28 research outputs found

    Inventarisatie van mogelijke import niet-toegelaten genetisch gemodificeerde sierplanten in Nederland

    No full text
    Internationaal zijn veel ontwikkelingen gaande om sierplanten genetisch te modificeren. Op die manier is het bijvoorbeeld mogelijk om bloemen een kleur te geven die van nature niet voorkomt (zoals een blauwe roos), of zijn ze beter bestand tegen droogte, ziekten of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voordat genetisch gemodificeerde planten op de markt mogen worden toegelaten, moet eerst worden beoordeeld of ze een risico vormen voor mens of milieu. Uit verkennend onderzoek van het RIVM blijkt dat er in Nederland waarschijnlijk geen genetisch gemodificeerde siergewassen verkrijgbaar zijn die niet officieel zijn toegelaten. Het onderzoek is een opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (GMO-regelgeving), inclusief de monitoring van niet-toegelaten genetisch gemodificeerde (GM) siergewassen. Het onderzoek geeft een overzicht van siergewassen waarvoor wereldwijd succesvolle genetische modificaties in het laboratorium zijn uitgevoerd. Vervolgens is weergegeven welke experimenten sinds 2000 binnen en buiten de EU zijn uitgevoerd om te testen of de nieuwe eigenschappen ook in de kas of het veld zichtbaar zijn. Daarna is beschreven welke GM-siergewassen binnen en buiten de EU zijn toegelaten, zoals in Australië, Nieuw Zeeland, USA, Canada, Japan. Hieruit zijn GM-sierplanten geselecteerd die mogelijk geïmporteerd kunnen worden in Nederland, nu of in de nabije toekomst. Voor deze 'kandidaten' (anjers, rozen, Petunia, het graszaad Agrostis stolonifera (creeping bentgrass), en Pelargonium (in de volksmond geranium)) zijn vier factoren gewogen, op basis waarvan de ILT kan aangeven welke GM sierplanten ze voorrang willen geven bij toezicht en handhaving. De belangrijkste factor is het (eventuele) risico voor mens en milieu, en dat bleek in de meeste gevallen laag. Alleen het GM-gras A. stolonifera, dat resistent is tegen het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat, kan een potentieel risico vormen voor het milieu. Bij toepassing van glyfosaat heeft dit gras namelijk een reproductief voordeel en kan gaan woekeren. Het is echter nog niet als commercieel product op de markt gebracht.Genetic modification of ornamentals is on the rise worldwide. Using this technique it is, for instance, possible to modify the colour of cut flowers (e.g. a blue rose) and to make ornamentals more resistant against drought, diseases or the use of herbicides. Before their admittance to the market, genetically modified plants have to be assessed for potential risks to human health and the environment. An inventory performed by the Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) shows that genetically modified ornamentals without an official permit do not seem to be present on the Dutch market. The inventory was commissioned by the Netherlands Human Environment and Transport Inspectorate (ILT), which is responsible for supervising and enforcing government regulations on Genetically Modified Organisms (GMO), including the monitoring of unauthorized genetically modified ornamentals. The inventory provides a list of ornamentals for which genetic modifications have been achieved successfully in the laboratory. The report also lists experiments which have been performed since 2000, both within and outside the EU, to test whether new traits are visible in greenhouses or in the field. In addition, the report includes a list of genetically modified ornamentals which are currently authorized in the EU and outside the EU, including in Australia, New Zealand, the United States, Canada and Japan. From these lists, genetically modified ornamentals were selected that could be imported into the Netherlands, either now or in the near future. These 'candidates' are carnations, roses, Petunia, the grass seed Agrostis stolonifera (creeping bentgrass) and Pelargonium (popularly known as geranium). Four factors were assessed to enable ILT to prioritize genetically modified ornamentals for monitoring purposes and enforcement of regulations. The most important factor was the potential risk for human health and the environment. This risk turned out to be low. Only the GM grass A. stolonifera that is resistant against the weedkiller glyphosate may present a risk to the environment as it may become invasive following application of glyphosate. However, glyphosate-resistant A. stolonifera has not yet been commercialized.Inspectie Leefomgeving en Transpor

