22 research outputs found
Postprandial Dysmetabolism and Non-Alcoholic Fatty Liver Disease in Relation to Type 2 Diabetes Mellitus and Cardiovascular Risk
Het aantal gevallen van “ouderdomssuikerziekte” (type 2 diabetes mellitus) neemt in de Westerse wereld snel toe als gevolg van veranderingen in leefstijl (verhoogde consumptie van vet- en energierijke
voeding en verminderde lichaamsbeweging), en als gevolg van de vergrijzing van de bevolking. Mensen met type 2 diabetes mellitus hebben een verhoogd risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. Dit verhoogde risico kan voor een deel verklaard
worden door reeds bekende risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals hoge bloeddruk (hypertensie), roken, afwijkende vetspiegels in het bloed (een verhoogd LDL-cholesterol (het “slechte” cholesterol), laag HDL cholesterol (goede cholesterol) en
verhoogde hoeveelheden triglyceriden), alsook hoge glucose (suiker) concentraties in het bloed. Met name bij vrouwen na de menopauze (overgang) is het risico op hart- en vaatziekten hoger dan bij vrouwen vóór de menopauze. Na de overgang stijgt de
hoeveelheid triglyceriden en daalt de hoeveelheid HDL-cholesterol in het bloed. Dit heeft ons aangespoord de effecten van maaltijden te bestuderen bij vrouwen na menopauze.
Het is al langer bekend dat glucose en triglyceriden, en verbindingen die hieruit gevormd kunnen worden, schadelijk kunnen zijn voor de bloedvaten en daardoor kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Ruim een kwart eeuw geleden
is geopperd dat verstoringen in de vet- en glucosestofwisseling die optreden na een maaltijd mogelijk kunnen bijdragen aan het verhoogde risico op hart- en vaatziekten. Na het eten van een maaltijd stijgen de triglyceriden- en glucoseconcentraties in het
bloed. De triglyceriden en de glucose worden gebruikt als bouwstoffen of als brandstoffen voor het lichaam. De mate waarin deze stoffen worden verwerkt en opgeslagen verschilt tussen gezonde mensen en mensen met type diabetes mellitus. De lever
speelt hierbij een belangrijke rol. Een verhoogde hoeveelheid vet in de lever (steatose), een aandoening die vaker voorkomt bij mensen met diabetes en overgewicht, kan deze processen verstoren, alsook het risico op hart- en vaatziekten verhogen. Het
hormoon insuline speelt een belangrijke rol bij het verwerken van de triglyceriden en de glucose. Bij mensen met type 2 diabetes mellitus werkt het insuline minder goed waardoor de triglyceriden en de glucose trager worden opgenomen en verwerkt. De
vraag is welke stof schadelijker is voor de vaatwand: de glucose of de triglyceriden?
De onderzoeken die in dit proefschrift beschreven zijn, proberen antwoord te geven op de volgende vragen: 1a) hoe is het beloop van glucose en triglyceriden in het bloed na twee vetrijke en twee koolhydraatrijke maaltijden, 1b) wat is de relatieve bijdrage
van glucose en triglyceriden in relatie tot hart- en vaatziekten en 1c) welke mechanismen kunnen het verhoogde risico op hart- en vaatzieken verklaren bij patiënten met type 2 diabetes mellitus; 2a) hebben mensen met leververvetting een verhoogde kans
op het risico van hart- en vaatzieken en 2b) wat zijn de mogelijke mechanismen waardoor dit verklaard kan worden?Heine, R.J. [Promotor]Diamant, M. [Copromotor]Teerlink, T. [Copromotor
The Relation Between Thyroid Function and Anemia: A Pooled Analysis of Individual Participant Data
Pathophysiology, epidemiology and therapy of agein
Alanine aminotransferase and the 6-year risk of the metabolic syndrome in Caucasian men and women: the Hoorn Study
AIMS: To study the association between alanine aminotransferase (ALT) and the 6-year risk of the metabolic syndrome in a population-based study in Caucasian men and women. METHODS: The association of ALT with the 6-year risk of the metabolic syndrome in 1097 subjects, aged 50-75 years, was assessed in the Hoorn Study with logistic regression analysis. Subjects with the metabolic syndrome at baseline, defined according to the Adult Treatment Panel III of the National Cholesterol Education Program, were excluded. RESULTS: After 6.4 (range 4.4-8.1) years follow-up, 226 subjects (20.6%) had developed the metabolic syndrome. The odds ratio (95% confidence interval) for developing the metabolic syndrome, adjusted for age, sex, alcohol intake and follow-up duration was 2.25 (1.50-3.37) for subjects in the upper tertile compared with those in the lower tertile of ALT. This association persisted after additional adjustment for all the baseline metabolic syndrome features [1.62 (1.02-2.58)]. Among the individual components of the metabolic syndrome, ALT was significantly associated only with fasting plasma glucose at follow-up. CONCLUSIONS: These data suggest that ALT is associated with risk of the metabolic syndrome in a general population of middle-aged Caucasian men and women, further strengthening the role of ALT as an indicator for future metabolic derangement. These findings warrant further studies to elucidate the role of non-adipose tissue fat accumulation in the pathogenesis of complications related to the metabolic syndrome
Alanine aminotransferase predicts coronary heart disease events: a 10-year follow-up of the Hoorn Study
Alanine aminotransferase (ALT) is a marker of non-alcoholic fatty liver disease (NAFLD) and predicts incident type 2 diabetes mellitus (DM2). Recently, ALT was shown to be also associated with endothelial dysfunction and carotid atherosclerosis. We studied the predictive value of ALT for all-cause mortality, incident cardiovascular disease (CVD) and coronary heart disease (CHD) events in a population-based cohort of Caucasian men and women aged 50-75 years, at baseline. The 10-year risk of all-cause mortality, fatal and non-fatal CVD and CHD events in relation to ALT was assessed in 1439 subjects participating in the Hoorn Study, using Cox survival analysis. Subjects with prevalent CVD/CHD and missing data were excluded. As compared with the first tertile, the age- and sex-adjusted hazard ratios (95% confidence intervals) for all-cause mortality, CVD events and CHD events were 1.30 (0.92-1.83), 1.40 (1.09-1.8 1) and 2.04 (1.35-3. 10), respectively, for subjects in the upper tertile of ALT. After adjustment for components of the metabolic syndrome and traditional risk factors, the association of ALT and CHD events remained significant for Subjects in the third relative to those in the first tertile, with a hazard ratio of 1.88 (1.21-2.92) and 1.75 (1.12-2.73), respectively. In conclusion, the predictive value of ALT for coronary events, seems independent of traditional risk factors and the features of the metabolic syndrome in a population-based cohort. Further studies should confirm these findings and elucidate the pathophysiological mechanisms