13 research outputs found
State of infectious diseases in the Netherlands, 2017
Ministerie van VW
Staat van Infectieziekten in Nederland 2015
De meest in het oog springende infectieziekte in 2015 was de griepepidemie in de winter van 2014-2015, die met 21 weken de langstdurende griepepidemie was die ooit in Nederland is gemeten. De instroom van asielzoekers uit vooral Syrië en Eritrea zorgde ervoor dat opvangcentra extra alert waren op infectieziekten onder asielzoekers. De meest voorkomende meldingsplichtige infectieziekten bij asielzoekers waren tuberculose, malaria en chronische hepatitis B. Dit blijkt uit de Staat van Infectieziekten in Nederland 2015. Deze jaarlijkse rapportage geeft beleidsmakers van het ministerie van VWS inzicht in ontwikkelingen van infectieziekten onder de Nederlandse bevolking. Daarnaast worden relevante ontwikkelingen in het buitenland gemeld. Het thema van deze editie is de surveillance van infectieziekten in Nederland: de gegevensverzameling over hoe vaak en waar infectieziekten voorkomen. Deze gegevens worden verzameld om bijvoorbeeld een uitbraak van een infectieziekte op te sporen, om trends in infectieziektes te volgen, of om de effectiviteit van een vaccinatieprogramma te bepalen. Door surveillancegegevens uit de vele beschikbare gegevensbronnen te combineren en te analyseren ontstaat meer inzicht in de epidemiologie van infectieziekten. In deze editie zijn nieuwe ziektelastschattingen gemaakt van 35 infectieziekten in Nederland tussen 2012 en 2014. Deze ziektelast geeft de hoeveelheid jaren weer die mensen niet meer in goede gezondheid doorbrengen vanwege een infectieziekte. Sommige infectieziekten, zoals maagdarminfecties, komen vaak voor maar veroorzaken over het algemeen geen ernstige klachten. Andere infecties, bijvoorbeeld tetanus, komen slechts zelden voor maar veroorzaken relatief veel sterfgevallen. Een gezondheidsmaat die deze aspecten van ziekten combineert is de Disability Adjusted Life Year (DALY). De gemiddelde jaarlijkse ziektelast voor de totale Nederlandse bevolking was het hoogst voor griep (8653 DALY's/jaar). De laagste ziektelast werd geschat voor difterie (0,6 DALY's/jaar). Deze ziektelast is zo laag dankzij het Rijksvaccinatieprogramma.The most notable infectious disease outbreak in 2015 was the flu epidemic in the winter of 2014-2015, which at 21 weeks was the longest ever recorded in the Netherlands. As a result of the influx of refugees from Syria and Eritrea in particular, reception centres were especially vigilant in detecting infectious diseases among asylum seekers. The most common notifiable infectious diseases among asylum seekers were tuberculosis, malaria, and chronic hepatitis B. These are some of the highlights of a report on infectious diseases in the Netherlands in 2015. These reports are published every year by the Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM), and provide policy-makers at the Ministry of Health, Welfare and Sport (VWS) with insight into infectious disease trends in the Dutch population. The report also covers relevant developments abroad. The theme of this year's report is the surveillance of infectious diseases in the Netherlands, based on data about disease incidence and distribution. These data are collected in order to detect an outbreak of an infectious disease, to monitor trends in infectious diseases, and to determine the effectiveness of vaccination programmes, for instance. By combining and analysing surveillance data from the many data sources available, insight into the epidemiology of infectious diseases is enhanced. In this edition, the disease burden has been re-estimated for 35 infectious diseases in the Netherlands in the 2012-2014 period. The disease burden provides an indication of the number of years that people suffer poor health due to an infectious disease. Some infectious diseases, such as gastroenteric infections, occur frequently in the population, but do not generally cause serious symptoms. Other infections, such as tetanus, are rare but cause relatively high numbers of fatalities. One health indicator that combines both aspects is the Disability Adjusted Life Year (DALY). The average annual disease burden for the entire Dutch population was the highest for flu (8,653 DALYs per year). Diphtheria was estimated to have the lowest disease burden (0.6 DALY per year). The low disease burden for diphtheria is the result of the Dutch National Vaccination Programme.Ministerie van VW
State of Infectious Diseases in the Netherlands, 2018
