17 research outputs found

    [Basisdocument Radon.]

    Get PDF
    Betreft de engelse editie van 710401014<br>This document on the subject of radon contains data on sources, emissions, dispersion and risks. Risks are based on a comparison of exposure levels and detrimental effects. The main risk to humans from radon is the induction of lung cancer. Possible techniques to reduce these risks, as well as the costs involved, are discussed. A number of potential policy scenarios for radon are also examined. The mean Rn-222 concentration in Dutch living rooms is 29 Bq m-3 (range 8-140 Bq m-3), which falls within the range of 20-90 Bq m-3 observed in other European countries. The soil (averaging about 70%) and the building materials used (about 30%) are the principal contributors to the Rn-222 concentrations in indoor air. The mean outdoor atmospheric concentrations in the Netherlands is about 3 Bq m-3 (1-10 Bq m-3, depending on the geographical location). The average exposure to radon daughters in the Netherlands corresponds to a lung cancer mortality of 60 (uncertainty interval: 30-120) per million persons per year (80% resulting from Rn-222 and 20% from Rn-220). Knowledge of radon in the Netherlands is still incomplete. Research into Rn-222 exposures in office buildings, factories, schools and day nurseries, and additional field test of the effectiveness of radon control measures are recommended. As knowledge of Rn-220 exposures is virtually non-existent, exploratory research is also recommended.DGM/SV

    The estimated radiation dose in the Netherlands in 1987

    No full text
    In het kader van het project Stralingshygiene Verslaglegging (STRAVE) wordt onderzoek verricht naar de stralingshygiene situatie in Nederland. In deze tweede inhterimrapportage wordt een overzicht gegeven van de blootstelling van de bevolking aan diverse ioniserende stralingsbronnen in 1987. Er zijn tot op heden 12 van de aanwezige 22 bronnen volledig behandeld. Deze bronnen zijn kosmische straling, terrestrische stralaing, conventionele energiecentrales, bouwmaterialen, vliegverkeer, rontgendiagnostiek, radiotherapie, isotopendiagnostiek, radioactief afval, grensoverschrijdende rivieren, kernwapenproeven en "Tsjernobyl". Van deze bronnen wordt gedetailleerde informatie gegeven over aantal bronnen, belastingspaden, kritieke groepen, doses, dosisverdelingen en trends. Tevens wordt wat betreft de dosis een vergelijking gemaakt met de situatie in het buitenland. Het totale collectieve effectieve dosisequivalent voor de Nederlandse bevolking bedroeg in 1987 ca. 34000 mens Sv ; dit is gemiddeld 2,3 mSv/a per capita. De grootste bijdrage aan de collectieve dosis wordt veroorzaakt door radon en thoron afkomstig uit de bodem of uit bouwmaterialen (43%). Daarna volgen natuurlijke radioactiviteit in het menselijk lichaam, (16%), medische stralingstoepassingen (15%), technologisch verrijkte natuurlijke stralingsbronnen (13%), kosmische straling (9%), terrestrische straling (2%) en de gevolgen van het reactorongeval in Tsjernobyl (1%). De overige stralingsbronnen zijn verantwoordelijk voor minder dan 1% van de totale collectieve dosis.Abstract not availableDGM/

    The estimated radiation dose in the Netherlands in 1987

    No full text
    In het kader van het project Stralingshygiene Verslaglegging (STRAVE) wordt onderzoek verricht naar de stralingshygiene situatie in Nederland. In deze tweede inhterimrapportage wordt een overzicht gegeven van de blootstelling van de bevolking aan diverse ioniserende stralingsbronnen in 1987. Er zijn tot op heden 12 van de aanwezige 22 bronnen volledig behandeld. Deze bronnen zijn kosmische straling, terrestrische stralaing, conventionele energiecentrales, bouwmaterialen, vliegverkeer, rontgendiagnostiek, radiotherapie, isotopendiagnostiek, radioactief afval, grensoverschrijdende rivieren, kernwapenproeven en "Tsjernobyl". Van deze bronnen wordt gedetailleerde informatie gegeven over aantal bronnen, belastingspaden, kritieke groepen, doses, dosisverdelingen en trends. Tevens wordt wat betreft de dosis een vergelijking gemaakt met de situatie in het buitenland. Het totale collectieve effectieve dosisequivalent voor de Nederlandse bevolking bedroeg in 1987 ca. 34000 mens Sv ; dit is gemiddeld 2,3 mSv/a per capita. De grootste bijdrage aan de collectieve dosis wordt veroorzaakt door radon en thoron afkomstig uit de bodem of uit bouwmaterialen (43%). Daarna volgen natuurlijke radioactiviteit in het menselijk lichaam, (16%), medische stralingstoepassingen (15%), technologisch verrijkte natuurlijke stralingsbronnen (13%), kosmische straling (9%), terrestrische straling (2%) en de gevolgen van het reactorongeval in Tsjernobyl (1%). De overige stralingsbronnen zijn verantwoordelijk voor minder dan 1% van de totale collectieve dosis.Abstract not availableDGM/