    Milieurisicobeoordeling van eiwitten geproduceerd door genetisch gemodificeerde planten : Toepasbaarheid van standaard testen voor chemische bestrijdingsmiddelen

    No full text
    Een groep (consumptie)gewassen is zodanig genetisch gemodificeerd dat ze eiwitten produceren die insecten of schimmels bestrijden. Ze kunnen echter ook ongewenste effecten veroorzaken bij organismen, zoals vogels, vissen, algen en bijen. Uit onderzoek blijkt dat standaardtesten om ongewenste effecten van chemische gewasbeschermingsmiddelen te beoordelen, bruikbaar kunnen zijn om de risico's van dergelijke eiwitten te beoordelen. Het RIVM heeft dit onderzoek in opdracht van het ministerie van VROM uitgevoerd. Het instituut heeft bovendien templates ontwikkeld waarmee kan worden onderzocht of de standaardtesten geschikt zijn voor het testen van eiwitproducerende genetisch gemodificeerde planten. Voor het onderzoek zijn drie casussen gebruikt. Het betreft het enzym chitinase, dat wordt geproduceerd door genetisch gemodificeerde suikerbiet. Chitinase breekt chitine af, de bouwsteen van insecten en schimmels. Het GNA-lectine, dat een schadelijke werking heeft op insecten en schimmels, en wordt geproduceerd door genetisch gemodificeerde aardappel; en het enzym EPSP synthase, dat genetisch gemodificeerde koolzaad ongevoelig maakt voor het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat terwijl het onkruid hiermee wordt bestreden. De templates zijn zodanig opgesteld dat ze ook kunnen worden gebruikt voor andere eiwitten die door genetische gemodificeerde planten kunnen worden geproduceerd. Bij de testen moet er rekening mee worden gehouden dat de eiwitten mogelijk continu worden uitgescheiden door de genetisch gemodificeerde plant, in tegenstelling tot chemische bestrijdingsmiddelen waarmee gewassen slechts een of meerdere keren worden bespoten. Continue uitscheiding kan mogelijk op lange termijn effect hebben op diverse organismen in de bodem of op de plant.Various crops have been genetically modified in such a way that they are able to produce proteins which provide resistance to attack from insects or fungi. However, it is also possible that these proteins have undesirable effects on other organisms, such as birds, fish, algae and bees. A recent study carried out by the RIVM (National Institute for Public Health and the Environment), by order of the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM), has found that standard tests used to assess the undesirable effects of chemical crop protection agents can also be applied to assess the risks of such proteins. The RIVM has also developed templates for determining whether specific standard tests are suitable for the testing of genetically modified plants. The overall study focused on three case studies. The first case study was on the enzyme chitinase, which is produced by genetically modified sugar beet. Chitinase is an enzyme that can break down chitin, an essential component of the cell wall of insects and many fungi. The second case study was on GNA lectin, an insecticidal lectin produced by genetically modified potato plants, which has a negative effect on insects and fungi. The third case focused on the enzyme EPSP synthase, which renders genetically modified rape insensitive to the herbicide glyphosate, thus allowing the selective destruction of weeds. The templates have been developed in such a way that they can also be used for other proteins produced by genetically modified plants. The possibility that proteins are excreted continuously by the genetically modified plant, in contrast to chemical pesticides that are sprayed onto the plant only once of several times, will have to be considered in the study design. Continuous excretion may have long-term effects on several organisms in the soil or on the plant.VRO

    Environmental risk limits for dimethenamid-P

    Get PDF
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het herbicide dimethenamid-P in water. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO

    Environmental risk limits for triflusulfuron-methyl

    Get PDF
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het herbicide triflusulfuron-methyl in water. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO

    Environmental risk limits for teflubenzuron

    Get PDF
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het insecticide teflubenzuron in water en sediment. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO

    Environmental risk limits for abamectin

    Get PDF
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het insecticide/acaricide abamectine in water. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO

    Environmental risk limits for metsulfuron-methyl

    Get PDF
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het herbicide metsulfuron-methyl in water. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO

    Environmental risk limits for monolinuron

    Get PDF
    Dit rapport geeft milieurisicogrenzen voor het herbicide monolinuron in water. Milieurisicogrenzen zijn de technisch-wetenschappelijke advieswaarden voor de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen in Nederland. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid volgens de methodiek die is voorgeschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water.VRO

    Sustainable and effective rodent control : Exploratory study into effectiveness and optimization of integrated rodent control

    No full text
    Ratten en muizen veroorzaken gezondheidsproblemen, economische schade en overlast. In het verleden zijn ze vooral met chemische middelen bestreden, maar die zijn voor de mens, andere zoogdieren en vogels zeer giftig. Sinds 1 januari 2017 is IPM, oftewel Integrated Pest Management, verplicht bij de bestrijding van ratten buiten gebouwen. Het doel van dit beleid is bepaalde chemische middelen (anticoagulantia) zo min mogelijk in te zetten door ratten- en muizenplagen zo veel mogelijk te voorkomen. Als preventieve maatregelen niet genoeg werken, horen eerst mechanische producten zoals klapvallen worden ingezet. Pas daarna mogen, indien nodig, de dieren worden bestreden met anticoagulantia. Om die middelen buiten te mogen gebruiken is een opleiding én een certificaat nodig. Rond 2023 wordt deze aanpak ook verplicht voor de bestrijding van ratten én muizen binnen gebouwen. Voor particulieren blijven na 2023 naar verwachting wel andere chemische bestrijdingsmiddelen tegen muizen beschikbaar, zonder de genoemde IPM-verplichtingen. Vanwege de uitbreiding van de IPM-aanpak beschrijft het RIVM knelpunten en mogelijke oplossingen om dit beleid voor knaagdieren zo goed mogelijk te laten werken. Een van de genoemde knelpunten is onduidelijkheid over de rollen en verantwoordelijkheden van de overheidspartijen. Bij het knaagdierbeleid zijn vier ministeries betrokken (Infrastructuur, Landbouw, Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken). Ook hebben provincies en gemeenten een rol. Meer duidelijkheid is nodig wie de regie heeft over welke maatregel. Om overlast te voorkomen is het belangrijk dat huizen, gebouwen, bedrijven en de ruimte eromheen schoon blijven. Dan is er geen voedsel voor ratten en muizen. Dit is vooral 's nachts belangrijk, omdat knaagdieren juist dan actief zijn. Voorlichting kan helpen, net als een goed afvalbeleid (geen plastic zakken gebruiken maar afgesloten containers) en een doordachte ruimtelijke inrichting (geen plaatsen waar ratten zich kunnen nestelen).Rats and mice cause health problems, economic damage and nuisance. In the past, these pests were primarily controlled by means of chemical agents, but these are very toxic for humans, other mammals and birds. Since 1 January 2017, Integrated Pest Management (IPM) is mandatory when controlling rats outside buildings. The objective of this policy is to minimise the use of certain chemical agents (anticoagulants) by preventing rat and mouse infestations as much as possible in the first place. If preventive measures are inadequate, firstly mechanical devices like snap mouse traps, for example, should be used. Only then may anticoagulants be used, if needed. Before being allowed to use these products outside, professionals must be trained and certified. This approach will also become mandatory for controlling rats and mice indoors around 2023. After 2023, it is expected that other chemical products for use against mice will remain available to consumers without the aforementioned IPM obligations. Because the IPM approach is being expanded, RIVM has described the bottlenecks and possible solutions to ensure that this policy for controlling rodents is as effective as possible. One of the bottlenecks named is the lack of clarity regarding the roles and responsibilities of governmental bodies as four ministries are involved, as well as provincial governments and municipalities. More clarity is required regarding which measures fall under whose authority. To prevent nuisance, it is important that houses, factories and other buildings, and the areas around them, remain free of food that would attract rats and mice. This is particularly important at night because rodents are nocturnal animals. Providing information can help, as can a good waste policy (use closed containers rather than plastic bags) and a well-considered spatial layout (so that there are no places where rats can nest).Ministerie van Infrastructuur en Waterstaa
    corecore