19 research outputs found

    [Resultaten van radioactiviteitsmetingen in monsters van ringonderzoeken. Periode 1990-1991.]

    No full text
    Abstract niet beschikbaarThe operations carried out by the Laboratory of Radiation Research are embedded in a quality system. An important part of the laboratory efforts form the determination of radioactivity levels in environmental samples to establish the quality of the environment (under normal and emergency conditions), to carry out monitoring and inspection tasks and for the purpose of process studies. Analytical methods routinely carried out are described in the Standard Operating Procedures. (SOPs). One of the aspects involved quality assurance of radioactivity measurements by regular participation in (inter)national intercomparison exercises. This report reflects the results of intercomparison runs to which LSO participated. Both standard LSO methods and methods for which no standard operating procedure have been developed were used for the determinations.RIV

    Sorptie van Cesium en Uranium aan Veldspaat. Experiment uitgevoerd als onderdeel van de OECD/NEA sorptie intercalibratie studie.

    No full text
    Abstract niet beschikbaarCalculation of migration of radionuclides through the geosphere, within safety assessment studies for nuclear waste disposal in deep geologic formations, are often carried out with models taking sorption into account. There is a lack of knowledge about the conditions of the experiments underlying the available sorption data. Therefore the RIVM decided to participate in a Finnish intercalibration study, which was supported by the Expert Group on Geochemical Modelling. The sorption experiments have been performed by R.M.J. Pennders of the Laboratory of Radiation Research and supported by G.C. Wijland of the Laboratory of Soil and Groundwater Research. For cesium the sorption-value (Kd) after one week of contact and a solid/solution ratio of 1 g of potassium feldspar to 10 ml of a standard synthetic groundwater was 10.65. The mixing ratio did not seem to have an influence on the resulting Kd-value. From experiments performed with uranium after one week of contact and a mixing ratio of 1:10 a Kd-value is not very reliable.DGM/S EZ/EE

    Eigenschappen van polonium en lood in effluenten afkomstig van fosfaat producerende industrieen

    No full text
    Abstract niet beschikbaarEffluents of different phosphate plants have been analysed for their Pb-210, Po-210 and Ra-226 content and for general characteristics important for their behaviour in surface water. The effluents of wet process plants were shown to contain large quantities of dispersed gypsum. Dilution of the phosphogypsum effluent with synthetic estuarine water showed that the gypsum dissolves and the major part of Ra-226, Pb-210 and Po-210 is fixed on a small amount of insoluble residue. The enhanced contamination level (>10 kBq.kg-1) of the insoluble residue corresponded with measurements by NIOZ of suspended matter sampled in the river Rhine close to the discharge points. Desorption experiments have shown that Ra-226, Pb-210 and Po-210, contained in the residue, remain alsmost insoluble. The effluents of the thermal industries contained only small amounts of solids. Dilution of the effluent of a thermal plant showed that most of the nuclides dissolve. Contact experiments using a soluble Po-210 salt in synthetic estuarine water with fine -sized sediment or illite, have shown that polonium adsorbs rapidly on suspended matter. Calculated KD values ranged from 20,000 to 60,000 which are in the same order of magnitude as found for water and suspended matter in the Westerscheldt.EG/DG12.D.3