Dit rapport bevat een erratum d.d. 08-07-2019 op pagina 42 en d.d. 10-09-2019 op pagina 43. De afgelopen jaren neemt het aantal mensen dat ziek is geworden van de meningokokken type W-bacterie toe. Deze stijging zette in 2018 door (103 patiënten in 2018, 80 in 2017). Vaccinatie tegen dit type meningokok is daarom sinds mei 2018 toegevoegd aan de vaccinatie voor kinderen van 14 maanden. Daarnaast wordt deze meningokokken ACWY-vaccinatie in 2019 aangeboden aan jongeren die tussen 2001 en 2005 zijn geboren. Een deel van de jongeren uit 2004, is hier al in 2018 voor uitgenodigd. Het griepseizoen 2018-2019 verliep, met naar schatting 400.000 zieken, aanzienlijk milder dan de hevige epidemie van 2017-2018 (900.000 zieken). In juli en augustus 2018 zijn opvallend veel meldingen gedaan van kraamvrouwenkoorts door groep A streptokokken (27 patiënten). In die periode zagen huisartsen ook veel mensen met krentenbaard. Na onderzoek van het RIVM bleek dat de vrouwen die kraamvrouwenkoorts kregen relatief vaak in contact waren geweest met mensen met roodvonk, krentenbaard of keelontsteking; drie ziekten die de groep A streptokok kan veroorzaken. De infectieziekten waaraan in de afgelopen vijf jaar de meeste 'gezonde levensjaren' in Nederland verloren gingen, zijn griep, pneumokokkenziekte, en infecties met legionella, hiv en campylobacter. Dit blijkt uit de Staat van Infectieziekten van het RIVM. Deze jaarlijkse rapportage geeft beleidsmakers bij onder andere het ministerie van VWS en GGD-en een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen van infectieziekten in Nederland en het buitenland. Het verdiepende thema gaat dit jaar over muggen en de ziekten die deze insecten kunnen overbrengen. In de media worden vaak muggensoorten, risico's en de factoren die hierop van invloed zijn, verward. Dit kan onnodige bezorgdheid veroorzaken. Daarom is een overzicht gemaakt van welke muggensoort welke ziekten kan overbrengen, en onder welke omstandigheden. Deze kennis is belangrijk om te kunnen bepalen of er een risico is voor de Nederlandse volksgezondheid. Het is nog onduidelijk wat de invloed van klimaatverandering (temperatuurstijging, meer regen en aanhoudende droogte) is op de risico's van mugoverdraagbare ziekten.This report contains an erratum d.d. 08-07-2019 on page 42 and d.d. 10-09-2019 on page 43. In recent years, there has been an increase in the number of people who have fallen ill with the meningococcal type W bacteria. This increase continued in 2018, with 103 patients reported ill in 2018 compared to 80 in 2017. Since May 2018, vaccination against this type of meningococcus has therefore been added to the vaccinations for 14-month-old children. In 2019, this meningococcal ACWY vaccine will also be offered to teens born between 2001 and 2005. Some of the teens born in 2004 were already offered this vaccine in 2018. The 2018-2019 flu season, with an estimated 400,000 persons falling ill, was substantially milder than the more serious epidemic of 2017-2018 with 900,000 persons falling ill. The number of cases of puerperal fever caused by group A Streptococcus (27 patients) reported in July and August of 2018 was strikingly high. During the same period, many people consulted their family doctor for impetigo complaints. A study carried out by RIVM concluded that the women who developed puerperal fever had relatively often had contact with persons suffering from scarlet fever, impetigo, or sore throat, all three of which can be caused by group A Streptococcus. The infectious diseases that were responsible for the loss of the most 'healthy life years' in the Netherlands over the last five years were influenza, pneumococcal disease, legionnaire's disease, HIV infection and campylobacteriosis. These are the findings published in the State of Infectious Diseases of RIVM. This annual report provides policy makers at the Ministry of Health, Welfare and Sport and the municipal health services, among others, with an overview of the most important developments in infectious diseases in the Netherlands and abroad. The in-depth theme this year focuses on mosquitoes and the diseases that these insects can transmit. Reports in the media frequently confuse mosquito species and risks as well as the factors that influence them. This can cause unnecessary concern. An overview is therefore given of which mosquito species can transmit which diseases and under which circumstances. This knowledge is important to be able to determine whether there is a risk to public health in the Netherlands. It is not yet clear what the influence of climate change is (increased temperature, more rain, and ongoing drought) on the risks of mosquito-borne diseases.Ministerie van VW
State of Infectious Diseases in the Netherlands 2015
