0,10 m NAP (vanaf april). Voor het Markermeer geldt een mogelijke opzet tot -0,10 m NAP tot 2020, tot 2035 kan het peil tot ditzelfde niveau worden opgezet, echter wel pas in april. Voor alle situaties geldt dat vanaf mei het peil verder opgezet kan worden tot + 0,10 m NAP op het Markermeer (zowel 2020 als 2035) en het IJsselmeer tot 2035. Tot 2020 kan op het IJsselmeer in mei tot +0,15 m NAP worden opgezet
    corecore