    Planning new dwellings near overhead power lines

    No full text
    On the basis of the precautionary principle, the Dutch government considers measures to reduce the exposure of the population to magnetic fields due to overhead power lines. This consideration was motivated by several reports on possible detrimental health effects due to these fields and by the concern of residents living near a power line. A recent study by KEMA (a consultant to the electricity sector) and the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) into the reduction of magnetic fields in existing dwellings showed a substantial reduction in the exposure of residents to be possible, although at high costs. In the investigation recorded here RIVM studied the plans for new dwellings to be realised in the coming 25 years to discover where an overhead power line is crossing or passing close to the planning area. The expected number of new dwellings to be situated near an overhead power line was also calculated. The 'New map of the Netherlands' includes close to 1300 plans for new dwellings. Of these plans, 79 are transected by an overhead power line over a total length of 57 km. A possibly increased risk for childhood leukaemia is supposed to occur for exposure to magnetic fields with strengths above about 0.4 microtesla. Of the 800.000 new dwellings to be realised within the plans of the 'New map' about 10,000 are planned within the 0.4 microtesla contour. These 10,000 new dwellings will mean an increase of more than 40% with respect to the 23,000 existing dwellings within this contour. Consequently, there will also be an increase of 40% in the number of people exposed to field strengths higher than 0.4 microtesla in the coming 25 years. The opportunities for exposure prevention depend on how definitive a plan for new dwellings is. It is not possible to draw reliable conclusions on this matter, because data in the 'New map' on the status of the plans and on start of the realisation are not very reliable. In most cases, the type of dwellings and their exact location has not yet been established. Furthermore, for most of the plans, the area falling within the 0.4 microtesla contour is relatively small. Since it is expected that the presence of a power line will usually be properly taken into account in working out the plans, an increase in the population's exposure can be prevented.De Nederlandse overheid overweegt om, op grond van het voorzorgprincipe, maatregelen te nemen om de blootstelling van de bevolking aan magnetische velden afkomstig van bovengrondse hoogspanningslijnen te reduceren. Aanleiding hiervoor vormen diverse rapportages over mogelijke schadelijke gezondheidseffecten van deze velden en de bezorgdheid van mensen die bij een hoogspanningslijn wonen. Uit een recent KEMA/RIVM onderzoek gericht op reductie van magnetische velden bij bestaande woningen bleek dat een aanzienlijke reductie van de blootstelling van de bewoners mogelijk is, maar dat de kosten hoog zijn. In deze studie heeft RIVM voor de nieuwbouwplannen die de komende 25 jaar gerealiseerd zullen worden, onderzocht waar een bovengrondse hoogspanningslijn door of dicht langs het plan loopt. Verder is berekend hoeveel nieuwe woningen er binnen die plannen bij een hoogspanningslijn komen te liggen. De Nieuwe Kaart van Nederland bevat bijna 1300 plannen waar woningen gebouwd zullen worden. Van deze plannen worden er 79 doorsneden door een bovengrondse hoogspanningslijn over een totale lengte van 57 km. Een mogelijk verhoogd risico op kinderleukemie zou optreden bij blootstelling aan magnetische velden met een veldsterkte boven ongeveer 0,4 microtesla. Van de 800.000 nieuwe woningen die binnen de plannen van de Nieuwe Kaart gerealiseerd worden, zijn er 10.000 binnen de 0,4 microtesla contour geprojecteerd. Dit betekent een stijging met ruim 40% ten opzichte van de 23.000 woningen die er nu binnen deze contour staan. Daardoor zal de komende 25 jaar het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan veldsterktes boven 0,4 microtesla met circa 40% toenemen. De mogelijkheden voor blootstellingspreventie hangen af van hoe definitief een bouwplan al is ingevuld. Het is, op basis van de gegevens in de Nieuwe Kaart over planstatus en start van de uitvoering, niet mogelijk om daarover een betrouwbare uitspraak te doen. Vaak ligt het woningtype en de precieze locatie van de woningen nog niet vast. Bovendien is de overlap van een bouwplan met het gebied binnen de 0,4 microtesla contour voor de meeste plannen relatief klein. Daarom is het naar verwachting meestal mogelijk een toename in blootstelling van de bevolking te voorkomen door bij de nadere planuitwerking rekening te houden met de aanwezigheid van de hoogspanningslijn(en)

    Interim report on phase 1 and 2 of the supplementary investigation of Ra-226 in harbour sludge polders

