15 research outputs found

    Bedrijfsspecifieke mest- en kunstmestgiften op melkveebedrijven : onderbouwingen ten behoeve van de ā€˜BESā€™ in 2016-2018

    Get PDF
    In 2015, 2016 en 2017 is op een zestal melkveebedrijven onderzocht of zij op grond van hun geschatte hoge gewasonttrekking van stikstof (N) en fosfaat (P) en benutting van meststoffen, in elk van de daarop volgende jaren, meer dierlijke mest konden toedienen zonder overschrijding van de maximaal acceptabele bodemoverschotten waarvan in het generieke beleid wordt uitgegaan. Dierlijke mest is binnen de voorwaarden van derogatie namelijk de enige P-bron waarmee de P-onttrekking door gewassen gecompenseerd mag worden. Een dergelijke verruiming van de dierlijke mestgift bleek inderdaad niet bezwaarlijk op voorwaarde dat in de meeste gevallen tegelijkertijd de kunstmest-N gift gekort werd. Gemiddeld over de bedrijven en jaren kon naar schatting 57 kg meer mest-N per hectare worden toegediend in ruil voor 25 kg minder kunstmest-N per ha. Deze toekenningen konden op het moment van rapportage geconfronteerd worden met de realisaties in 2016 en 2017. Daaruit bleek dat gemiddeld niet 57 maar 81 kg meer mest-N per hectare was toegediend en niet 25 maar 34 kg minder kunstmest-N per ha. Omdat ook de onttrekking hoger was dan geprognotiseerd, bleven de gerealiseerde N-bodemoverschotten, zoals beoogd, desondanks onder het niveau van generieke bodemoverschotten. Ondanks de verruimde mestgift, bleven de gerealiseerde P-bodemoverschotten negatief met uitzondering van eĢeĢn bedrijf. Benadrukt moet worden dat zowel de toekenning van de bemestingsruimte als de gerealiseerde bemesting, alsmede de daarmee verbonden geachte milieueffecten op bodem, water en lucht, op modelmatige schattingen gebaseerd zijn. Ondersteunende metingen zijn slechts beperkt uitgevoerd. Deze metingen geven aanwijzingen dat de nitraatconcentraties van grond- en oppervlaktewater beneden 50 mg per liter bleven. Overigens zal elke verruiming van de bemestingsruimte op deze en andere bedrijven tot een slechter milieuresultaat in Nederland als geheel leiden, tenzij de bemestingsruimte op een ander deel van de bedrijven tegelijkertijd gekort word

    Inventarisatie van kansrijke equivalente maatregelen

    Get PDF
    Telers vinden de huidige gebruiksnormen voor stikstof landbouwkundig in veel gevallen te laag. De overheid nodigt telers uit om maatregelen te nemen die een verhoging van gebruiksnormen rechtvaardigen zonder dat zo'n maatregel tot meer N-uitspoeling en- afspoeling leidt. Gesproken voorwaarden aan die definitie van equivalentie kunnen voldoen. Het rapport werkt een aantal maatregelen modelmatig uit voor zover dat niet al elders gebeurde. Het betreft verhoging van het aandeel graan, afvoer van gewasresten en meer groenbemesters en vanggewassen. De berekeningen geven aan dat meer graan in een bouwplan een verruiming van de N-gebruiksnorm van enkele kilogrammen N per hectare bedrijfsoppervlakte kan geven voor iedere 10 procentpunten waarmee het graanaandeel wordt vergroot, tenzij daarbij gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid om als gevolg van meer graan ook de N-gebruiksnorm voor extra groenbemesters te innen. De afvoer van gewasresten zoals bietenblad, erwtenloof, preiblad en koolstronken kan de N-gebruiksnorm per hectare bedrijfsoppervlakte met enkele tot tientallen kilogrammen verruimen, afhankelijk van het bouwplan. Als deze gewasresten na bewaring alsnog als organische mest gebruikt worden doet dit de milieukundige voordelen van de afvoer weer deels teniet. In veel bouwplannen lijkt ruimte te bestaan om na de oogst een onbemest vanggewas te telen. Vanggewassen kunnen in beginsel tot een verruiming van de N-gebruiksruimte leiden. In de onderzochte bouwplannen kon deze verruiming oplopen tot een kleine 10 kg N per hectare bedrijfsoppervlakte. Dit effect vervalt zodra aan de N-onttrekking van de voorgaande hoofdteelt concessies moeten worden gedaan om een succesvolle teelt van een vanggewas Ć¼berhaupt mogelijk te maken

