Assessment of potential anti-cancer stem cell activity of marine algal compounds using an in vitro mammosphere assay:

The cancer stem cell (CSC) theory proposes that tumours arise from and are sustained by a subpopulation of cells with both cancer and stem cell properties. One of the key hallmarks of CSCs is the ability to grow anchorage-independently under serum-free culture conditions resulting in the formation of tumourspheres. It has further been reported that these cells are resistant to traditional chemotherapeutic agents

A comparative study between catalase gene therapy and the cardioprotector monohydroxyethylrutoside (MonoHER) in protecting against doxorubicin-induced cardiotoxicity in vitro

50) limited the possibility to increase catalase activity more than 3.5-fold, which was not enough to protect infected NeRCaMs against doxorubicin-induced cardiotoxicity and (2) confirms the efficacy of monoHER as a cardioprotector. Thus, the use of monoHER proves more suitable for the prevention of doxorubicin-induced cardiotoxicity than catalase gene transfer employing adenovirus vectors

Novobiocin–ferrocene conjugates possessing anticancer and antiplasmodial activity independent of HSP90 inhibition.

A series of tailored novobiocin–ferrocene conjugates was prepared in moderate yields and investigated for in vitro anticancer and antiplasmodial activity against the MDA-MB-231 breast cancer line and Plasmodium falciparum 3D7 strain, respectively. While the target compounds displayed moderate anticancer activity against the breast cancer cell line with IC50 values in the mid-micromolar range, compounds 10a–c displayed promising antiplasmodial activity as low as 0.889 µM. Furthermore, the most promising compounds were tested for inhibitory effects against a postulated target, heat shock protein 90 (Hsp90)

Signalering van de risico's van nieuwe technologieën : een programmeringsstudie naar mogelijkheden tot verbreding van de Nederlandse risicobenadering bv een tijdige beoordeling van risico's verbonden aan toepassingen van nieuwe materialen en genetische gemodificeerde organismen

Bij het invoeren van nieuwe technologieën is het voor de overheid van groot belang om vroegtijdig de risico's van deze technologieën te signaleren. Daarom heeft het ministerie van VROM aan de Raad voor het Milieu- en Natuuronderzoek gevraagd, mogelijkheden aan te geven tot verbreding van de risicobenadering, zoals weergegeven in de notitie "Omgaan met risico's" . De studie is uiteindelijk uitgevoerd door het TNO-studiecentrum voor Technologie en Beleid en de Nederlandse Organisatie voor Technologisch Aspectenonderzoek. In de verschillende hoofdstukken van het rapport worden de volgende onderwerpen behandeld: milieu-effectketen, biotechnologie en materiaaltechnologie. Het advies is uitgebracht in de vorm van vier clusters. De clusters zijn : verbreding door ketenbenadering van risico, methoden van risico-signalering, oriëntatie op het risico-begrip, koppeling met technologie-ontwikkeling