    No full text
    De ook in Nederland belangrijk toegenomen aandacht voor de risico's van radon (met name Rn-222)in het binnenhuismilieu waren voor VROM aanleiding een onderzoek te laten doen naar de relatie tussen de radonconcentratie in woningen en het gehalte aan radium (Ra-226)in de bodem waarop deze staan. Dit onderzoek zou zich niet alleen moeten richten op natuurlijke bodems maar ook op een aantal niet-natuurlijke. De bodems die ontstaan zijn door het ophogen van poldergronden met havenspecie uit de Rotterdamse havens vormen een voorbeeld van een niet-natuurlijk bodemtype met een radiumgehalte dat in sommige gevallen significant hoger is dan dat van de meeste natuurlijke bodems. Dit rapport beschrijft de eerste twee fasen van het vervolgonderzoek naar radiumgehalten in havenspeciepoldergronden. Analyse van het radiumgehalte en een aantal bodemkarakteristieken van 30 havenspeciepoldergronden leert dat: (1) op de meeste lokaties hogere radiumgehaltes voorkomen dan verwacht op basis van de natuurlijke situatie, (2) het hoogste gemiddelde radiumgehalte ongeveer vier maal het landelijke gemiddelde is (3) het radiumoverschot gerelateerd is aan de verontreiniging met cadmium en (4) de onderzochte polders waarop woningen zijn gebouwd gemiddelde radiumgehalten bevatten die naar verwachting te klein zijn om in een beperkte steekproef verschillen aan te tonen tussen de gemiddelde radonconcentratie in deze woningen en die in soortgelijke woningen op terreinen zonder radiumoverschot. Het rapport eindigt met conclusies en aanbevelingen voor fasen 3 en 4 van dit vervolgonderzoek.An increasing concern for the risks from radon(Rn-222)in particular) has caused the Ministry of VROM to ask for an investigation of the relation between radon concentrations in the indoor air of dwellings and the radium content of the soil on which these have been built. This investigation should include not only natural soil types but also some artificial ones. The soils that were formed after polders were filled with harbour sludge are an example of a non-natural soil type with a radium content that is in some instances significantly higher than that of most natural soils. This report brings the results of the first two phases of a project to investigate the radium contents of these so-called harbour sludge polders. Analysis of the radium contents and a number of soil characteristics of 30 harbour sludge polders shows: (1) the average radium content of most of these sites is higher than expected based on a natural situation, (2) the highest average radium content is approximately four times the average value for Dutch soils, (3) the radium surplus is related to the cadmium pollution level, (4) the average radium contents in the polders on which dwellings have been built are probably too small to allow differences in radon concentrations to show up in an investigation in which a limited number of dwellings are compared with similar dwellings built on soils without a radium surplus. This report ends with conclusions and recommendations for phases 3 and 4 of this project.DGM/SV

    Dwellings near overhead power lines in the Netherlands

    No full text
    With reference to several reports on the possible health effects due to overhead power lines, and in consideration of the precautionary principle, the Dutch government initiated research into costs and benefits of measures to reduce the population's exposure to magnetic fields encircling these power lines. In the framework of this research RIVM calculated the number of dwellings in the zones located in the vicinity of 10 to 200 m (measured bilaterally) from the power lines. On basis of these numbers the effects of the technical measures evaluated by KEMA can be assessed. This report describes the method for the counting of the dwellings and the results. The results indicate that in the Netherlands over 120,000 dwellings are situated within a distance of 200 m from an overhead power line. Of these dwellings about 75% are situated along the 150 kV power lines. Smaller zones contain lower numbers of dwellings. About 45,000 dwellings are situated within 100 m, and 5,000 within 30 m of a power line. A spot check showed that inaccuracies in the locations of the pylons and the dwellings are small. Because the remaining inaccuracies become insignificant in averaging over large areas, the RIVM-method is not expected to lead to systematic under- or overestimation of the calculated number of dwellings. A possible direction of a future policy is the reduction of the number of dwellings in those areas where certain levels of the magnetic field are exceeded. In this report a graphic method, which may be useful in evaluating costs and benefits of such a reduction, is proposed.Internationale en nationale rapportages over mogelijke gezondheidseffecten van bovengrondse hoogspannings-lijnen vormden voor de Nederlandse overheid aanleiding om op basis van het voorzorgprincipe te laten onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de blootstelling van de bevolking aan de magnetische velden rond deze hoogspanningslijnen te reduceren. In het kader van dit onderzoek heeft RIVM de aantallen woningen in zones van 10 tot 200 m aan weerszijden van de hoogspanningslijnen geteld. Deze aantallen zijn nodig om de effecten van de door KEMA geinventariseerde technische maatregelen aan de hoogspanningslijnen te kunnen evalueren. Deze rapportage beschrijft de methode en de resultaten van de woningtellingen. In Nederland blijken zich ruim 120.000 woningen binnen 200 m van een hoogspanningslijn te bevinden. Van deze woningen ligt ongeveer 75% rond de 150 kV hoogspanningslijnen. Smallere zones bevatten minder woningen. Binnen 100 m liggen circa 45.000 woningen en binnen 30 m nog ruim 5.000. Op basis van een steekproef is geconcludeerd dat de onnauwkeurigheid in de locaties van de hoogspanningsmasten en van de woningen gering is. Omdat de resterende onnauwkeurigheden bij tellingen over grote gebieden uitmiddelen, is een systematische onder- of overschatting in de berekende aantallen woningen niet waarschijnlijk. Een mogelijk beleidsdoel is het reduceren van het aantal woningen binnen bepaalde magneetveldzones. In dit rapport wordt een methode van presenteren voorgesteld die onderzoek naar een kosten-effectieve aanpak van zo'n reductie kan ondersteunen