    Kringloopwijzer Akkerbouw : rekenmodel versie ā€˜april 2018ā€™

    No full text
    De KringloopWijzer Akkerbouw is een rekeninstrument voor gebruik op PCā€™s dat op basis van ingevoerde bedrijfsgegevens van, onder meer, de bouwplansamenstelling en (kunst)mestgiften, een schatting maakt van de tekorten dan wel overschotten van stikstof, fosfaat en organische stof en de emissies die daarmee verbonden zijn. Om die schatting te kunnen maken, kan de KringloopWijzer gebruik maken van gedocumenteerde opbrengstgegevens en forfaitaire nutrieĢˆntengehaltes of, naar wens, de afvoer van nutrieĢˆnten schatten op basis van de omvang, aard en methode van bemesting. Dit rapport beschrijft de aanleiding voor het ontwikkelen van de KringloopWijzer, de opbouw van de invoer- en uitvoerschermen en de achterliggende rekenregels tussen die beide. Het rapport eindigt met een inventarisatie van denkbare verbeterpunten en schetst op welke wijze de KringloopWijzer in de praktijk stap voor stap getest kan worden

    Stikstofwerking van organische meststoffen en hun relatie met gebruiksnormen

    Get PDF
    Manures supply nitrogen (N) to crops in the year of their application but also in later years. This mineralisation extends over several decades. Regular manuring therefore results in a gradual increase of the N fertilizer replacement values (NFRV) of manures. However, prescribed NFRVā€™s in the present regulations refer to ā€˜first yearā€™sā€™ N supply in most cases. In view of the common regular applications of manures, it seems reasonable to consistently adopt long term NFRVā€™s in recommendations and regulations. We hence propose to increase the NFRV of liquid manures, including slurries, to 70-80% and those of solid manures to 55-75%. Attention is required for possible ā€˜double countingā€™ because residual N-effects of manures have in some cases become confounded with current crop-related N-recommendations.If the composition of a manure or the conditions under which manures are applied would change, a simple set of rules allows to make an informed estimate of the NFRV. However, there still is a need for a better insight into the synchronisation between mineralisation and the seasonal N uptake pattern of crops. Besides, we need to know more precisely when and where manures stimulate the production of elementary N and nitrous oxide.As far as policies and regulations are concerned, there are close relationships between legal NFRVā€™s and the crop specific N application standards. The premises behind the definition of N application standards of grassland and silage maize differ from those of other crops. That implies that the proposed raise of NFRVā€™s justifies a proportional raise of the N application standards for grassland and silage maize as that has no negative environmental consequences. For any other crop a change of NFRVā€™s does not justify a moderation of the N application standard

    Actualisatie van stikstof-, fosfaat- en organische stof balansen van akkerbouw- en vollegrondsgroentenbedrijven : onderzoek naar de aanpassing van gebruiksnormen in het kader van equivalente maatregelen

    Get PDF
    Van tijd tot tijd komen nieuwe overzichten van gemiddeld gerealiseerde opbrengsten en nutriƫntengehalten van akkerbouwgewassen en vollegrondsgroenten beschikbaar. Op basis van die geactualiseerde cijfers zijn de stikstof- en fosfaatonttrekkingen van een aantal veel voorkomende Nederlandse bouwplannen berekend

    Heroverweging hoogte stikstof-gebruiksnorm graangewassen op zand en loĢˆssgrond vanuit landbouwkundig en milieukundig oogpunt : onderzoek naar de aanpassing van gebruiksnormen in het kader van equivalente maatregelen