De meest in het oog springende infectieziekte in 2015 was de griepepidemie in de winter van 2014-2015, die met 21 weken de langstdurende griepepidemie was die ooit in Nederland is gemeten. De instroom van asielzoekers uit vooral Syrië en Eritrea zorgde ervoor dat opvangcentra extra alert waren op infectieziekten onder asielzoekers. De meest voorkomende meldingsplichtige infectieziekten bij asielzoekers waren tuberculose, malaria en chronische hepatitis B. Dit blijkt uit de Staat van Infectieziekten in Nederland 2015. Deze jaarlijkse rapportage geeft beleidsmakers van het ministerie van VWS inzicht in ontwikkelingen van infectieziekten onder de Nederlandse bevolking. Daarnaast worden relevante ontwikkelingen in het buitenland gemeld. Het thema van deze editie is de surveillance van infectieziekten in Nederland: de gegevensverzameling over hoe vaak en waar infectieziekten voorkomen. Deze gegevens worden verzameld om bijvoorbeeld een uitbraak van een infectieziekte op te sporen, om trends in infectieziektes te volgen, of om de effectiviteit van een vaccinatieprogramma te bepalen. Door surveillancegegevens uit de vele beschikbare gegevensbronnen te combineren en te analyseren ontstaat meer inzicht in de epidemiologie van infectieziekten. In deze editie zijn nieuwe ziektelastschattingen gemaakt van 35 infectieziekten in Nederland tussen 2012 en 2014. Deze ziektelast geeft de hoeveelheid jaren weer die mensen niet meer in goede gezondheid doorbrengen vanwege een infectieziekte. Sommige infectieziekten, zoals maagdarminfecties, komen vaak voor maar veroorzaken over het algemeen geen ernstige klachten. Andere infecties, bijvoorbeeld tetanus, komen slechts zelden voor maar veroorzaken relatief veel sterfgevallen. Een gezondheidsmaat die deze aspecten van ziekten combineert is de Disability Adjusted Life Year (DALY). De gemiddelde jaarlijkse ziektelast voor de totale Nederlandse bevolking was het hoogst voor griep (8653 DALY's/jaar). De laagste ziektelast werd geschat voor difterie (0,6 DALY's/jaar). Deze ziektelast is zo laag dankzij het Rijksvaccinatieprogramma
COVID-19 vaccination coverage in the Netherlands in 2021
Op 6 januari 2021 begon in Nederland de vaccinatiecampagne tegen COVID-19, de ziekte die het coronavirus veroorzaakt. Het belangrijkste doel was om de kans op ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 te verkleinen. In Nederland zijn in 2021 vier COVID-19-vaccins gebruikt, gemaakt door vier producenten: Pfizer, Moderna, AstraZeneca en Janssen. Voor Pfizer, Moderna en AstraZeneca zijn 2 doses vaccin aanbevolen, of 1 dosis na een infectie met het virus. Voor Janssen was 1 dosis genoeg. Voor mensen met een ernstige afweerstoornis waren om medische redenen 3 vaccindoses nodig. Deze vaccinaties worden de basisserie genoemd. In 2021 zijn er naar schatting ruim 24 miljoen eerste en tweede vaccinaties gezet. Aan het einde van 2021 heeft naar schatting 87,4 procent van de 12-plussers ten minste één vaccinatie tegen corona gekregen. Voor de 18-plussers was dat 89,1 procent. Voor de basisserie heeft naar schatting 84,4 procent van de 12-plussers zich laten vaccineren en 86,0 procent van de 18-plussers. In verhouding hebben meer mensen uit de oudere leeftijdsgroepen zich laten vaccineren dan jongeren. Verder hebben in het oosten en zuidoosten van Nederland meer mensen zich laten vaccineren dan in het westen. In enkele gemeenten, zoals in de Biblebelt en grote steden, is de vaccinatiegraad lager dan gemiddeld. De boostercampagne begon vanaf 18 november 2021, als eerste voor de oudste leeftijdsgroepen. Hiervoor zijn de vaccins Pfizer en Moderna gebruikt. In totaal zijn er in 2021 ruim 4 miljoen boostervaccinaties gezet. Twee maanden na de start had 56,6 procent van de 18-plussers een booster ontvangen. De vaccins zijn gegeven door de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en (84,8 procent), huisartsen (9,4 procent) en overige uitvoerders, zoals zorginstellingen (5,8 procent). Het RIVM krijgt informatie over het aantal vaccinaties dat in Nederland is verdeeld, het aantal vaccinaties dat door de GGD’en is gezet (CoronIT) en de vaccinaties die door huisartsen en overige uitvoerders zijn geregistreerd in CIMS. In CIMS staan de vaccinaties waarvan mensen toestemming gaven om de gegevens te delen met het RIVM. Door de tijd heen zijn verschillende databronnen en methoden gebruikt om in kaart te brengen hoeveel mensen in Nederland zijn gevaccineerd (vaccinatiegraad). Dat hing af van de beschikbaarheid van de data over de verdeelde en geregistreerde vaccinaties. Het RIVM rapporteerde elke week over de vaccinatiegraad in Nederland. Ook gaf het gegevens door aan European Centre for Disease Prevention and Control ( ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control)) zodat