    Dwellings near overhead power lines in the Netherlands

    No full text
    Internationale en nationale rapportages over mogelijke gezondheidseffecten van bovengrondse hoogspannings-lijnen vormden voor de Nederlandse overheid aanleiding om op basis van het voorzorgprincipe te laten onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de blootstelling van de bevolking aan de magnetische velden rond deze hoogspanningslijnen te reduceren. In het kader van dit onderzoek heeft RIVM de aantallen woningen in zones van 10 tot 200 m aan weerszijden van de hoogspanningslijnen geteld. Deze aantallen zijn nodig om de effecten van de door KEMA geinventariseerde technische maatregelen aan de hoogspanningslijnen te kunnen evalueren. Deze rapportage beschrijft de methode en de resultaten van de woningtellingen. In Nederland blijken zich ruim 120.000 woningen binnen 200 m van een hoogspanningslijn te bevinden. Van deze woningen ligt ongeveer 75% rond de 150 kV hoogspanningslijnen. Smallere zones bevatten minder woningen. Binnen 100 m liggen circa 45.000 woningen en binnen 30 m nog ruim 5.000. Op basis van een steekproef is geconcludeerd dat de onnauwkeurigheid in de locaties van de hoogspanningsmasten en van de woningen gering is. Omdat de resterende onnauwkeurigheden bij tellingen over grote gebieden uitmiddelen, is een systematische onder- of overschatting in de berekende aantallen woningen niet waarschijnlijk. Een mogelijk beleidsdoel is het reduceren van het aantal woningen binnen bepaalde magneetveldzones. In dit rapport wordt een methode van presenteren voorgesteld die onderzoek naar een kosten-effectieve aanpak van zo'n reductie kan ondersteunen.With reference to several reports on the possible health effects due to overhead power lines, and in consideration of the precautionary principle, the Dutch government initiated research into costs and benefits of measures to reduce the population's exposure to magnetic fields encircling these power lines. In the framework of this research RIVM calculated the number of dwellings in the zones located in the vicinity of 10 to 200 m (measured bilaterally) from the power lines. On basis of these numbers the effects of the technical measures evaluated by KEMA can be assessed. This report describes the method for the counting of the dwellings and the results. The results indicate that in the Netherlands over 120,000 dwellings are situated within a distance of 200 m from an overhead power line. Of these dwellings about 75% are situated along the 150 kV power lines. Smaller zones contain lower numbers of dwellings. About 45,000 dwellings are situated within 100 m, and 5,000 within 30 m of a power line. A spot check showed that inaccuracies in the locations of the pylons and the dwellings are small. Because the remaining inaccuracies become insignificant in averaging over large areas, the RIVM-method is not expected to lead to systematic under- or overestimation of the calculated number of dwellings. A possible direction of a future policy is the reduction of the number of dwellings in those areas where certain levels of the magnetic field are exceeded. In this report a graphic method, which may be useful in evaluating costs and benefits of such a reduction, is proposed.DGM/SA