    No full text
    Stikstofgebruiksnormen voor gewassen hebben het bemestingsadvies als basis mits daarbij wordt voldaan aan maximaal 50 mg nitraat per liter in het bovenste grondwater. In 2006 zijn op basis van nieuw onderzoek de stikstofbemestingsadviezen voor wintertarwe en zomergerst verhoogd. Anders dan voor klei heeft dit voor zand- en lƶssgrond niet geleid tot een hogere stikstofgebruiksnorm. Nagegaan is of er inmiddels nieuwe inzichten of ontwikkelingen zijn die een heroverweging zouden rechtvaardigen. In dit rapport worden de bevindingen verwoord

    Bedrijfsspecifieke mest- en kunstmestgiften op melkveebedrijven : Onderbouwingen ten behoeve van de ā€˜BESā€™ in 2016-2018

    No full text
    In 2015, 2016 en 2017 is op een zestal melkveebedrijven onderzocht of zij op grond van hun geschatte hoge gewasonttrekking van stikstof (N) en fosfaat (P) en benutting van meststoffen, in elk van de daarop volgende jaren, meer dierlijke mest konden toedienen zonder overschrijding van de maximaal acceptabele bodemoverschotten waarvan in het generieke beleid wordt uitgegaan. Dierlijke mest is binnen de voorwaarden van derogatie namelijk de enige P-bron waarmee de P-onttrekking door gewassen gecompenseerd mag worden. Een dergelijke verruiming van de dierlijke mestgift bleek inderdaad niet bezwaarlijk op voorwaarde dat in de meeste gevallen tegelijkertijd de kunstmest-N gift gekort werd. Gemiddeld over de bedrijven en jaren kon naar schatting 57 kg meer mest-N per hectare worden toegediend in ruil voor 25 kg minder kunstmest-N per ha. Deze toekenningen konden op het moment van rapportage geconfronteerd worden met de realisaties in 2016 en 2017. Daaruit bleek dat gemiddeld niet 57 maar 81 kg meer mest-N per hectare was toegediend en niet 25 maar 34 kg minder kunstmest-N per ha. Omdat ook de onttrekking hoger was dan geprognotiseerd, bleven de gerealiseerde N- bodemoverschotten, zoals beoogd, desondanks onder het niveau van generieke bodemoverschotten. Ondanks de verruimde mestgift, bleven de gerealiseerde P-bodemoverschotten negatief met uitzondering van eĢeĢn bedrijf. Benadrukt moet worden dat zowel de toekenning van de bemestingsruimte als de gerealiseerde bemesting, alsmede de daarmee verbonden geachte milieueffecten op bodem, water en lucht, op modelmatige schattingen gebaseerd zijn. Ondersteunende metingen zijn slechts beperkt uitgevoerd. Deze metingen geven aanwijzingen dat de nitraatconcentraties van grond- en oppervlaktewater beneden 50 mg per liter bleven. Overigens zal elke verruiming van de bemestingsruimte op deze en andere bedrijven tot een slechter milieuresultaat in Nederland als geheel leiden, tenzij de bemestingsruimte op een ander deel van de bedrijven tegelijkertijd gekort wordt

    Beoordeling van mogelijk gebruik van N-bijmestsystemen voor aardappelen als equivalente maatregel

    No full text
    Het vijfde Nederlandse Actieprogramma Nitraatrichtlijn biedt ruimte voor zgn. equivalente maatregelen: maatregelen waarbij gebruiksnormen verhoogd kunnen worden zonder dat de milieukwaliteit verslechtert. Dit onderzoek richt zich op evaluatie van N-bijmestsystemen voor aardappel en gebruik als equivalente maatregel. Een theoretische verkenning laat zien dat ideale N-bijmestsystemen die voor verschillende groeiomstandigheden de juiste N-gift geven een iets lager N-overschot geven ten opzichte van bemesting volgens een vaste totale gift. Evaluatie van proeven liet zien dat N-bijmestsystemen mogelijke besparingen ten opzichte van de N-bemestingsrichtlijn veelal goed konden aangeven, maar situaties met een hogere optimale N-gift niet. Daarmee heeft gebruik van N-bijmestsystemen als equivalente maatregel momenteel onvoldoende perspectief
    corecore