    The estimated radiation dose in the Netherlands in 1986

    No full text
    In het kader van het project Stralingshygienische Verslaglegging (STRAVE) wordt onderzoek verricht naar de stralingshygienische situatie in Nederland. In deze eerste rapportage wordt een overzicht gegeven van de blootstelling van de bevolking aan diverse ioniserende stralingsbronnen in 1986. Van deze bronnen wordt gedetailleerde informatie gegeven over brontermen, belastingspaden, kritieke groepen, doses, dosisverdelingen en trends. Tevens wordt voor enkele bronnen voor wat betreft de dosis een vergelijking gemaakt met de situatie in het buitenland. Het totale collectieve effectieve dosisequivalent voor de Nederlandse bevolking bedroeg in 1986 ca. 35000 mens SV ; dit is gemiddeld 2,4 mSv/a per capita. De collectieve dosis wordt veroorzaakt door radon en thoron (41%), medische stralingstoepassingen (17%), natuurlijke radioactiviteit in het menselijk lichaam (15%), technologisch verrijkte natuurlijke stralingsbronnen (13%), kosmische straling (8%), de gevolgen van het reactorongeval in Tsjernobyl (3%), terrestrische straling 2% en overige stralingsbronnen (minder dan 1%).Abstract not availableDGM/

    Cumulation in the exposure to sources of ionizing radiation

    No full text
    Abstract niet beschikbaarIn the framework of BNS (policy notice regarding the regulation of ionizing radiation) the maximum permissible lethal risk of 10 -6 a -1 for a single source of ionizing radiation is exceeded in the Dutch population for exposures due to discharges of a thermal phosphorus plant, the phosphate fertilizer industry and due to a consumerproduct (gasmantles for lighting). Two kinds of "critical" groups are considered, one because of geographical factors and an other because of special behaviour (diet etc.). Both have a maximum risk for all sources of ionizing radiation of 5 to 6 x 10 -6. A combination of both factors could result in a maximum risk of 8 x 10 -6. For about 98% of the Dutch population however the range in risk estimate due to exposures to sources of radiation as considered in BNS is from 0.3 to 1.5 x 10 -6 a -1.DGM/

    Radiation exposure in the Netherlands in 1988 (final report)

    No full text
    Abstract niet beschikbaarIn the framework of the project STRAVE (radiation levels and exposures in the Netherlands) the exposure of the population in the Netherlands to the various sources of ionizing radiation was examined. In this final report an overall picture of these exposure levels in the year 1988 is given. Using a consistent methodology detailed information of these sources is given on number of sources, critical pathways and groups of exposed persons, radiation doses, dose distributions, time dependent tendencies and a comparison with doses in other countries. Furthermore, for each source an indication of individual risk is given, using a uniform risk factor of 0.025 Sv-1. The proposed policy regarding these risks is also given.DGM/

    Interim measuring method for the radon exhalation of building materials

    No full text
    In het Beleidsstandpunt Radon kiest het Ministerie van VROM voor een stand-still tot 1996, gevolgd door een reductie, van de risico's door radon en gammastraling uit bouwmaterialen. Op verzoek van de Directie Stoffen, Veiligheid en Straling van VROM/DGM heeft het RIVM advies uitgebracht over een interim-methode voor het meten van de radonexhalatie van bouwprodukten. Als meetmethode wordt de voorkeur gegeven aan het principe van de drukvrije exhalatiekamer, met een doorgaande stikstofstroom en een radonabsorber in de uitgaande gasstroom. Dit principe benadert het beste de vrije, diffusiegestuurde exhalatie. Tevens wordt, vanwege de betere aansluiting bij de praktijk-situatie, gekozen voor het meten van de een-dimensionale exhalatie van monsters bouwprodukt geconditioneerd bij 50% relatieve vochtigheid en 20 graden C. Aanbevolen wordt door middel van modelberekeningen en praktijkonderzoek het belang van drukgestuurde radonexhalatie vast te stellen. Voorts wordt een aantal aanbevelingen gedaan op het terrein van vergroting van de kennis over radonexhalatie, kwaliteitsborging van de meetmethode en het waarborgen van de optimale bruikbaarheid van de verkregen meetresultaten. Na publikatie van een Nederlandse Voornorm terzake (NVN 5699), naar verwachting medio 1995, vervalt dit RIVM-advies en dient NVN 5699 te worden toegepast bij het meten van de radonexhalatie van bouwprodukten.In the framework of its Policy Paper on Radon, the Ministry of Housing, Physical Planning and Environment (VROM) has chosen for a stand-still until 1996, followed by a future reduction, of the radiation risks due to radon and gamma radiation originating from building materials. Standard methods for the determination of the radon exhalation are lacking. RIVM has been asked by the VROM Directorate of Substances, External Safety and Radiation (VROM/DGM/SVS) to advise on such a measuring method. This report recommends using the principle of a pressure-free exhalation chamber as a measuring method, in which a continuous nitrogen flow and a radon absorber in the outgoing flow is applied. This principle gives the best approximation of free, diffusion-controlled radon exhalation. Furthermore, one-dimensional exhalation has been concluded to best simulate common building practices. Measuring of samples conditioned at 50% relative humidity and 20 degrees C is proposed as a standard. Additional research on the importance of pressure-driven exhalation, using model calculations and laboratory tests, is recommended. Further research, quality assurance of the measurement method and optimalization of the use of measuring data are also advised. After publication of pre-standard NVN 5699 by the Netherlands Normalization Institute, which is expected in 1995, this interim method will expire and NVN 5699 will have to be used in exhalation measurements.DGM/SV