    Planning new dwellings near overhead power lines

    No full text
    De Nederlandse overheid overweegt om, op grond van het voorzorgprincipe, maatregelen te nemen om de blootstelling van de bevolking aan magnetische velden afkomstig van bovengrondse hoogspanningslijnen te reduceren. Aanleiding hiervoor vormen diverse rapportages over mogelijke schadelijke gezondheidseffecten van deze velden en de bezorgdheid van mensen die bij een hoogspanningslijn wonen. Uit een recent KEMA/RIVM onderzoek gericht op reductie van magnetische velden bij bestaande woningen bleek dat een aanzienlijke reductie van de blootstelling van de bewoners mogelijk is, maar dat de kosten hoog zijn. In deze studie heeft RIVM voor de nieuwbouwplannen die de komende 25 jaar gerealiseerd zullen worden, onderzocht waar een bovengrondse hoogspanningslijn door of dicht langs het plan loopt. Verder is berekend hoeveel nieuwe woningen er binnen die plannen bij een hoogspanningslijn komen te liggen. De Nieuwe Kaart van Nederland bevat bijna 1300 plannen waar woningen gebouwd zullen worden. Van deze plannen worden er 79 doorsneden door een bovengrondse hoogspanningslijn over een totale lengte van 57 km. Een mogelijk verhoogd risico op kinderleukemie zou optreden bij blootstelling aan magnetische velden met een veldsterkte boven ongeveer 0,4 microtesla. Van de 800.000 nieuwe woningen die binnen de plannen van de Nieuwe Kaart gerealiseerd worden, zijn er 10.000 binnen de 0,4 microtesla contour geprojecteerd. Dit betekent een stijging met ruim 40% ten opzichte van de 23.000 woningen die er nu binnen deze contour staan. Daardoor zal de komende 25 jaar het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan veldsterktes boven 0,4 microtesla met circa 40% toenemen. De mogelijkheden voor blootstellingspreventie hangen af van hoe definitief een bouwplan al is ingevuld. Het is, op basis van de gegevens in de Nieuwe Kaart over planstatus en start van de uitvoering, niet mogelijk om daarover een betrouwbare uitspraak te doen. Vaak ligt het woningtype en de precieze locatie van de woningen nog niet vast. Bovendien is de overlap van een bouwplan met het gebied binnen de 0,4 microtesla contour voor de meeste plannen relatief klein. Daarom is het naar verwachting meestal mogelijk een toename in blootstelling van de bevolking te voorkomen door bij de nadere planuitwerking rekening te houden met de aanwezigheid van de hoogspanningslijn(en).On the basis of the precautionary principle, the Dutch government considers measures to reduce the exposure of the population to magnetic fields due to overhead power lines. This consideration was motivated by several reports on possible detrimental health effects due to these fields and by the concern of residents living near a power line. A recent study by KEMA (a consultant to the electricity sector) and the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) into the reduction of magnetic fields in existing dwellings showed a substantial reduction in the exposure of residents to be possible, although at high costs. In the investigation recorded here RIVM studied the plans for new dwellings to be realised in the coming 25 years to discover where an overhead power line is crossing or passing close to the planning area. The expected number of new dwellings to be situated near an overhead power line was also calculated. The 'New map of the Netherlands' includes close to 1300 plans for new dwellings. Of these plans, 79 are transected by an overhead power line over a total length of 57 km. A possibly increased risk for childhood leukaemia is supposed to occur for exposure to magnetic fields with strengths above about 0.4 microtesla. Of the 800.000 new dwellings to be realised within the plans of the 'New map' about 10,000 are planned within the 0.4 microtesla contour. These 10,000 new dwellings will mean an increase of more than 40% with respect to the 23,000 existing dwellings within this contour. Consequently, there will also be an increase of 40% in the number of people exposed to field strengths higher than 0.4 microtesla in the coming 25 years. The opportunities for exposure prevention depend on how definitive a plan for new dwellings is. It is not possible to draw reliable conclusions on this matter, because data in the 'New map' on the status of the plans and on start of the realisation are not very reliable. In most cases, the type of dwellings and their exact location has not yet been established. Furthermore, for most of the plans, the area falling within the 0.4 microtesla contour is relatively small. Since it is expected that the presence of a power line will usually be properly taken into account in working out the plans, an increase in the population's exposure can be prevented.VROM-DGM-SA