in de Europese Unie de vaccinatiegraad kon worden gevolgd. Daarnaast publiceerde VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport )data op het Coronadashboard van de Rijksoverheid.On 6 January 2021, the vaccination campaign against severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV-2), the virus that causes COVID-19, started in the Netherlands. The goal of the vaccination campaign was to protect against severe illness and death due to COVID-19. In the Netherlands, four COVID-19 vaccines were used in 2021: Pfizer, Moderna, AstraZeneca and Janssen. The recommended number of doses for the Pfizer, Moderna and AstraZeneca vaccines was 2 doses, or only 1 following a coronavirus infection. For the Janssen vaccine, 1 dose was sufficient. For immunocompromised individuals, 3 doses were recommended. These vaccinations formed the primary series. In 2021, an estimated 24 million first and second vaccine doses were administered. It is estimated that 87.4% of those aged 12 and over and 89.1% of those aged 18 and over received at least one dose by the end of 2021. An estimated 84.4% of those aged 12 and over and 86.0% of those aged 18 and over completed the primary series. Vaccination uptake was generally higher in older age groups than in younger age groups. In addition, the eastern and south-eastern regions of the Netherlands had higher vaccination coverages than the western regions. Some municipalities, such as those in the bible belt and the larger cities, had a vaccination coverage below the national average. The first booster campaign in the Netherlands, where the older age groups were given priority, started on 18 November 2021. The Pfizer and Moderna vaccines were used for this campaign. In total, more than 4 million booster vaccinations were administered in 2021. Two months after the start of the campaign, the booster vaccination coverage for those aged 18 years and over was 56.6%. 84.8% of vaccinations were administered by the Municipal Public Health Services (GGDs), 9.4% by general practitioners, and 5,8% by other vaccination administrators, including nursing homes. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) receives data on the number of vaccine doses distributed in the Netherlands, the number of doses administered by the GGDs as reported in CoronIT, and the number of doses administered by GPs and other vaccination administrators as reported in CIMS. CIMS contains the information on vaccinations where those who were vaccinated consented to sharing the data with RIVM. Over time, depending on the availability of data in the various systems on the distributed vaccines and registered vaccinations, different data sources and methods were used to establish how many people were vaccinated in the Netherlands (vaccination coverage). Based on the data, the RIVM reported weekly updates on the vaccination coverage in the Netherlands. Data was also shared with the European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) to enable European monitoring of the vaccination coverage. In addition, the Ministry of Health, Welfare and Sport published data on the Dutch government’s Coronavirus Dashboard
COVID-19 vaccination coverage in the Netherlands, 2022
Het RIVM beschrijft hoe de vaccinatiecampagnes tegen het coronavirus in 2022 zijn verlopen in Nederland. Dit is inclusief de eilanden Aruba, Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Curaçao en Sint Maarten. Vaccinatie tegen COVID-19 begon op 6 januari 2021 met de zogeheten basisserie met meestal twee vaccinaties. Het belangrijkste doel van de vaccinatie was om de kans te verkleinen dat mensen ernstig ziek zouden worden van het virus of erdoor zouden overlijden. In 2022 volgden verschillende campagnes om mensen hier nog beter tegen te beschermen. Zo liep begin 2022 de boostercampagne, die eind 2021 was begonnen, nog door. Vanaf eind februari 2022 startte de campagne voor de herhaalprik voor specifieke risicogroepen, zoals mensen van 60 jaar en ouder. Op 19 september 2022 begon de volgende herhaalprikronde. Hiervoor zijn eerst mensen van 60 jaar en ouder, mensen met een medisch risico en zorgmedewerkers uitgenodigd. Daarna kon iedereen vanaf 12 jaar een herhaalprik halen. Er zijn in 2022 zeven verschillende COVID-19-vaccins gebruikt, gemaakt door vier producenten: BioNTech/Pfizer, Moderna, Janssen en Novavax. Aan het eind van 2022 had 80,4 procent van iedereen vanaf 12 jaar de basisserie gekregen (vaccinatiegraad). Voor de booster voor iedereen vanaf 18 jaar was dat 62,1 procent. De vaccinatiegraad van de herhaalprik in het voorjaar voor risicogroepen was bij 60-plussers 52,1 procent. In het najaar was dat 59 procent voor deze