    Scopingsrapport Radon

    No full text
    Dit scopingsrapport vormt een onderdeel van de voorbereiding tot het opstellen van het basisdocument radon. Het doel van dit rapport is het algemene kennisniveau van de deelnemers aan de scopingsbijeenkomst aangaande radon op eenzelfde peil te brengen en discussie- en beslispunten inzake de inhoud van het basisdocument aan te dragen.Abstract not availableRIV

    Monitoring of radioactivity in precipitation. Results for 1986

    No full text
    De belangrijkste gamma-emitters in 1986 door "Tsjernobyl" te Bilthoven gedeponeerd , waren: Mo-99/mTc-99 (1040 Bq/m2), Ru-103 (8300 Bq/m2), Ru-106 (4100 Bq/m2), I-131 (19000 Bq/m2), Te-132/I-132 (14000 Bq/m2), Cs-134 (1530 Bq/m2), Cs-136 (620 Bq/m2), Cs-137 (3360 Bq/m2) en Ba-140/La-140 (930 Bq/m2). Daarnaast werden geringe hoeveelheden mAg-110, mTe-129, Ce-141 en Ce-144 aangetroffen. De deposities van Sr-89 en Sr-90 bedroegen respectievelijk 230 Bq/m2 en 26 Bq/m2. De totale beta- en gamma-activiteit bedroegen respectievelijk 18.000 Bq/m2 en 104.400 Bq/m2. Meer dan 96% van de depositie vond plaats in de week 2-9 mei. In de neerslag in die periode werden geen Pu-isotopen aangetoond ( 45 Bq/m2. De gemiddelde concentratie van H-3 in regenwater bedroeg 2,9 kBq/m3. "Tsjernobyl" heeft deze waarden niet meetbaar beinvloed. De depositie van de natuurlijke nucliden Be-7, Pb-210 en Po-210 bedroegen respectievelijk > 1040 Bq/m2, 15 Bq/m2 en 3,4 Bq/m2.Abstract not availableHIMH/T

    Monitoring of radioactivity in precipitation. Results for 1987

    No full text
    In 1987 was het effect van het kernreactorongeval in Tsjernobyl vrijwel afwezig in de depositie van kunstmatige radionucliden. In de neerslag werden de gamma-emitters Be-7, K-40, Cs-134 en Cs-137 aangetroffen. De depositie van het kosmogene radionuclide Be-7 bedroeg 1334 Bq/m2 en was ongeveer gelijk aan die in de voorafgaande jaren. De depositie van Be-7 was gecorreleerd met de hoeveelheid neerslag. De depositie van Cs-134 was <4,8 Bq/m2. In 1986 was dit ten gevolge van "Tsjernobyl" 1530 Bq/m2. De depositie van Cs-137 nam in 1987 nog steeds af. De totale depositie bedroeg 12,3 Bq/m2 en was daarmee vrijwel teruggekeerd op de lage niveaus in de periode 1982-1985. In 1986 was deze depositie door "Tsjernobyl" verhoogd tot 3360 Bq/m2. Het jaargemiddelde van de concentratie van H-3 in regenwater bedroeg in 1987 2,7 kBq/m3. In totaal werd van dit radionuclide 2630 Bq/m2 gedeponeerd, hetgeen weinig afweek van de depositie in 1985 en 1986. De deposities van de van nature voorkomende radionucliden Pb-210 en po-210 waren in Bilthoven resp. 52 Bq/m2 en 6,3 Bq/m2. In 1987 bedroegen de totale alfa- en beta-activiteit van de depositie in Bilthoven resp. 23,7 Bq/m2 en 84,9 Bq/m2. deze deposities zijn ongeveer gelijk aan die in 1985, maar de vergelijking wordt bemoeilijkt door veranderingen in de meetmethodiek. Ca. 27% van de totale alfa-activiteit was afkomstig van Po-210. Bij de totale beta-activiteit was de bijdrage van Pb-210-dochter Bi-210 ca. 60%. De totale gamma-activiteit in de depositie in Bilthoven bedroeg 207 Bq/m2 en was niet meer verhoogd door "Tsjernobyl". Deze depositie was gecorreleerd met de hoeveelheid neerslag. Ca. 65% van de totale gamma-activiteit was afkomstig van Be-7. De totale gamma-activiteit was hierdoor sterk gecorreleerd met die van Be-7.Abstract not availableHIMH/T
    corecore