    Plannen voor nieuwbouwwoningen bij bovengrondse hoogspanningslijnen

    No full text
    De Nederlandse overheid overweegt om, op grond van het voorzorgprincipe, maatregelen te nemen om de blootstelling van de bevolking aan magnetische velden afkomstig van bovengrondse hoogspanningslijnen te reduceren. Aanleiding hiervoor vormen diverse rapportages over mogelijke schadelijke gezondheidseffecten van deze velden en de bezorgdheid van mensen die bij een hoogspanningslijn wonen. Uit een recent KEMA/RIVM onderzoek gericht op reductie van magnetische velden bij bestaande woningen bleek dat een aanzienlijke reductie van de blootstelling van de bewoners mogelijk is, maar dat de kosten hoog zijn. In deze studie heeft RIVM voor de nieuwbouwplannen die de komende 25 jaar gerealiseerd zullen worden, onderzocht waar een bovengrondse hoogspanningslijn door of dicht langs het plan loopt. Verder is berekend hoeveel nieuwe woningen er binnen die plannen bij een hoogspanningslijn komen te liggen. De Nieuwe Kaart van Nederland bevat bijna 1300 plannen waar woningen gebouwd zullen worden. Van deze plannen worden er 79 doorsneden door een bovengrondse hoogspanningslijn over een totale lengte van 57 km. Een mogelijk verhoogd risico op kinderleukemie zou optreden bij blootstelling aan magnetische velden met een veldsterkte boven ongeveer 0,4 microtesla. Van de 800.000 nieuwe woningen die binnen de plannen van de Nieuwe Kaart gerealiseerd worden, zijn er 10.000 binnen de 0,4 microtesla contour geprojecteerd. Dit betekent een stijging met ruim 40% ten opzichte van de 23.000 woningen die er nu binnen deze contour staan. Daardoor zal de komende 25 jaar het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan veldsterktes boven 0,4 microtesla met circa 40% toenemen. De mogelijkheden voor blootstellingspreventie hangen af van hoe definitief een bouwplan al is ingevuld. Het is, op basis van de gegevens in de Nieuwe Kaart over planstatus en start van de uitvoering, niet mogelijk om daarover een betrouwbare uitspraak te doen. Vaak ligt het woningtype en de precieze locatie van de woningen nog niet vast. Bovendien is de overlap van een bouwplan met het gebied binnen de 0,4 microtesla contour voor de meeste plannen relatief klein. Daarom is het naar verwachting meestal mogelijk een toename in blootstelling van de bevolking te voorkomen door bij de nadere planuitwerking rekening te houden met de aanwezigheid van de hoogspanningslijn(en).<br

    Woningen bij bovengrondse hoogspanningslijnen in Nederland

    No full text
    Internationale en nationale rapportages over mogelijke gezondheidseffecten van bovengrondse hoogspannings-lijnen vormden voor de Nederlandse overheid aanleiding om op basis van het voorzorgprincipe te laten onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de blootstelling van de bevolking aan de magnetische velden rond deze hoogspanningslijnen te reduceren. In het kader van dit onderzoek heeft RIVM de aantallen woningen in zones van 10 tot 200 m aan weerszijden van de hoogspanningslijnen geteld. Deze aantallen zijn nodig om de effecten van de door KEMA geinventariseerde technische maatregelen aan de hoogspanningslijnen te kunnen evalueren. Deze rapportage beschrijft de methode en de resultaten van de woningtellingen. In Nederland blijken zich ruim 120.000 woningen binnen 200 m van een hoogspanningslijn te bevinden. Van deze woningen ligt ongeveer 75% rond de 150 kV hoogspanningslijnen. Smallere zones bevatten minder woningen. Binnen 100 m liggen circa 45.000 woningen en binnen 30 m nog ruim 5.000. Op basis van een steekproef is geconcludeerd dat de onnauwkeurigheid in de locaties van de hoogspanningsmasten en van de woningen gering is. Omdat de resterende onnauwkeurigheden bij tellingen over grote gebieden uitmiddelen, is een systematische onder- of overschatting in de berekende aantallen woningen niet waarschijnlijk. Een mogelijk beleidsdoel is het reduceren van het aantal woningen binnen bepaalde magneetveldzones. In dit rapport wordt een methode van presenteren voorgesteld die onderzoek naar een kosten-effectieve aanpak van zo'n reductie kan ondersteunen.<br
    corecore