leeftijdsgroep. De vaccinaties zijn gegeven door de GGD'en, huisartsen en overige uitvoerders, zoals zorginstellingen. Net als in 2021 hebben meer oudere mensen zich laten vaccineren dan jongeren. Verder hebben in het oosten en zuidoosten van Nederland meer mensen zich laten vaccineren dan in het westen en noorden. In enkele gemeenten, zoals in de Biblebelt en grote steden, is de vaccinatiegraad lager dan gemiddeld.The national institute for public health and the environment of the Netherlands (RIVM) describes the vaccination campaigns against the coronavirus in 2022 in the Netherlands. This includes campaigns on the islands Aruba, Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Curaçao and Sint Maarten. Vaccination against COVID-19 started with the primary series on January 6, 2021. The primary series mostly contains 2 vaccinations. The goal of the vaccination campaigns is to protect against severe illness and death due to COVID-19. In 2022 there were several vaccination campaigns to protect people against the coronavirus. At the beginning of 2022, the booster campaign which started at the end of 2021 continued. From the beginning of February 2022 onwards a repeat vaccination campaign for specific medical risk groups, such as people aged 60 years and older started. On September 19, 2022 another repeat vaccination round started. For this round first people aged 60 years and older, medical risk groups and health care workers were invited. Later on, everyone aged 12 years and older was eligible for a repeat vaccination. In total seven different COVID-19 vaccines were used in 2022, produced by four manufactures: BioNTech/Pfizer, Moderna, Janssen and Novavax. At the end of 2022, 80.4 percent of those aged 12 and over completed their primary series. 62.1 percent of those aged 18 years received a booster vaccination. The coverage of the repeat vaccination during spring was 52.1 percent for people aged 60 years and over. During the autumn round 59 percent of this age group received their repeat vaccination. Vaccinations were administered by municipal health services (GGDs), general practitioners and by other vaccination administrators, including nursing homes. As in 2021, vaccination uptake was generally higher in older age groups than in younger age groups. In addition, the eastern and south-eastern regions of the Netherlands had higher vaccination coverages than the western and northern regions. Some municipalities, such as those in the bible belt and the larger cities, had a vaccination coverage below the national average
Recommended from our members
Impact analysis of rotavirus vaccination in various geographic regions in Western Europe.
BACKGROUND: Universal mass vaccination (UMV) against rotavirus has been implemented in many but not all European countries. This study investigated the impact of UMV on rotavirus incidence trends by comparing European countries with UMV: Belgium, England/Wales and Germany versus countries without UMV: Denmark and the Netherlands. METHODS: For this observational retrospective cohort study, time series data (2001-2016) on rotavirus detections, meteorological factors and population demographics were collected. For each country, several meteorological and population factors were investigated as possible predictors of rotavirus incidence. The final set of predictors were incorporated in negative binomial models accounting for seasonality and serial autocorrelation, and time-varying incidence rate ratios (IRR) were calculated for each age group and country separately. The overall vaccination impact two years after vaccine implementation was estimated by pooling the results using a random effects meta-analyses. Independent t-tests were used to compare annual epidemics in the pre-vaccination and post-vaccination era to explore any changes in the timing of rotavirus epidemics. RESULTS: The population size and several meteorological factors were predictors for the rotavirus epidemiology. Overall, we estimated a 42% (95%-CI 23;56%) reduction in rotavirus incidence attributable to UMV. Strongest reductions were observed for age-groups 0-, 1- and 2-years (IRR 0.47, 0.48 and 0.63, respectively). No herd effect induced by UMV in neighbouring countries was observed. In all UMV countries, the start and/or stop and corresponding peak of the rotavirus season was delayed by 4-7Â weeks. CONCLUSIONS: The introduction of rotavirus UMV resulted in an overall reduction of 42% in rotavirus incidence in Western European countries two years after vaccine introduction and caused a change in seasonal pattern. No herd effect induced by UMV neighbouring countries was observed for Denmark and the Netherlands